9.2.Intrekking van bijstand is een voor eiser belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op verweerder. Dit betekent dat verweerder de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen.
Het oordeel van de rechtbank over de gezamenlijke huishouding
10. Vaststaat dat uit de relatie van eiser en zijn vriendin een kind is geboren. Of in de te beoordelen periode sprake was van een gezamenlijke huishouding is daarom volgens artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet (Pw) alleen van belang of eiser en zijn vriendin hun hoofdverblijf hadden in dezelfde woning.
11. Eiser voert aan dat zijn vriendin stond ingeschreven op het adres van haar moeder in Rotterdam.
12. Waar een persoon zijn hoofdverblijf heeft, hangt af van de concrete feiten en omstandigheden. Dat eiser en zijn vriendin op afzonderlijke adressen stonden ingeschreven, staat volgens vaste rechtspraak op zichzelf niet in de weg aan het hebben van hoofdverblijf in dezelfde woning op één van die adressen.
13. Eiser voert aan dat zijn vriendin en zoontje alleen maar bij hem hebben gelogeerd.
14. De rechtbank stelt vast dat - zoals op de zitting is besproken - verweerder voor de intrekking van de bijstandsuitkering de verklaring van de medeflatbewoners niet heeft gebruikt. Wel acht verweerder van belang de verklaring van eiser van 20 november 2018. Eiser heeft op 20 november 2018 onder andere verklaard dat:
Ik woon daar, [adres] met mijn vrouw en kind (zij logeert bij mij);
Alle andere vier personen zijn vertrokken uit de woning, een week geleden;
Ik weet niet waar zij naartoe zijn gegaan;
Ik woon nu een week samen met mijn partner op het adres;
Mijn partner is er elke dag met de baby;
Ik heb geen idee hoe lang we nog op het adres kunnen blijven;
Ik denk nog vier of vijf weken;
Waar we dan naartoe gaan weet ik nog niet.
15. Eiser betoogt dat zijn verklaring van 20 november 2018 terzijde moet worden geschoven omdat hij die onder druk heeft afgelegd. Het dossier bevat echter geen aanknopingspunten voor de juistheid van dat betoog. Dat betoog wordt verworpen.
16. Tegenover de verklaring van eiser dat zijn vriendin bij hem logeerde - eiser heeft ter zitting toegelicht dat de woorden ‘zij logeert bij mij’ op zijn uitdrukkelijke verzoek in het rapport zijn opgenomen na lezing van het concept van het rapport - staat hetgeen eiser op 20 november 2018 over zijn woon- en leefsituatie nog meer heeft verklaard. Hetgeen eiser voor het overige heeft verklaard - weergegeven in rechtsoverweging 14 onder 2 tot en met 8 - levert voldoende grond op voor het oordeel dat eiser, zijn vriendin en zoontje in de in geding zijnde periode feitelijk hun hoofdverblijf hadden in dezelfde woning.
17. Eiser voert nog aan dat verweerder nader onderzoek had moeten doen. De rechtbank kan eiser hier niet in volgen. De rechtbank overweegt dat uit het rapport blijkt dat handhavingsspecialisten vier keer hebben geprobeerd een huisbezoek af te leggen. Bij de poging om een huisbezoek af te leggen op 3 december, is eiser door een handhavingsmedewerker gezien. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het op ambtsbelofte opgemaakte en ondertekende rapport. De rechtbank gaat er dus van uit dat eiser op 3 december 2018 in zijn woning aanwezig was en er voor heeft gekozen - om voor hem moverende redenen - om niet open te doen. Uitsluitend als gevolg daarvan kon op die dag geen nader onderzoek worden gedaan naar zijn feitelijke woon- en leefsituatie. Onder de gegeven omstandigheden dient dat voor rekening en risico van eiser te komen.
18. Nu van een gezamenlijk hoofdverblijf in de beoordelingsperiode op het uitkeringsadres moet worden uitgegaan, is gelet op artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Pw sprake van een gezamenlijke huishouding. Omdat eiser verweerder niet heeft ingelicht dat zijn vriendin bij hem haar verblijf had, heeft hij de inlichtingenplicht geschonden. Vaststaat dat het inkomen van eisers vriendin boven de bijstandsnorm lag. Als gevolg van schending van de inlichtingenplicht heeft eiser dan ook uitkering genoten terwijl hij daar geen recht op had.
19. Gelet hierop heeft verweerder de uitkering terecht per 20 november 2018 tot en met 5 december 2018 ingetrokken.
Het oordeel van de rechtbank over het gebruik van de [vervoermiddel]
20. De rechtbank stelt allereerst vast dat uit vaste rechtspraak volgt dat een inschrijving van een bedrijf bij de KvK van belang is voor het vaststellen van het recht op bijstand en dat hieruit moet worden afgeleid dat de betrokkene het oogmerk heeft zich als zelfstandige te vestigen en daarmee inkomsten te verwerven.Gezien de verklaring van eiser op 20 november 2018 neemt de rechtbank als vaststaand aan dat eiser samen met zijn broer een [vervoermiddel] , [merk] , [kenteken] , heeft gekocht, de aanschafprijs € 7.000 bedroeg, waarvan eiser aan zijn broer € 500 heeft betaald, dat de [vervoermiddel] op naam van de broer staat en dat de [vervoermiddel] als [vervoermiddel] in gebruik is. Van belang acht de rechtbank verder dat handhavingsspecialisten op 29 november, 3 en 5 december 2018 de als [vervoermiddel] herkenbare [vervoermiddel] in de straat van eiser (twee keer voor zijn huisdeur) zagen staan en eiser, ook op 5 december 2018, in de [vervoermiddel] , die als [vervoermiddel] herkenbaar was, zagen plaatsnemen en daarmee wegrijden.
21. Op grond van de inschrijving van een [vervoermiddel] in de KvK, het bijdragen in de aanschaf van het voertuig en het kunnen beschikken over dat voertuig dat als [vervoermiddel] in gebruik is, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat eiser (al dan niet samen met zijn broer) het voertuig [kenteken] in de in geding zijnde periode heeft gebruikt voor [vervoer] om daarmee inkomsten te verwerven. Hierbij heeft de rechtbank betrokken dat eiser zijn verklaring dat hij het voertuig alleen gebruikte voor bezoek aan zijn vriendin in Rotterdam en familie in Amsterdam in het geheel niet aannemelijk heeft gemaakt. Het standpunt van eiser dat alleen zijn broer de [vervoermiddel] als [vervoermiddel] heeft gebruikt, kan de rechtbank dan ook niet volgen.
22. Het gebruik van het voertuig [kenteken] voor [vervoer] is een voor bijstandverlening relevante omstandigheid. Eiser had daarom daarvan melding moeten doen bij verweerder. Dat heeft eiser niet gedaan. Dat de [vervoermiddel] niet op naam van eiser stond, doet hier niet aan af. Ook met het gebruik van andermans [vervoermiddel] kunnen inkomsten worden verworven.
23. Schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op voor intrekking van bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan betrokkene om aannemelijk te maken dat in het geval hij wel aan die verplichting zou hebben voldaan, hij over de betreffende periode (deels) recht op bijstand zou hebben gehad.
24. Eiser heeft in het geheel geen gegevens overgelegd waaruit de omvang van zijn [werkzaamheden] en eventuele inkomsten daaruit zouden kunnen worden afgeleid.
25. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder ook op deze grond de bijstandsuitkering vanaf 20 november 2018 tot en met 5 december 2018 terecht ingetrokken.
26. De beroepen zullen ongegrond worden verklaard. Eiser krijgt dus geen gelijk.
27. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.