ECLI:NL:RBAMS:2015:2739

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
11 mei 2015
Zaaknummer
AMS 13- 3065
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van schadevergoeding voor waardevermindering van een woning door de aanleg van de Westrandweg

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een woning te Amsterdam, en de Minister van Infrastructuur en Milieu. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit over schadevergoeding ongegrond werd verklaard. De schadevergoeding was toegekend op basis van de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999, maar eiseres was van mening dat de waardevermindering van haar woning door de aanleg van de Westrandweg niet correct was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren voor twijfel aan de waardevermindering zoals vastgesteld door de Commissie Ten Kate, die zowel op ervaring als op feitelijk onderzoek was gebaseerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond omdat verweerder ten onrechte geen vergoeding voor kosten van rechtsbijstand had toegekend. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 245,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het griffierecht van € 160,- aan eiseres moet vergoeden en de proceskosten tot een totaalbedrag van € 1.475,58 moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/3065

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 april 2015 in de zaak tussen

[naam], te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. C.J.J. Hartendorf),
en

de Minister van Infrastructuur en Milieu, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Herczog).

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2012, verzonden op 22 november 2012, (het primaire besluit I) heeft verweerder op grond van de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 (de Regeling) aan eiseres een schadevergoeding toegekend van € 12.750,- te vermeerderen met de wettelijke rente.
Bij besluit van 12 februari 2013 (het primaire besluit II) heeft verweerder de motivering van het primaire besluit I gewijzigd. Het in het primaire besluit I aan eiseres toegekende bedrag is ongewijzigd gebleven.
Bij besluit van 23 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2015.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. M.A. Hoogkamer, kantoorgenoot en waarnemer van gemachtigde van eiseres. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Namens verweerder is eveneens verschenen [gemachtigde 1]. Tevens is met verweerder verschenen [betrokkene], lid van de deskundigencommissie Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 (de Commissie Ten Kate).

Overwegingen

1. Eiseres is sinds 10 oktober 1986 eigenaar van het perceel met woning gelegen aan de [adres] te Amsterdam. De voorkant van de woning van eiseres ligt op circa [aantal meters] afstand van [het gedeelte] van het talud van de Westrandweg.
2. Op 13 maart 2008 heeft verweerder het Tracébesluit Westrandweg (het Tracébesluit) vastgesteld voor de aanleg van de Westrandweg. Het Tracébesluit is op 23 maart 2008 bekend gemaakt en op 29 juli 2009 onherroepelijk geworden. Het ziet op een nieuw aan te leggen stuk snelweg van rijksweg A5 met twee keer twee rijstroken, gepland tussen knooppunt Raasdorp en een beoogde nieuwe aansluiting op rijksweg A10, nabij de Coentunnel.
3. Eiseres heeft op 31 augustus 2010 bij verweerder een verzoek ingediend om schadevergoeding op grond van de Regeling ten gevolge van schade veroorzaakt door het Tracébesluit en de daaropvolgende aanleg van de Westrandweg.
4. Bij het primaire besluit I heeft verweerder, onder verwijzing naar het definitieve advies van de Commissie Ten Kate van 3 oktober 2012 en het conceptadvies van de Commissie Ten Kate van 23 mei 2012, aan eiseres een schadevergoeding toegekend van € 12.750,- voor permanente schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De permanente schade bedraagt € 15.000,- met een aftrek wegens normaal maatschappelijk risico van 15%, ten bedrage van € 2.250,-. Verweerder heeft geen schadevergoeding toegekend voor tijdelijke schade. Evenmin heeft verweerder een vergoeding toegekend voor de door eiseres gemaakte kosten voor een adviseur.
5. Bij het primaire besluit II heeft verweerder, naar aanleiding van een aantal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 28 november 2012 (zie onder meer: ECLI:NL:RVS:2012:BY4393), onder toepassing van artikel 6:18, thans artikel 6:19, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het primaire besluit I gewijzigd in die zin dat het toepasselijke beoordelingsstelsel voor permanente schade het stelsel van planschade is en niet het stelsel van nadeelcompensatie. Verweerder heeft te kennen gegeven dat de schadevergoeding voor permanente schade – met toepassing van de planschadesystematiek – voor eiseres, mede gebaseerd op het advies van de Commissie Ten Kate, op een bedrag van € 12.500,- zou uitkomen. Omdat in het primaire besluit I al een bedrag van € 12.750,- aan eiseres was toegekend, heeft verweerder besloten het al toegekende bedrag van € 12.750,- niet te wijzigen.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Permanente schade
7. De rechtbank stelt voorop - en tussen partijen is niet langer in geschil - dat het verzoek om vergoeding van schade die wordt geleden ten gevolge van het Tracébesluit, beoordeeld dient te worden naar de maatstaven die gelden voor de beoordeling van planschade.
