16.2De rechtbank heeft eerder in deze uitspraak geoordeeld dat de bestreden besluiten 1, 2 en 3 een ondeugdelijke arbeidskundige grondslag hebben. Dit betekent dat verweerder in het bestreden besluit 4 ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser de eerder geduide functies die als “zijn arbeid” zijn aangemerkt, kan uitoefenen. Wat dit betekent voor het bestreden besluit 4, zal de rechtbank hierna overwegen.
Conclusie en slotoverwegingen
17. De beroepen tegen de bestreden besluiten 1, 2, 3 en 4 zijn gegrond. De rechtbank vernietigt deze besluiten wegens strijd met de wet.
18 Vanwege het gebrek kunnen de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten niet in stand blijven. De rechtbank zal daarom ook niet zelf in de zaken voorzien. De rechtbank ziet geen reden de bestuurlijke lus toe te passen omdat het arbeidskundig onderzoek overnieuw gedaan moet worden. Verweerder zal daarom opnieuw moeten beslissen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak.
19. Omdat de beroepen gegrond zijn, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht in alle drie de zaken vergoeden.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank beschouwt daarbij de zaaknummers AMS 16/2880 en AMS 16/6513 als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De proceskosten stelt de rechtbank op grond van Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.475,- (2 punten voor het indienen van beroepschriften, 2 punten voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het geven van een schriftelijke reactie en 0,5 punt voor het verschijnen op een nadere zitting in zaaknummer AMS 16/2880, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1)