ECLI:NL:PHR:2025:824

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
23/01600
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over diefstal in vereniging met geweld en bewijsuitsluiting DNA-rapportage

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor poging tot diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1973, is samen met een medeverdachte betrokken bij een woningoverval waarbij de slachtoffers zijn geconfronteerd met geweld. De verdachte heeft twee middelen van cassatie ingediend, waarbij het eerste middel zich richt op de verwerping van het verweer tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en het tweede middel op de bewijsvoering. Het hof heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is, ondanks het zoekraken van bewijsmateriaal, en dat de bewijsvoering voldoende is om de verdachte te veroordelen. De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot strafvermindering vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof bevestigd, maar heeft de opgelegde gevangenisstraf verminderd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/01600
Zitting26 augustus 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 20 april 2023 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] wegens “poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft het hof een tweetal inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen verbeurdverklaard en beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en in dat verband een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr aan de verdachte opgelegd, een en ander zoals omschreven in het arrest.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaak 23/01739. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Namens de verdachte heeft V.P.J. Tuma, advocaat in Arnhem, twee middelen van cassatie voorgesteld.

2.Het eerste middel

2.1
Het eerste middel klaagt dat het hof het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dan wel vrijspraak van het tenlastegelegde op niet toereikende gronden heeft verworpen.
2.2
Voor een goed begrip van het middel geef ik hieronder kort de achtergrond van de zaak en het procesverloop weer.
2.3
Het gaat in deze zaak om een poging tot een woningoverval. De aangevers zijn midden in de nacht geconfronteerd met twee personen die waren voorzien van gezichtsbedekkende kleding en handschoenen. Na een worsteling zijn de daders de woning ontvlucht. De dag na de poging tot overval zijn in de buurt van de plaats delict door een buurtbewoner een bivakmuts en een paar handschoenen aangetroffen. De voorwerpen zijn, nadat zij door een buurtbewoner aan de politie zijn overgedragen, naar het NFI verzonden en aldaar bemonsterd met als doel DNA van de drager te verzamelen. Deze bemonstering heeft geresulteerd in twee DNA-rapporten (d.d. 23 augustus en 26 november 2019 respectievelijk). Aan de binnenzijde van de rechterhandschoen is een DNA-profiel aangetroffen van de verdachte en minimaal één persoon. De matchkans is vanwege de andere resultaten niet berekend. Aan de binnenzijde van de bivakmuts is tevens het DNA-profiel van de verdachte aangetroffen met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard.
2.4
Namens de verdachte is ter terechtzitting van 15 september 2021 in hoger beroep aangevoerd dat ook DNA van andere, reeds onbekend gebleven personen, op de voorwerpen is aangetroffen. Bij tussenarrest van 29 september 2021 heeft het hof geoordeeld dat het onderzoek onvolledig is geweest en nader onderzoek bevolen:

Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. [betrokkene 1] , naar voren is gebracht.
Bij de beraadslaging is het hof tot het oordeel gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest. Het hof acht het noodzakelijk dat door een DNA-deskundige van het Nationaal Forensisch Instituut nader onderzoek wordt verricht naar het op de bivakmuts en handschoenen aangetroffen DNA-materiaal, teneinde antwoord te kunnen krijgen op de hierna geformuleerde vragen. Het hof merkt daarbij op dat het uit doelmatigheidsoverwegingen ook vragen zal opnemen die vooral relevant zijn in de zaak van de medeverdachte.
De advocaat-generaal en de verdediging worden in de gelegenheid gesteld om binnen een maand na de uitspraakdatum vragen te formuleren voor het nader onderzoek.
Ten aanzien van de handschoenen .
- Op welke locaties op een handschoen verwacht je over het algemeen DNA-sporen van de drager aan te treffen?
- Hoe informatief zijn de genomen bemonsteringen AABY4342NL#01 en AABY4342NL#02 hiervoor?
- Kunt u in het algemeen iets zeggen over het aantreffen van een (enkelvoudig) DNA-profiel van een eerdere drager, maar niet van de meest recente drager?
- Kunt u in het algemeen iets zeggen over het niet achterlaten van DNA/celmateriaal in een handschoen na intensief gebruik/het plegen van een inbraak.
Ten aanzien van de bivakmuts .
- Op welke locaties op een bivakmuts verwacht je over het algemeen DNA-sporen van de drager aan te treffen?
- Hoe informatief zijn de genomen bemonsteringen AAIE8720NL#01 en AAIE8720NL#02 hiervoor?
- Kunt u in het algemeen iets zeggen over het aantreffen van een (volledig) DNA-profiel van een eerdere drager, maar niet van de meest recente drager?
- Kunt u in het algemeen iets zeggen over het niet achterlaten van DNA/celmateriaal bij de mondregio van een bivakmuts nadat deze in ieder geval enkele minuten is gedragen.
Ten aanzien van contaminatie
- Zijn de handschoenen en de bivakmuts gefotografeerd op het moment dat deze werden ontvangen door het NFI? Zo ja, kunnen dan - in verband met de vraag of de voorwerpen wel of niet binnenste buiten werden aangeleverd - foto’s worden overgelegd?