8. Eiseres heeft in beroep aangevoerd – kort gezegd – dat zij zich niet kan verenigen met het door verweerder overgenomen standpunt van de Commissie Ten Kate dat de daling van 2,2% van de waarde van de woning – ten opzichte van een gemiddelde waardedaling van 7% in de nabije omgeving – gerechtvaardigd is. De waardedaling van 2,2% is volgens eiseres ondeugdelijk gemotiveerd, omdat verweerder slechts verwijst naar het advies van de Commissie, en het enkele verwijzen getuigt van onzorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming. Er wordt afgeweken van de gangbare maat van 7% voor waardedaling, en dat komt dus in het geval van eiseres neer op een afwijking van 4,8% van de gangbare maat. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom die afwijking redelijk is. Dat bij een andere woning die maar [aantal meters] dichter bij het tracé ligt, is uitgegaan van een waardedaling van 6,7%, is onbegrijpelijk, aldus eiseres.
9. De Commissie Ten Kate heeft blijkens het conceptadvies van 23 mei 2012 de waarde van de woning van eiseres direct vóór de inwerkingtreding van het Tracébesluit op 23 maart 2008 op een bedrag van € 580.000,- getaxeerd. De Commissie heeft getaxeerd dat de woning direct na inwerkingtreding van het Tracébesluit nog een waarde had van € 567.500,-, zodat de permanente waardevermindering van de woning € 12.500,- bedraagt. De Commissie heeft de waardevermindering bepaald door het maken van een vergelijking tussen enerzijds de waarde van de woning zonder Tracébesluit, uitgaande van een maximale invulling van bouwmogelijkheden op basis van het bestemmingsplan, en anderzijds de waarde die de woning na aanleg van de Westrandweg vermoedelijk zal hebben. Deze vergelijking, de zogenaamde intuïtieve toetsing, is gebaseerd op de ervaring, kennis en intuïtie van de commissieleden. Vervolgens heeft de Commissie deze intuïtieve bepaling van de waardevermindering getoetst door middel van onderzoek naar transacties die betrekking hebben op woningen aan de [adres] en tot stand zijn gekomen na 1990. Het betreft transacties met betrekking tot woningen gelegen op een afstand van minder dan [aantal meters] van de rand van de Westrandweg en woningen gelegen op een afstand van meer dan [aantal meters] van de rand van de Westrandweg. De Commissie heeft ingeschat dat de overeengekomen prijzen van woningen behorend tot de eerste groep wel en de prijzen van woningen behorend tot de tweede groep niet door de komst van de Westrandweg en de plannen die daartoe zijn opgesteld beïnvloed zijn. Voor beide groepen is, na indexering van de koopprijzen naar de peildatum 23 maart 2008, een gemiddelde prijs per m2 woonoppervlak bepaald. Het verschil tussen de gemiddelde waarde per m2 woonoppervlak van een aantal onderzochte woningen gelegen op minder dan [aantal meters] van de Westrandweg en de gemiddelde waarde per m2 woonoppervlak van de onderzochte woningen gelegen op meer dan [aantal meters] van de Westrandweg is afgerond 7%. Volgens de Commissie is 7% een bruikbare maat ter bepaling van de waardevermindering van de woningen in de omgeving van het tracé van de Westrandweg. In een concreet geval zal telkens onderzocht moeten worden of en in hoeverre er aanleiding bestaat om van dit gemiddelde af te wijken. De door de Commissie getaxeerde waardevermindering van € 12.500,- is ongeveer gelijk aan 2,2% van de door de Commissie getaxeerde waarde van de woning voorafgaande aan het in werking treden van het Tracébesluit. De Commissie acht dat – van de gangbare maat afwijkende – percentage gezien de omstandigheden gerechtvaardigd. Doordat de Westrandweg ten noorden van [adres] in noordelijke richting van de woning afbuigt, blijft het effect van de aanleg van dit deel van de Westrandweg op het zicht vanuit de achtertuin en de woning enigszins beperkt. Ook het effect op het zicht vanuit de voortuin en de woning van de aanleg van het zuidelijk van de [adres] gelegen deel van de Westrandweg zal enigszins beperkt blijven, doordat dit deel van de Westrandweg zich [richting] van de woning bevindt terwijl de woning in [richting] is georiënteerd. De afstand van de woning tot het tracé is groter dan de gemiddelde afstand bij de onderzochte woningen, aldus de Commissie.
