Conclusie
1.Veerhuis Heerewaarden V.O.F.
[eiser 2]
[eiser 3]
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten
3.Het procesverloop
A-G) in een brief aan de gemeente Maasdriel van 3 oktober 2017 heeft geschreven dat hij de gewijzigde borden in 2009 of iets later heeft gezien en toen heeft opgemerkt dat de voetveer en knooppunten in Heerewaarden niet meer op de borden stonden;
4.Bespreking van het cassatiemiddel
moedwilligwijzigen van de fietsroute) door ’t Oude Veerhuis in hoger beroep niet langer werd gehandhaafd. Tegen rov. 3.8 zijn in cassatie geen klachten gericht. De bedoelde feitelijke grondslag heeft het hof dus uiteindelijk niet beoordeeld, waarmee niet is in te zien welk belang er bij de klacht van subonderdeel 1.2 bestaat.
X/Deutsche Bankde geldende regels voor de korte verjaringstermijn op een rij gezet (voetnoten weggelaten): [10]
TMG/Staatoverwogen dat de benodigde kennis voor de start van de korte verjaringstermijn ook betrekking heeft op de schade en het causaal verband: [11]
A-G] verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. (…)
BASF/X(in de context van lichamelijke klachten): [12]
Mispelhoef/Staatop dit punt: [13]
A-G] zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. (…). Dit betekent evenmin dat is vereist dat de benadeelde steeds ook met de (exacte) oorzaak van de schade bekend is (…).”
doortekortschietend of foutief handelen van de aangesproken persoon.
en daarmee dus ook”, rov. 3.2).
daadwerkelijkebekendheid – weet dat haar (beweerdelijke)
schadeis of wordt veroorzaakt
dooreen fout of tekortkoming van een persoon. Absolute zekerheid is weliswaar niet vereist, maar een vermoeden is onvoldoende.
X/Betonmortelfabriek Tilburg Bemoti c.s.(onderdeel 2.4): [20]
X/Betonmortelfabriek Tilburg Bemoti c.s.
Didam-arrest over het bieden van mededingingsruimte en transparantie bij de verkoop van onroerend goed door een overheidslichaam, buiten beschouwing blijven. [24] Overigens is m.i. van een ‘Didam-situatie’ in het onderhavige geval geen sprake.
in casuwel sprake is van bijzondere omstandigheden, althans dat deze mededeling het oordeel van het hof in rov. 3.12 in zoverre onbegrijpelijk dan wel anderszins onvoldoende gemotiveerd maakt. Van een overheidsvennootschap die de voornoemde mededelingen heeft gedaan, met name over het feit dat bestaande routes het uitgangspunt van het fietsknooppuntennetwerk zouden vormen, mag immers in beginsel verlangd worden dat zij rekening houdt met de gerechtvaardigde belangen van een partij, die mede vanwege de voornoemde mededelingen het onderhavige veer exploiteert, althans dat zij een dergelijke partij minimaal nader informeert over een voorgenomen afwijking van de medegedeelde uitgangspunten.
fietsroute Fort Sint Andries” (kennelijk wordt bedoeld de volgende zin uit rov. 3.12: “
Daarbij is ook van belang dat de oude fietsroute Fort Sint Andries niet langs de horecagelegenheid liep en ook niet over het veer liep: de kortste afstand tussen de fietsroute en de horecagelegenheid was ruim 85 meter.”), gezien het eerder gestelde, ook niet ten grondslag leggen aan het oordeel van het hof ter zake. Ook in zoverre zou het oordeel van het hof in rov. 3.12 over de afwezigheid van bijzondere omstandigheden onbegrijpelijk zijn dan wel anderszins niet afdoende gemotiveerd.
5.Bespreking van het voorwaardelijk incidenteel cassatiemiddel
na(ast) gegrondbevinding van het principaal beroep (voldoende) belang heeft bij de beoordeling van” de klachten in haar incidenteel cassatieberoep. [27]