- Kunt u aan de hand van de DNA-profielen die op de handschoenen en de bivakmuts zijn aangetroffen uitspraak doen over welke bemonsteringslocaties mogelijk zijn gecontamineerd als gevolg van het in eenzelfde zak stoppen van de voorwerpen? Kunt u daarnaast uitspraak doen over welke bemonsteringslocaties waarschijnlijk niet of een kleine kans hebben dat ze zijn gecontamineerd.
DNA-onderzoek op activiteitniveau
Het hof ziet in verband met het onderzoek op activiteitenniveau de volgende hypotheseparen voor zich:
Hypothese 1: [medeverdachte] heeft de handschoen, genummerd AABY4342NL. (linkerhandschoen), gedragen tijdens de overval.
Hypothese 2: [medeverdachte] heeft de handschoen, genummerd AABY4342NL, gedragen tijdens een eerder niet aan het delict gerelateerd moment, te weten klussen, en een ander persoon heeft de handschoen gedragen tijdens de overval.
Het hof merkt hierbij op dat door de verdediging niet wordt betwist dat de linkerhandschoen aan het delict kan worden gerelateerd en dat het aangetroffen DNA-materiaal van [medeverdachte] is. In verband met de vraag hoe het kan dat zijn DNA-materiaal in de handschoen is aangetroffen, heeft [medeverdachte] in eerste instantie verklaard dat hij wel eens kluste in een garage en daarbij gebruik maakte van handschoenen. Er is geen concrete informatie bekend over wanneer en hoelang deze handschoenen zouden zijn gedragen. Daarna heeft [medeverdachte] verklaard dat [verdachte] een keer een set handschoenen van [medeverdachte] uit de schuur heeft gepakt. Verder is enkel bekend dat de slachtoffers hebben verklaard dat de twee inbrekers handschoenen en bivakmutsen droegen tijdens de woninginbraak.
Zijn de scenario’s werkbaar voor het NFI en kan er een uitspraak worden gedaan over de waarschijnlijkheid van de bevindingen onder de hypothesen 1 en 2?
Hypothese 3: [verdachte] heeft de bivakmuts, genummerd AAIE8720NL, en handschoen, genummerd AABY4342NL, gedragen tijdens de overval.
Hypothese 4: [verdachte] heeft de bivakmuts, genummerd AAIE8720NL, en handschoen, genummerd AABY4342NL, gedragen tijdens een eerder niet aan het delict gerelateerd moment, en een ander persoon heeft de bivakmuts gedragen tijdens de overval.
Het hof merkt hierbij op dat door de verdediging niet wordt betwist dat de bivakmuts en de rechterhandschoen aan het delict kunnen worden gerelateerd en dat het op en in de bivakmuts en handschoen aangetroffen DNA-materiaal van [verdachte] afkomstig is. De contextinformatie rondom het gebruik van de bivakmuts en handschoen is beperkt. [verdachte] heeft ter terechtzitting van het hof van 15 september 2021 verklaard dat de bivakmuts en handschoenen mogelijk uit zijn, bijna nooit afgesloten, bus zijn weggenomen. [verdachte] zou doorgaans werken met zwarte werkhandschoenen en in de winter een bivakmuts dragen. Deze voorwerpen liggen het gehele jaar opgeslagen in zijn bus.
Er is geen concrete informatie bekend over met welke regelmaat en hoelang deze handschoen en bivakmuts in het verleden door [verdachte] zouden zijn gedragen en wanneer deze spullen uit de bus zouden zijn weggenomen.
Ook heeft [verdachte] ter terechtzitting van het hof verklaard van [medeverdachte] een gereedschapskist te hebben geleend waar mogelijk werkhandschoenen in gezeten kunnen hebben. Verder is enkel bekend dat de slachtoffers hebben verklaard dat de inbrekers handschoenen en bivakmutsen droegen tijdens de woninginbraak.
Zijn de scenario’s werkbaar voor het NFI en kan er een uitspraak worden gedaan over de waarschijnlijkheid van de bevindingen onder de hypothesen 3 en 4?”
2.5
Het door het hof bevolen onderzoek heeft geresulteerd in twee rapporten van het NFI (d.d. 25 maart en 9 juni 2022 respectievelijk). In het eerste rapport wordt aangegeven dat DNA van de drager meestal aan de binnenzijde van een handschoen wordt aangetroffen en dat dit tevens geldt voor een bivakmuts (bij de mondregio) en dat derhalve de voorwerpen op die plaatsen zijn bemonsterd voor de voornoemde onderzoeken die hebben geresulteerd in de DNA-rapporten van 23 augustus en 26 november 2019. In het tweede rapport wordt gerelateerd dat volgens de DNA-deskundige van het NFI de kans op het aantreffen van een enkelvoudig DNA-profiel van een eerdere drager van handschoenen of een bivakmuts nadat deze gedurende minimaal enkele minuten is gedragen door een tweede persoon zeer klein tot klein is. De kans op het niet aantreffen van DNA van deze tweede drager in bemonsteringen van de handschoenen of bivakmuts acht de deskundige eveneens klein.
