In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft de intrekking van bijstand van [eiser] met ingang van 28 december 2016, na een opschorting van de bijstand. Het college had op 30 december 2016 een melding ontvangen dat er een andere persoon, H. [naam], op het adres van [eiser] stond ingeschreven. Dit leidde tot een uitnodiging voor een gesprek, waaraan [eiser] niet voldeed. Het college heeft vervolgens de bijstand van [eiser] ingetrokken en een bedrag teruggevorderd over een periode waarin hij inkomsten had ontvangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] niet is verschenen op de uitnodigingen voor het gesprek en dat hij verzuimd heeft om aan de verzoeken van het college te voldoen. De rechtbank oordeelt dat de termijn van twee dagen voor de uitnodiging voldoende was, ook al viel deze rondom de feestdagen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [eiser] verantwoordelijk is voor het bijhouden van zijn post en dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden door de inschrijving van H. [naam] niet te melden. Hierdoor kon het college het recht op bijstand niet vaststellen, wat leidde tot de intrekking van de bijstand.
De rechtbank heeft beide beroepen van [eiser] ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Bakker, griffier.