Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 24 oktober 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 13 maart 2019.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
strijd met regelgeving
in het jaar van de aflossingvergoedingsvrij afgelost mag worden” en in art. 10 lid 1 GHF: “De hypothecair financier zal de consument toestaan, zonder dat deze tot betaling van enige vergoeding gehouden is,
elk kalenderjaar niet cumulatiefextra aflossingen te doen tot een bedrag gelijk aan tien procent van de oorspronkelijke hoofdsom van de hypothecaire financiering” (nadruk rechtbank). Een van die praktijk afwijkende regeling in de tussen partijen geldende overeenkomst zou uiteraard voorgaan, maar de tekst van artikel 11 AV bevat die kennelijk niet. De rechtbank vindt derhalve geen grond waarop [eiseres] van de door haar voorgestane uitleg had mogen uitgaan, zodat de vordering in dit opzicht voor afwijzing gereed ligt.