2.6
Ten aanzien van de verwerping van het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dan wel vrijspraak (ik begrijp dat hier wordt bedoeld vrijspraak als gevolg van het uitsluiten van het DNA-bewijs) heeft het hof het volgende overwogen:

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een schending van het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM, omdat de handschoenen en de bivakmuts in het ongerede zijn geraakt en er geen aanvullend onderzoek aan kan worden verricht, terwijl dit bij tussenarrest van het hof is gelast. Primair moet daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging of, subsidiair, moet vrijspraak volgen.
Oordeel van het hof
Het hof stelt in dit verband voorop dat bij tussenarrest van 29 september 2021 geen onderzoek aan de bivakmuts en de handschoenen is gelast. Ook is daartoe geen verzoek gedaan door de verdediging. Het feit dat de onderzochte voorwerpen in het ongerede zijn geraakt, is niet van invloed gebleken op het al dan niet kunnen beantwoorden van de nadere vragen van het hof door het NFI. Met het zoekraken is weliswaar sprake van een verzuim, maar verdachte is daardoor niet in zijn belangen geschaad. Het hof verwerpt dan ook het verweer van de raadsman op dit punt.”
2.7
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat met het zoekraken van de handschoenen en de bivakmuts aan de verdachte de mogelijkheid is ontnomen om naar de op deze voorwerpen aangetroffen DNA-sporen onderzoekshandelingen te laten verrichten, dan wel een verzoek daartoe in te dienen. Vandaar dat het oordeel van het hof dat het in het ongerede raken van deze voorwerpen de verdachte niet in zijn belangen heeft geschaad onbegrijpelijk is.
2.8
Tegen de achtergrond van het hiervoor weergegeven procesverloop acht ik het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk en tevens toereikend gemotiveerd. Hoewel het tot het bewijs bezigen van bewijsmateriaal, terwijl de verdediging geen tegenonderzoek heeft kunnen verrichten op dat bewijsmateriaal onder omstandigheden een inbreuk op het in art. 6 EVRM vervatte recht op een eerlijk proces kan opleveren [2] , heeft de verdediging in de onderhavige zaak geen verzoek tot DNA-onderzoek ingediend op de terechtzitting van 15 september 2021. Het bij tussenarrest door het hof bevolen onderzoek is blijkens de rapporten van het NFI kennelijk ook zonder beschikking te hebben over de in het ongerede geraakte voorwerpen mogelijk geweest. Verdachtes recht op een eerlijk proces is dus geen geweld aangedaan. In zo’n geval is voor zowel een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie [3] als vrijspraak (als gevolg van de sanctie van bewijsuitsluiting) geen plaats.
2.9
Aan het voorgaande doet wat mij betreft niet af dat de raadsman van de verdachte op de terechtzitting van 6 april 2023 heeft verzocht om nader onderzoek aan de handschoenen te verrichten, hetgeen bij toewijzing van dit verzoek niet mogelijk zou zijn geweest door het kwijtraken van de handschoenen. Dit verzoek is door het hof afgewezen, nu de noodzaak daarvan niet is gebleken. In de cassatieschriftuur wordt deze beslissing niet aangevallen, zodat in cassatie kan worden uitgegaan van de juistheid daarvan. Dit brengt mee dat ook op dit punt de verdachte niet in zijn verdedigingsbelang is geschaad door het kwijtraken van de handschoenen. Bovendien wijs ik erop dat verdachtes DNA ook aan de binnenzijde van de bivakmuts is aangetroffen, hetgeen het hof niet onbegrijpelijk als daderspoor heeft aangemerkt, en dat geen onderbouwd verzoek is gedaan om ook nader onderzoek naar deze muts te laten verrichten.
2.1
Het middel faalt.

3.Het tweede middel

3.1
Het tweede middel klaagt dat de bewezenverklaring niet uit de bewijsvoering kan volgen.
3.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

primair
hij op 6 juni 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit de woning gelegen aan de [a-straat 1] , enig goed, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer 1] en te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, hebbenden zij terwijl zij hun hoofd/gelaat hadden bedekt met een bivakmuts
- een raam (van het kantoor aan de linkerzijde van die woning) hebben geforceerd en (vervolgens) die woning zijn binnen gegaan en
- (vervolgens) naar de slaapkamer van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op de eerste verdieping zijn gegaan en
- een kussen tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt, en
- die [slachtoffer 1] meerdere malen (met kracht) tegen het gezicht hebben geslagen/gestompt en
- met een knie (met kracht) op het middenrif van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
3.3
De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het
proces-verbaal van aangifte, pagina 257-259, voor zover inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 1]– zakelijk weergegeven:
Op woensdag 05 juni 2019, omstreeks 23.00 uur, was ik thuis en ben ik naar bed gegaan. Mijn vrouw was al eerder naar bed gegaan. Wij wonen op het adres [a-straat 1] in [plaats] . Het betreft een vrijstaand huis met twee woonlagen. (...) Dezelfde nacht, zo rond 02.15 uur, werd ik wakker van een schim en omdat ik werd aangeraakt. (...) Ik schrok en nog voordat ik iets kon doen of zeggen kreeg ik mijn eigen kussen in mijn gezicht geduwd. De persoon hield met een hand mijn pols vast en met de ander sloeg hij mij verschillende keren in mijn gezicht. Met zijn knie drukte hij op mijn middenrif wat het meeste pijn deed. Tegelijkertijd hoorde ik mijn vrouw schreeuwen. (...) Ik kon op een gegeven moment allebei mijn armen vrij krijgen en heb de persoon hard op zijn kaak kunnen slaan. Ik zag dat de persoon een bivakmuts droeg en handschoenen aan had. (...) Ik liep mijn kantoor in en zag dat het raam geopend was. De plek waar de personen waarschijnlijk naar binnen zijn gekomen. Ik zag namelijk duidelijke schoensporen. (...) Voor zover ik nu kan zien en beoordelen, is er niets weggenomen.
