ECLI:NL:PHR:2025:844
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatie over opzettelijke invoer van cocaïne en verzoek tot videoconferentie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1987, was eerder door de rechtbank Noord-Holland veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor de invoer van cocaïne. De verdachte had via zijn advocaat, G. Spong, twee middelen van cassatie ingediend. Het eerste middel betrof de afwijzing van een verzoek om de verdachte via videoconferentie te horen tijdens de zitting. Het hof had geoordeeld dat de verdachte, door naar Curaçao te reizen, het risico had genomen dat hij niet bij de zitting aanwezig kon zijn. De Hoge Raad bevestigde dat de rechter niet verplicht is om een verzoek tot videoconferentie toe te wijzen en dat de afwijzing van het verzoek voldoende gemotiveerd was. Het tweede middel betrof de motivering van het bewezenverklaarde opzet op de invoer van cocaïne. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmotivering van het hof niet onbegrijpelijk was en dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de inhoud van zijn bagage. De Hoge Raad concludeerde dat beide middelen falen en dat de redelijke termijn voor de uitspraak was overschreden, wat leidde tot strafvermindering. De uitspraak van het hof werd vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.