10. In het definitieve advies van 3 oktober 2012 heeft de Commissie Ten Kate – onder meer – verwezen naar bovengenoemde punten in het conceptadvies en is het advies ten aanzien van de getaxeerde waardevermindering van de woning niet gewijzigd ten opzichte van het conceptadvies. De Commissie heeft met betrekking tot het zicht op de Westrandweg vanuit de woning en de achtertuin nader toegelicht dat het zicht op de Westrandweg beperkter is dan zonder de noordelijke afbuiging het geval geweest zou zijn. Wat betreft het zicht vanuit de woning op het deel van de Westrandweg ten zuiden van [adres] geldt ook dat dit beperkter is dan wanneer de woning in de richting van dit deel van de Westrandweg georiënteerd geweest zou zijn. De Commissie heeft voorts – onder verwijzing naar het conceptadvies – nader toegelicht dat een taxatie van de waardevermindering op basis van planvergelijking zal leiden tot een lagere uitkomst dan uit marktgegevens lijkt te volgen, omdat in de ‘oude’ situatie het zicht vanuit de woning bij maximale invulling van de planologische mogelijkheden minder is dan in werkelijkheid. De Commissie heeft verder toegelicht waarom woningverkopen vanaf 1990 betrokken zijn in de toetsing van de intuïtieve toets. De reden daarvoor was gelegen in het eerdere tracébesluit van 8 maart 1991 waarvan kort daarna nog niet was te voorzien dat de komst van de Westrandweg nog een groot aantal jaren op zich zou laten wachten. De Commissie heeft benadrukt dat de in het conceptadvies opgenomen becijferingen een toetsing vormen van haar intuïtieve taxatie. De Commissie heeft niet willen zeggen dat de waardevermindering op basis van die becijferingen eenduidig bepaald kan worden. De Commissie heeft de waardevermindering intuïtief bepaald, en heeft vervolgens onderzocht of de aldus gevonden waardevermindering de door haar beschreven toetsing doorstaat. Dat is naar het oordeel van de Commissie het geval.
11. Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:176) mag een bestuursorgaan een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade baseren op een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige, indien uit dat advies blijkt welke feiten en omstandigheden aan de conclusies van dat advies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht. In deze uitspraak heeft de Afdeling tevens overwogen
dat de rechter een door een bestuursorgaan aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegde deskundigenoordeel slechts terughoudend kan toetsen. De maatstaf bij de te verrichten toetsing is niet de eigen waardering door de rechter van de nadelen van de planologische wijziging, maar de vraag of grond bestaat voor het oordeel dat het bestuursorgaan, gelet op de motivering van het advies, zich bij de besluitvorming in redelijkheid niet op dat deskundigenoordeel heeft kunnen baseren. Dit laat onverlet dat de besluitvorming dient te voldoen aan de eisen die door het recht aan de zorgvuldigheid en de motivering worden gesteld en dat de rechter de besluitvorming daaraan dient te toetsen.
12. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunt voor twijfel aan de door de Commissie Ten Kate getaxeerde waardevermindering. De rechtbank overweegt dat de Commissie Ten Kate in het conceptadvies van 23 mei 2012 en voorts in het definitieve advies van 3 oktober 2012 heeft toegelicht hoe eerst een intuïtieve taxatie is verricht en hoe deze vervolgens is getoetst aan onderzoek naar feitelijk verrichte transacties voor woningaankopen na 1990. Ter zitting heeft deskundige [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) nader toegelicht op welke wijze de Commissie te werk is gegaan. De Commissie heeft vooronderzoek gedaan waarbij transacties ten aanzien van 43 panden zijn vergeleken, waarvan 18 woningen binnen een afstand van [aantal meters] tot de Westrandweg lagen en 25 woningen op een afstand van meer dan [aantal meters] van de Westrandweg. Op basis daarvan is een gemiddelde prijs per vierkante meter vastgesteld. Vervolgens zijn daar per geval plussen en minnen bij gezet aan de hand van bijvoorbeeld de staat van het onderhoud, de aanwezigheid van bijgebouwen en andere factoren. Ook is gekeken of de schade zich aan de voorzijde of/en de achterzijde van de woning voordeed. Als de schade maar op één zijde betrekking had, is het percentage gehalveerd. Vervolgens is gekeken of het percentage dat zo werd berekend paste bij de intuïtieve taxatie, aldus [betrokkene]. De rechtbank overweegt dat de Commissie de waardevermindering dus, blijkens de adviezen en hetgeen ter zitting is toegelicht, heeft bepaald zowel op grond van ervaring en intuïtie als op grond van feitelijk en rekenkundig onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Commissie hiermee een gedegen onderzoek verricht, en is de Commissie, anders dan eiseres stelt, niet enkel op de intuïtie en ervaring van de Commissieleden afgegaan. Dat de Commissie omstandigheden als de ligging van de woning en de tuin en het zicht vanuit de woning en de tuin op de weg op de Westrandweg heeft betrokken bij haar taxatie, en dat daardoor een lager percentage wordt gehanteerd dan de gangbare maat, komt de rechtbank niet onredelijk voor. Uit de adviezen blijkt genoegzaam welke feiten en omstandigheden aan de conclusies van de adviezen van de Commissie ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies zijn voorts niet onbegrijpelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich met betrekking tot de vergoeding van de permanente schade op de adviezen van de Commissie mocht baseren.
Tijdelijke schade
13. Eiseres heeft tevens verzocht om vergoeding van tijdelijke schade, omdat zij gedurende 18 maanden geluidsoverlast heeft ondervonden. Indien eiseres de overlast wilde ontvluchten, diende zij haar eigen woning te verlaten. Zij is dus ernstig gehinderd in het genot van haar eigendom. Voor eiseres was deze hinder ook niet te voorzien. De duur, intensiteit en omvang van de hinder zijn van dien aard dat deze het normaal maatschappelijk risico te boven gaan. Het gaat om grootschalige bouwactiviteiten, waaronder heiwerkzaamheden. Er reden vrijwel dagelijks – van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat – zware vrachtwagens af en aan.
14. De rechtbank overweegt dat op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling gestelde schade die niet of niet uitsluitend kan worden aangemerkt als een rechtstreeks gevolg van het Tracébesluit maar wel aan daaruit voortvloeiende besluiten of uitvoeringshandelingen dient te worden aangemerkt als een verzoek om nadeelcompensatie, waarbij alsdan onder meer de vraag dient te worden beantwoord of er sprake is van buiten het normale risico vallende en op een beperkte groep burgers drukkende schade (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT0572). Ook bij tijdelijke hinder dient te worden onderzocht of er voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de woon- en leefsituatie ten gevolge van uitvoeringshandelingen in negatieve zin zou worden gewijzigd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2006 ECLI:NL:RVS: 2006: AZ5163). Onder omstandigheden kan er aanleiding zijn schade bestaande uit tijdelijk verlies van woongenot ten laste van de benadeelde te laten, indien de aard, de geringe ernst en de beperkte duur van dat verlies daartoe aanleiding geven (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA6794).
15. Verweerder heeft ten aanzien van de door eiseres ondervonden overlast er op gewezen dat het vooral ging om last van het geluid van vrachtwagens en van de heiwerkzaamheden. Er is een aangepaste heimethode gebruikt die minder overlast gaf, aldus verweerder. Bij de aanleg van de Westrandweg is vooral doordeweeks en overdag gewerkt, gedurende een periode van achttien maanden. Incidenteel is er in het weekend overdag gewerkt. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de intensiteit en de omvang van de hinder niet van dien aard zijn dat deze het normaal maatschappelijk risico te boven gaan. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op de adviezen van de Commissie Ten Kate.
16. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht geen aanleiding voor
het oordeel dat verweerder zich bij de afwijzing van vergoeding van tijdelijke schade niet op de adviezen van de Commissie Ten Kate heeft mogen baseren. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de ondervonden overlast en hinder behorende bij de aanleg van de Westrandweg van dien aard is (geweest) dat dit het normaal maatschappelijk risico te boven gaat. Eiseres heeft niet dan wel onvoldoende onderbouwd waaruit de specifieke overlast zou hebben bestaan, die maakt dat er gelet op de aard en de ernst van die overlast aanleiding zou bestaan de tijdelijke schade te vergoeden.