2. Het
proces-verbaal van verhoor, pagina 262-263, voor zover inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 2]– zakelijk weergegeven:
“Op woensdag 5 juni 2019, omstreeks 21.45 uur, ben ik naar boven gegaan. (...) Ik werd wakker. Ik zag iemand boven mij hangen. (...) Ik zag dat de man in het zwart gekleed was en ik zag dat hij een bivakmuts op had. (...) Ik zag dat de man handschoenen aan had. (...) ik zag en ik voelde dat de man het kussen onder mijn hoofd vandaan trok. Ik zag dal de man het kussen voor mijn gezicht hield. Ik voelde de handschoenen tegen mijn gezicht.”
3. Het
proces-verbaal forensisch onderzoek woning, pagina 269-271, voor zover inhoudende als relaas van
[verbalisant 1]– zakelijk weergegeven:
Ik zag dat het opengebroken raam zich bevond in de voorgevel van het bijgebouw. Het betrof een houten schuifraam dat met metalen stiften kon worden afgesloten. (...) Ik zag dat de metalen stijlen waren verbogen. (...) De aangever verklaarde dat er op de overloop een aantal kast deuren waren geopend maar dat er niets weg leek te zijn genomen.
4. Het
proces-verbaal van bevindingen, pagina 298-300, voor zover inhoudende als verklaring van
[getuige]– zakelijk weergegeven:
V: Wat kunt u vertellen over het aantreffen van de handschoenen en bivakmuts?
A: Ik heb deze gisterenochtend aangetroffen. Dat was rond 09.00 uur in de ochtend. ik trof deze spullen aan op de [a-straat ] als je van [plaats] naar [plaats] rijdt. Ik heb deze spullen vervolgens in een plastic zakje gedaan en deze aan mijn buurman, [slachtoffer 1] gegeven.
V: Waar lagen deze goederen precies?
A: Ze lagen bij elkaar in de berm aan de waterzijde.
V: Wat heeft u gedaan toen u deze spullen aantrof?
A: Ik ben naar huis gegaan om een plastic zak te halen waar ik deze spullen in kon doen. (...) Ik heb toen een plastic zakje om mijn hand gedaan, de bivakmuts en handschoenen heb ik vervolgens met dat plastic zakje opgepakt en in een plastic zak gedaan.
5. Het
proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, pagina 312-313, voor zover inhoudende als relaas van
[verbalisant 1]– zakelijk weergegeven:
Op de plaats delict, [a-straat 1] te [plaats] , is forensisch onderzoek verricht. Hierbij zijn in het kader van de waarheidsvinding de volgende stukken van overtuiging (SVO’s) in beslag genomen:
Goednummer : PL0900-2019165155-2429436
SIN : AABY4342NL
Object : Handschoen
Aantal/eenheid : 2 stuks
Kleur : Zwart
De handschoenen werden de dag na het misdrijf gevonden nabij de plaats delict, ongeveer 300 meter van de woning.
Goednummer : PL0900-2019165155-2429437
SIN : AAIE8720NL
Object : Hoofddeksel (Muts)
Kleur : Zwart
De bivakmuts werd de dag na het misdrijf gevonden nabij de plaats delict, ongeveer
300 meter van de woning.
6. Het
proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige, pagina 312-313, voor zover inhoudende als relaas van
[verbalisant 1]– zakelijk weergegeven:
Op 7 juni 2019 vond de buurvrouw, wonend op [a-straat 2] , in de buurt van de woning [a-straat 1] een bivakmuts en handschoenen.
Deze goederen werden door haar met een plastic zakje opgeraapt en ingepakt, zonder zelf aan te raken. Wel werden alle goederen in één zakje gedeponeerd.
Door collega’s van de basis politiezorg werden de goederen weer gescheiden en veiliggesteld in zogenaamde DNA kits, via waar deze werden aangeboden bij de forensische opsporing.
