8.2.Uit het dossier blijkt over het berekeningsjaar 2016 het volgende. Aan eiseres is bij voorschotbeschikking van 28 december 2015 een bedrag van € 14.178,- aan kinderopvangtoeslag over het jaar 2016 toegekend. Op 29 februari 2016 ontvangt de Belastingdienst Toeslagen een melding dat eiseres de kinderopvangtoeslag stopzet. Bij herziene voorschotbeschikking van 21 april 2016 is aan eiseres een bedrag van € 2.363,- aan kinderopvangtoeslag over het jaar 2016 (de periode 1 januari 2016 tot en met 29 februari 2016) toegekend. Bij besluit van 7 september 2017 heeft de Belastingdienst Toeslagen eiseres meegedeeld dat de kinderopvangtoeslag over het jaar 2016 nog niet definitief is berekend, omdat niet alle gegevens bekend zijn. Vervolgens heeft eiseres verzocht om een persoonlijke betalingsregeling en is het primaire besluit 2 en, na door eiseres gemaakt bezwaar, het bestreden besluit 2 genomen.
9. Met betrekking tot het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag over 2015 en 2016 verwijt de Belastingdienst Toeslagen eiseres, naast het niet reageren op de informatieverzoeken van 25 juni 2016 en 4 oktober 2016, dat zij niet tijdig heeft doorgegeven dat geen gebruik is gemaakt van kinderopvang. Volgens de wet had zij binnen vier weken een relevante wijziging door moeten geven. Uiteindelijk is pas in de loop van 2016 doorgegeven dat de kinderopvang al omstreeks april 2015 is beëindigd. En in 2016 is een voorschot ontvangen terwijl er in het geheel geen kinderopvang is geweest. Omdat daarom sprake is van grove schuld bij het ontstaan van de terugvordering, is er voor de Belastingdienst Toeslagen geen mogelijkheid om een persoonlijke betalingsregeling met eiseres te treffen.
10. Voor de tekst van de relevante bepalingen uit de regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
11. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 4 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3389) is het in geval de Belastingdienst Toeslagen een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling afwijst vanwege opzet of grove schuld, aan de Belastingdienst Toeslagen om aannemelijk te maken dat de belanghebbende opzet of grove schuld aan het ontstaan van de terugvordering kan worden tegengeworpen. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraken van 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3105 en van 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:99) is het niet verstrekken van gegevens voldoende om grove schuld aan te nemen. Eiseres is op grond artikel 18, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ertoe gehouden alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn. 12. De rechtbank stelt vast dat eiseres het standpunt van de Belastingdienst Toeslagen dat sprake is van opzet of grove schuld niet heeft betwist. Op de zitting heeft eiseres uitgelegd hoe de terugvordering heeft kunnen gebeuren. Daarbij heeft eiseres aangegeven dat het gastouderbureau de aanvraag voor kinderopvangtoeslag heeft gedaan en zij enkel haar handtekening moest zetten. Daarna heeft zij ruzie gekregen met het gastouderbureau. Zij ontving brieven van de Belastingdienst, maar begreep niet precies wat er in die brieven stond. Daarna heeft zij het er maar bij laten zitten. Het is niet dat zij niet wil terugbetalen, maar het bedrag is te hoog.
13. De rechtbank begrijpt dat eiseres in een lastige situatie zat, maar eiseres had moeten of kunnen begrijpen dat het (tijdig) doorgeven van juiste informatie van groot belang is voor de bepaling van het recht op kinderopvangtoeslag. Als zij de brieven van de Belastingdienst Toeslagen niet begreep, had zij iemand moeten zoeken die haar bij haar administratie kon helpen. Dat eiseres wel degelijk stukken naar de Belastingdienst Toeslagen heeft opgestuurd, zoals eiseres ter zitting heeft gezegd, blijkt niet uit het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Belastingdienst Toeslagen terecht het niet doorgeven van informatie en het te laat stopzetten van de kinderopvangtoeslag met betrekking tot de kinderopvangtoeslag over 2015 en 2016 heeft aangemerkt als grove schuld (ernstige nalatigheid). Omdat de Belastingdienst Toeslagen bij grove schuld geen persoonlijke betalingsregeling mag aanbieden, is het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling voor de jaren 2015 en 2016 terecht afgewezen. Dit betekent dat de gehele toeslagschuld in maximaal 24 maanden moet worden terugbetaald.
14. Dit betekent dat het beroep gericht tegen betalingsregeling 2 ook ongegrond is. Eiseres krijgt geen gelijk.
15. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 16 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3886) merkt de rechtbank op dat, in een geval waarin een persoonlijke betalingsregeling niet aan de orde is omdat de toeslagschuld door opzet of grove schuld van de belanghebbende of diens partner is ontstaan, in het invorderingstraject rekening kan worden gehouden met de beslagvrije voet. Eiseres moet dan wel, zoals volgt uit artikel 79.8a van de Leidraad verzoeken rekening te houden met de beslagvrije voet. Dit kan via de website van de Belastingdienst Toeslagen. 16. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen de betalingsregelingen 1 en 2 ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen persoonlijke betalingsregeling(en) krijgt en zij haar toeslagschulden in maximaal 24 maanden moet terugbetalen.
17. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.