Kosten deskundige bijstand
17. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de kosten van deskundige bijstand. Deze bijstand was noodzakelijk vanwege de discussie tussen verweerder en de adviescommissie over de toepasselijke systematiek (planschade of nadeelcompensatie), die het advies van de Commissie zodanig gecompliceerd maakte dat van eiseres niet kon worden verwacht deze discussie zonder deskundige bijstand volledig te doorgronden.
18. In artikel 6.5, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat indien burgemeester en wethouders een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.1 toekennen, burgemeester en wethouders daarbij tevens de redelijkerwijs gemaakte kosten van rechtsbijstand en andere deskundige bijstand vergoeden. Uit dit artikel, gelezen in samenhang met de uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX1032), volgt dat de kosten van rechtsbijstand alleen worden vergoed als deze redelijkerwijs zijn gemaakt en uitsluitend als het gaat om kosten die de aanvrager maakt vanaf het moment dat de door verweerder ingeschakelde deskundige een concept-advies dan wel advies over de aanvraag aan verweerder heeft uitgebracht tot het moment dat verweerder op de aanvraag een besluit heeft genomen waartegen rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld (dubbele redelijkheidstoets).
19. De rechtbank stelt vast dat wordt gevraagd om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die zijn gemaakt vanaf het moment dat het conceptadvies van de Commissie Ten Kate is uitgebracht tot het moment dat het primaire besluit is genomen. Daarmee voldoet het verzoek wat betreft de periode aan de hierboven genoemde Afdelingsuitspraak. Dit betreft in het geval van eiseres de periode van 23 mei 2012 tot en met 22 november 2012. Blijkens het kostenoverzicht dat eiseres in beroep heeft overgelegd heeft zij in die periode
€ 598,50 aan kosten voor rechtsbijstand gemaakt. Dit overzicht zal, anders dan verweerder ter zitting heeft bepleit, bij de beoordeling worden betrokken.
20. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bijstand niet redelijkerwijs noodzakelijk was en dat de bijstand die aan eiseres is gegeven niet tot een ander advies heeft geleid. Dit laatste punt – namelijk aanpassing van het advies naar aanleiding van deskundige bijstand – is naar het oordeel van de rechtbank geen criterium bij de beoordeling of eiseres in aanmerking komt voor vergoeding van de gemaakte kosten. De rechtbank verwijst in dit verband naar de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2012.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het inroepen van juridische bijstand in het geval van eiseres redelijk was in bovengenoemde periode. De werkzaamheden die blijkens het overzicht zijn verricht acht de rechtbank niet onredelijk. De rechtbank zal het beroep van eiseres dan ook om die reden gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij het verzoek om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in de zin van artikel 6.5 van de Wro is afgewezen. De rechtbank zal op dit punt zelf in de zaak voorzien door de primaire besluiten op dit punt te herroepen en de kostenvergoeding vast te stellen en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b van de Awb, te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit. De rechtbank zoekt wat betreft de omvang van de te vergoeden kosten aansluiting bij het Besluit proceskosten bestuursrecht en de punten die voor een schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek worden toegekend, en acht toekenning van 0,5 punt redelijk. Dat komt neer op een door verweerder te vergoeden bedrag van € 245,-.
21. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
22. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar en in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.470,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1). Eiseres heeft voorts verzocht om veroordeling van verweerder in de reiskosten ten bedrage van € 5,58. De door eiseres gevraagde reiskosten van € 5,58 komen voor vergoeding in aanmerking. De aan eiseres te vergoeden proceskosten bedragen in totaal € 1.475,58.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het verzoek om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in de zin van artikel 6.5 van de Wro is afgewezen;
  • herroept de primaire besluiten voor zover daarbij is beslist dat het verzoek om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in de zin van artikel 6.5 van de Wro is afgewezen, bepaalt dat verweerder eiseres een vergoeding voor rechtsbijstand in de zin van artikel 6.5 van de Wro toekent van € 245,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.475,58.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, voorzitter, en mr. M.M. Verberne en mr. S.E. Reichert, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. Breimer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2015.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.