7. Het
proces-verbaal van bevindingen, pagina 358-359, voor zover inhoudende als relaas van
[verbalisant 2]– zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] vertelde ons dat zijn buurvrouw, [getuige] , bij hem aan de deur kwam en vertelde dat ze een bivakmuts en handschoenen had gevonden in de berm, vlakbij zijn woning. Hij is met haar meegelopen en zij had al plastic zakjes van huis gehaald. De buurvrouw deed toen een plastic zakje om haar hand, zodat zij de bivakmuts en handschoenen niet aan hoefde te raken. [slachtoffer 1] heeft toen de andere plastic dichtgemaakt en mee naar huis genomen. Toen de politie kwam, hebben ze de bivakmuts en handschoenen in andere zakken gedaan en meegenomen. [slachtoffer 1] verklaarde ons dat er niemand in de tussentijd bij de plastic zak was geweest.
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een
rapport van het Nederlands Forensisch Instituutvan 23 augustus 2019, pagina 316-322, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Vraagstelling
Politie Eenheid Midden-Nederland heeft verzocht handschoenen
AABY4342NL en bivakmuts AAIE872ONL te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van wie het DNA op dit onderzoeksmateriaal afkomstig kan zijn.
Onderzoek naar biologische sporen
Handschoenen AABY4342NL
De binnenzijden van beide handschoenen zijn afzonderlijk van elkaar bemonsterd met als doel het verzamelen van DNA van de drager(s) van de handschoenen. De bemonsteringen zijn als AABY4342NL#01 (linkerhandschoen) en AABY4342NL#02 (rechterhandschoen) veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Bivakmuts AAIE872ONL
De binnenzijde van de bivakmuts is ter hoogte van de mondregio bemonsterd met als doel het verzamelen van DNA van de drager(s) van de bivakmuts. Deze bemonstering is als AAIE8720NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AABY4342NL#01
(linkerhandschoen)
DNA-profiel van een man (zie toelichting)
[medeverdachte] (zie ‘DNA-databank’)
kleiner dan 1 op 1 miljard
AABY4342NL#02
(rechterhandschoen)
DNA-mengprofiel
[verdachte] en minimaal één onbekende persoon
Vanwege de overige resultaten niet berekend
AAIE8720NL#01
(bivakmuts)
DNA-mengprofiel
 afgeleid DNA-hoofdprofiel
 DNA-nevenkenmerken
[verdachte] (zie ‘DNA-databank’)
niet geschikt voor een vergelijkend DNA-onderzoek
kleiner dan 1 op 1 miljard
9. Een schriftelijk bescheid, te weten een
rapport van het Nederlands Forensisch Instituutvan 26 november 2019, pagina 330-335, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Onderzoek naar biologische sporen
Handschoenen AABY4342NL
De rug- en handpalmzijde van de buitenzijden van beide handschoenen zijn afzonderlijk van elkaar bemonsterd met als doel het verzamelen van DNA van degene(n) die op die locaties met de handschoenen in contact is (zijn) geweest. De bemonsteringen zijn als AABY4342NL#03 en #05 (linkerhandschoen) en AAIE8720NL#04 en #06 (rechterhandschoen) veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Bivakmuts AAIE8720NL
De buitenzijde van de bivakmuts is ter hoogte van de linkerwang/-kaak bemonsterd met als doel het verzamelen van DNA van degene(n) die op die locatie met de bivakmuts in contact is (zijn) geweest. Deze bemonstering is als AAIE8720NL#02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AABY4342NL#03
(rugzijde linkerhandschoen)
DNA-mengprofiel
[slachtoffer 2] en minimaal twee andere personen, waarvan minimaal één man (zie toelichting 1)
zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’
AABY4342NL#04
(rugzijde rechterhandschoen)
DNA-mengprofiel
[verdachte] en minimaal één onbekende persoon
niet berekend vanwege het resultaat van AABY4342NL#02
AABY4342NL#05
(handpalmzijde linkerhandschoen)
DNA-mengprofiel
[slachtoffer 1] , [verdachte] en minimaal één onbekende persoon
zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’
AABY4342NL#06
(handpalmzijde rechterhandschoen)
DNA-profiel van een vrouw
[slachtoffer 2]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAIE8720NL#02
(buitenzijde bivakmuts ter hoogte van linkerwang/-kaak)
DNA-mengprofiel
[slachtoffer 1] , [verdachte] en minimaal één onbekende persoon
zie ‘Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek’
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Bemonstering AABY4342NL#03 (rugzijde linkerhandschoen) en [slachtoffer 2]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [slachtoffer 2] en DNA-mengprofiel AABY4342NL#03 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AABY4342NL#03 bevat DNA van drie personen;
- De onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [slachtoffer 2] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AABY4342NL#03 is
meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Bemonstering AABY4342NL#05 (handpalmzijde linkerhandschoen) en [slachtoffer 1]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [slachtoffer 1] en DNA-mengprofiel AABY4342NL#05 zijn de volgende aannames gedaan.
- bemonstering AABY4342NL#05 bevat DNA van drie personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [slachtoffer 1] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van [slachtoffer 1] en twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AABY4342NL#05
is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
Bemonstering AABY4342NL#05 (handpalmzijde linkerhandschoen) en [verdachte]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [verdachte] en DNA-mengprofiel AABY4342NL#05 zijn de volgende aannames gedaan.
- bemonstering AABY4342NL#05 bevat DNA van drie personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [verdachte] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 5: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese 6: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AABY4342NL#05 is
meer dan 3 miljoen keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 5 waar is, dan wanneer hypothese 6 waar is.
Bemonstering AAIE8720NL#02 (buitenzijde bivakmuts ter hoogte van linkerwang/-kaak) en [slachtoffer 1]
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [slachtoffer 1] en DNA-mengprofiel AAIE8720NL#02 zijn de volgende aannames gedaan.
- bemonstering AAIE8720NL#02 bevat DNA van drie personen;
- [verdachte] is één van de donoren van DNA in bemonstering AAIE8720NL#02;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [verdachte] en/of [slachtoffer 1] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 7: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] , [slachtoffer 1] en een willekeurige onbekende persoon.
Hypothese 8: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAIE8720NL#02 is
meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerwanneer hypothese 7 waar is, dan wanneer hypothese 8 waar is.
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een
rapport van het Nederlands Forensisch Instituutvan 25 maart 2022, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Beantwoording vragen
Ten aanzien van de handschoenen
vraag 1:
Op welke locaties op een handschoen verwacht je over het algemeen DNA-sporen van de drager aan te treffen?
antwoord vraag 1:
Over het algemeen verwacht ik celmateriaal van de drager van een handschoen op de binnenzijde van een handschoen aan te treffen. In deze zaak zijn de binnenzijden van de linker- en rechterhandschoen bemonsterd gericht op het verzamelen van DNA van de drager(s) van de handschoenen. Dit heeft geresulteerd in bemonsteringen AABY4342NL#01 (binnenzijde linkerhandschoen) en AABY4342NL#02 (binnenzijde rechterhandschoen).
Ten aanzien van de bivakmuts
vraag 5:
Op welke locaties op een bivakmuts verwacht je over het algemeen DNA-sporen van de drager aan te treffen?
antwoord op vraag 5:
Over het algemeen verwacht ik celmateriaal van de drager van een bivakmuts op de binnenzijde van een bivakmuts ter hoogte van de mondregio aan te treffen. In deze zaak is de binnenzijde van de bivakmuts ter hoogte van de mondregio bemonsterd gericht op het verzamelen van DNA van de drager(s) van de bivakmuts. Dit heeft geresulteerd in bemonstering AAIE8720NL#01.
11. Een schriftelijk bescheid, te weten een
rapport van het Nederlands Forensisch Instituutvan 9 juni 2022, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van de handschoenen en de bivakmuts
In algemene zin kan worden aangenomen dat de kans op het aantreffen van DNA van een persoon die als laatste handschoenen of een bivakmuts heeft gedragen groter wordt naarmate deze persoon de kledingstukken langere tijd heeft gedragen. Tegelijkertijd wordt onder deze omstandigheden de kans op het aantreffen van DNA van een eventuele eerdere drager van deze kledingstukken kleiner.
Op basis van studies en mede op basis van mijn kennis en ervaring als DNA-deskundige acht ik de kans op het aantreffen van een enkelvoudig DNA-profiel van een eerdere drager van handschoenen of een bivakmuts nadat deze gedurende minimaal enkele minuten is gedragen door een tweede persoon zeer klein tot klein. De kans op het niet aantreffen van DNA van deze tweede drager in bemonsteringen van de handschoenen of bivakmuts acht ik eveneens zeer klein tot klein.
De kans is…
betekent dat de kans wordt ingeschat…
zeer klein
als kleiner dan 0,05 (5%)
klein
tussen 0,05 en 0,25 (5% en 25%)
Ten aanzien van contaminatie
In deze zaak zijn de handschoenen op het NFI ontvangen in een afgesloten verpakking onder SIN AABY4342NL. De handschoenen zijn bij aanvang van het onderzoek op het NFI aangetroffen met de originele buitenzijden naar buiten. Dit betekent dat contaminatie van DNA van de buitenzijde van de ene naar de buitenzijde van de andere handschoen als gevolg van het bij elkaar verpakken niet kan worden uitgesloten. Contaminatie van DNA van de buitenzijden van de handschoenen naar de binnenzijden (en vice versa) als gevolg van het bij elkaar verpakken van de handschoenen ligt m.i. niet direct in de rede.
12. De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 15 september 2021, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
“Ik ken [medeverdachte] via een vriend. Het bleek dat onze vrouwen bijzonder goed met elkaar konden opschieten. Ik ken [medeverdachte] ongeveer drie à vier jaar.””
3.4
Het hof heeft de volgende bewijsoverwegingen in het arrest opgenomen:

Feiten
Niet ter discussie staat dat:
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 6 juni 2019 in hun woning zijn overvallen door twee mannen met zwarte bivakmutsen en zwarte handschoenen;
- [slachtoffer 1] een van de overvallers een klap op de kaak heeft gegeven;
- bij die overval geen goederen zijn meegenomen;
- op 7 juni 2019 op ongeveer 300 meter van de plaats delict twee zwarte handschoenen en een zwarte bivakmuts zijn aangetroffen door [getuige] ;
- die aangetroffen handschoenen en bivakmuts door [getuige] bij elkaar in een plastic zak zijn gedaan zonder deze met de blote handen aan te raken;
- de handschoenen en bivakmuts vervolgens door de politie opnieuw zijn verpakt in die zin dat de handschoenen bij elkaar in een zak en de bivakmuts in een andere zak zijn gedaan;
- aan de binnenzijde van de linkerhandschoen DNA-materiaal is aangetroffen dat overeenkomt met dat van [medeverdachte] ;
- aan de buitenzijde van de linkerhandschoen DNA-materiaal is aangetroffen dat overeenkomt met dat van [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [verdachte] ;
- aan de binnenzijde van de rechterhandschoen DNA-materiaal is aangetroffen dat overeenkomt met dat van [verdachte] ;
- aan de buitenzijde van de rechterhandschoen DNA-materiaal is aangetroffen dat overeenkomt met dat van [slachtoffer 2] en [verdachte] ;
- aan de binnenzijde van de bivakmuts DNA-materiaal is aangetroffen dat overeenkomt met dat van [verdachte] ;
- aan de buitenzijde van de bivakmuts DNA-materiaal is aangetroffen dat overeenkomt met dat van [slachtoffer 1] en [verdachte] ;
- verdachte en [medeverdachte] elkaar kennen.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat DNA van verdachte én [slachtoffer 2] is aangetroffen aan de binnenzijde van een van de vlakbij de plaats delict gevonden handschoenen. Bovendien volgt uit het afgeluisterde telefoongesprek van verdachte dat verdachte betrokken is bij medeverdachte [verdachte] . Verder heeft verdachte diverse verklaringen afgelegd over de herkomst van zijn DNA in de handschoen, maar deze verklaringen zijn niet onderbouwd of weerlegd door de bewijsmiddelen in het dossier.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om de volgende redenen vrijspraak bepleit. Niet kan worden uitgesloten dat sprake is geweest van contaminatie van DNA-materiaal op de handschoenen en bivakmuts door de manier van verpakken en transporteren. Daarnaast lijkt uit de foto’s in het dossier te volgen dat de handschoenen binnenstebuiten zijn aangetroffen, terwijl deze met de binnenzijde naar binnen zijn aangeleverd bij het NFI. Op die manier kan DNA-materiaal van de buitenzijde naar de binnenzijde zijn overgedragen en betekent het feit dat DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen aan de binnenzijde van de handschoen niet dat hij de laatste drager is geweest.
Verder zijn de conclusies in de aanvullende rapportages van het NFI geformuleerd in algemene – niet op deze zaak toegespitste – termen en met voorbehouden en aannames.
Tot slot volgt uit het afgetapte telefoongesprek tussen [medeverdachte] en diens vriendin, [betrokkene 2] , niet dat met de termen “varken” en “mongool” verdachte wordt bedoeld.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van het bewijs
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en feiten gaat het hof ervan uit dat de kort na het feit en dichtbij de woning van [slachtoffer 2] aangetroffen handschoenen en bivakmutsen zijn gebruikt door de daders van de overval. Het hof overweegt in dit verband allereerst dat de [slachtoffer 2] hebben verklaard dat de overvallers handschoenen en bivakmutsen droegen. Verder is op de handschoenen en de bivakmuts DNA-materiaal aangetroffen dat overeenkomt met dat van [slachtoffer 2] . In het bijzonder acht het hof redengevend dat [slachtoffer 1] heeft verklaard de dader een vuistslag tegen diens kaak heeft gegeven, terwijl het met [slachtoffer 1] profiel overeenkomende DNA-materiaal is aangetroffen exact op die plaats waarover hij heeft verklaard.
Gelet op de NFI-rapportages komt het hof tot de conclusie dat [medeverdachte] één van de daders van de overval is. Zijn DNA is aangetroffen aan de binnenzijde van de linkerhandschoen. Er is geen DNA van een ander aan die binnenzijde aangetroffen. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat een ander dan [medeverdachte] als laatste (en dus tijdens de overval) die handschoen heeft gedragen.
Aan de binnenzijde ter hoogte van de mondregio van de bivakmuts is een DNA-profiel aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [verdachte] (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard). Naast de relatief grote hoeveelheid DNA materiaal van [verdachte] , bevindt zich nog een relatief kleine hoeveelheid DNA in de bemonstering die door het NFI niet geschikt is bevonden voor een vergelijkend DNA-onderzoek. Het hof concludeert hieruit dat het NFI dus niet heeft kunnen vaststellen dat er naast het DNA-hoofdprofiel van [verdachte] zich een DNA-profiel van een ander persoon aan de binnenkant van de bivakmuts bevond. Gelet op hetgeen door het NFI is gesteld met betrekking tot de kans op het vinden van DNA van de laatste drager gaat het hof ervan uit dat [verdachte] voordat de bivakmuts werd achtergelaten, deze als laatste (en dus bij de overval) heeft gedragen.
Alternatief scenario
[medeverdachte] heeft over het aantreffen van zijn DNA aan de binnenzijde van de handschoen tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij de handschoen mogelijk heeft gebruikt in een garage waar hij heeft gewerkt. Nader onderzoek door de politie heeft deze verklaring weerlegd. [medeverdachte] bleek niet in de betreffende garage te hebben gewerkt. Bij de rechtbank heef [medeverdachte] op 3 augustus 2020 verklaard dat hij de handschoen al enige tijd in zijn bezit had. Op een avond was verdachte bij hem. Verdachte vertelde hem dat hij ging knutselen in zijn huis. [medeverdachte] heeft hem toen gereedschap en handschoenen meegegeven. Die handschoenen waren door [medeverdachte] ooit gebruikt.
Tijdens het verhoor bij de politie heeft verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht op het moment dat hem vragen over [medeverdachte] werden gesteld. Tijdens de behandeling van zijn zaak op 22 april 2020 bij de rechtbank wilde verdachte niet zeggen of hij [medeverdachte] kende. Ten aanzien van het aangetroffen DNA op de muts heeft verdachte toen gezegd dat het zou kunnen dat die muts gestolen is uit zijn bus.
Tijdens de zitting op 15 september 2021 in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij de bivakmuts op enig moment heeft gedragen. In de winter draagt hij meestal een bivakmuts tijdens het werken. Hij heeft de muts in zijn bus opgeborgen en niet opgemerkt dat deze was verdwenen. Hij heeft ooit een gereedschapskist geleend van [medeverdachte] . In die kist kunnen handschoenen hebben gezeten, maar hij weet het niet zeker. De kist heeft ongeveer twee maanden in zijn auto gestaan. Bij de schuifdeur van de bus ligt in een vakje zijn winterkleding. Behalve de muts en de handschoenen is er geen winterkleding weggenomen uit zijn bus.
Verdachte heeft dus over het aantreffen van zijn DNA op de handschoenen en bivakmuts (uiteindelijk) aangegeven dat de handschoenen en bivakmuts mogelijk uit zijn bedrijfsbus zijn gestolen.
Deze alternatieve verklaring voor het aantreffen van het DNA van verdachte (en [medeverdachte] ) acht het hof niet aannemelijk. Deze verklaring komt er namelijk op neer dat niet hij en [medeverdachte] de overval hebben gepleegd, maar anderen waarvan verdachte niet weet wie zij zijn. Gelet op resultaten van het DNA-onderzoek, zoals hierboven uiteengezet is, is deze verklaring onaannemelijk.
Conclusie
Gelet op de aangetroffen DNA-sporen van verdachte en [medeverdachte] , is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte een van de daders van de woningoverval is.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm is het handelen van verdachte en [medeverdachte] gericht geweest op het wegenemen van enig goed dat aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toebehoorde. Verdachte is samen met [medeverdachte] binnengedrongen in de woning van [slachtoffer 2] . Nadat zij de woning weer hadden verlaten heeft [slachtoffer 1] een aantal openstaande kastdeuren op de overloop aangetroffen. Hieruit leidt het hof af dat de verdachten op zoek waren naar spullen. Aldus acht het hof het primair tenlastegelegde, een poging tot diefstal met geweld in vereniging, wettig en overtuigend bewezen.”
3.5
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de verdachte ter terechtzitting een verklaring heeft gegeven voor het feit dat zijn DNA op de in de buurt van de plaats delict aangetroffen voorwerpen is gevonden, namelijk dat deze uit zijn bus zijn gestolen door, vermoedelijk, de persoon die de overval heeft gepleegd. Het hof had dit alternatieve scenario niet als onaannemelijk terzijde mogen schuiven, nu uit het DNA-onderzoek is gebleken dat op de bivakmuts en handschoenen DNA-mengprofielen zijn aangetroffen en er DNA van minstens één onbekende persoon is aangetroffen op de bivakmuts en rechterhandschoen.
3.6
Het hof heeft het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario als niet aannemelijk terzijde geschoven. [4] Dit oordeel acht ik niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd, gezien het feit dat op de bivakmuts geen volledig DNA-profiel van een ander dan de verdachte is aangetroffen, hetgeen gezien de bevindingen van de NFI-deskundige (bewijsmiddel 11) zeer onwaarschijnlijk is als het alternatieve scenario van de verdachte waar zou zijn. Voor verdere toetsing van dit met de waardering van feitelijkheden verweven oordeel is in cassatie geen plaats.
3.7
Het middel faalt.

4.Slotsom

4.1
Beide middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
4.2
Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak gaat doen meer dan twee jaren nadat op 24 april 2023 het cassatieberoep is ingesteld. Daarom is de redelijke termijn zoals bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM overschreden. Dat dient te leiden tot strafvermindering. [5] Verder heb ik ambtshalve geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
4.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Parketnummer: 21-001730-20.
2.HR 17 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1451, r.o. 2.4.1.
3.Er is immers geen sprake van “een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd”, welke inbreuk “het verstrekkende oordeel [kan] dragen dat — in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens — “the proceedings as a whole were not fair”” (zie HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889,
4.HR 16 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3359
5.HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, r.o. 3.4.