Overwegingen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder ten onrechte niet heeft gemotiveerd aan welke situatie, zoals genoemd in de Beleidsregel verhoging uitkering bij hulpbehoevendheid van 23 oktober 2007 (hierna: de Beleidsregel), is getoetst. Daarnaast is eiseres ten onrechte niet gehoord. Verweerder kan de genoemde gebreken herstellen door eiseres alsnog te horen teneinde de feitelijke situatie van eiseres vast te stellen ten tijde van de aanvraag. Verweerder dient verder inzichtelijk te maken, gelet op de criteria die hiervoor gelden, waarom eiseres wel of niet in aanmerking komt voor verhoging van haar uitkering met 100% dan wel 85%.
3. Voordat de rechtbank uitspraak zal doen over de vraag of verweerder de in de tussenuitspraak genoemde gebreken heeft hersteld, zal de rechtbank eerst ingegaan op twee andere punten die in deze procedure door eiseres naar voren zijn gebracht.
4. Eiseres voert aan dat zij alleen een machtiging aan verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] heeft afgegeven voor het opvragen van medische gegevens.
5. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. Uit de door eiseres ondertekende machtiging van 25 september 2019 volgt dat zij hiermee aan een verzekeringsarts van het Uwv toestemming geeft voor het opvragen van medische gegevens bij een behandelaar. De door verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] opgevraagde gegevens mochten daarom door verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 3] worden gebruikt in haar onderzoek van 12 november 2019.
6. Eiseres voert aan dat het Uwv nog steeds geen contact met haar heeft opgenomen over het recht op correctie.
7. De rechtbank wijst het Uwv op haar uitspraak van 4 september 2019 in de zaak met procedurenummer AMS 18/5465. Op de zitting van 24 juli 2019 heeft de gemachtigde van het Uwv toegezegd dat met eiseres contact zal worden opgenomen over haar beroep op het inzage- en correctierecht. De rechtbank vindt daarom dat het Uwv hier alsnog uitvoering aan moet geven.
Toetsing aan de Beleidsregel
8. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank uitgelegd dat in artikel 2 en 3 van de Beleidsregel verschillende criteria staan genoemd voor verhoging van de uitkering tot 100% dan wel tot 85%. Het criterium “continue oppassing” staat genoemd in artikel 2 van de Beleidsregel, dat gaat over de verhoging van de uitkering met 100%. In artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel over verhoging van de uitkering met 85%, staat het criterium “oppassing” helemaal niet. Uit het rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 november 2019 volgt onder het kopje “overwegingen” dat bij de vraag of eiseres in aanmerking komt voor verhoging van haar uitkering met 85% toch het criterium “geregelde oppassing” is toegepast. Dit is echter een onjuiste maatstaf gelet op de tekst van artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel. Het voorgaande betekent dat de motivering van verweerder waarom eiseres niet in aanmerking komt voor verhoging van haar uitkering met 85% nog steeds onvoldoende is. De verwijzing van verweerder naar uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 5 juni 2019 en 8 augustus 2019maakt het voorgaande niet anders. In deze uitspraken is wel getoetst aan de juiste criteria. Het voorgaande betekent dat het Uwv het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 november 2019 wat betreft het oordeel over een verhoging met 85% niet aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen. Het gebrek is in zoverre dus niet hersteld.
9. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank niet expliciet een oordeel gegeven over een verhoging van de uitkering met 100%. De rechtbank vindt het aannemelijk dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verhoging met 100% omdat zij geen continue oppassing nodig heeft. Dit blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts, maar ook uit het verhandelde ter zitting.
10. Verweerder heeft eiseres na de tussenuitspraak met een brief van 19 september 2019 uitgenodigd voor een hoorzitting op 4 november 2019. Eiseres heeft in haar brief van 30 oktober 2019 aan de rechtbank gemeld dat zij afziet van de hoorzitting. De rechtbank heeft deze brief op 1 november 2019 doorgestuurd aan verweerder. Verweerder schrijft in zijn brief van 12 november 2019 dat hij deze brief eerst op 5 november 2019 heeft ontvangen. Verweerder heeft geen rechtstreekse afmelding voor de hoorzitting van eiseres ontvangen.
11. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake meer is van een schending van de hoorplicht. Het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is alsnog hersteld omdat eiseres in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. Omdat eiseres ervan afziet om te worden gehoord, is verweerder niet meer verplicht om haar te horen.De rechtbank merkt nog op dat eiseres in haar brief meerdere redenen noemt waarom zij het niet eens is met de gang van zaken bij het Uwv. Dit zijn echter allemaal punten die zij bij de hoorzitting had kunnen bespreken. De rechtbank vindt daarnaast dat het op de weg van eiseres had gelegen om zich bij het Uwv af te melden voor de hoorzitting. Gelet op het oordeel van de rechtbank in rechtsoverweging 8 en indien eiseres bereidt is om door een andere verzekeringsarts bezwaar en beroep dan [naam 2] te worden gezien, geeft de rechtbank verweerder niettemin in overweging om alsnog een hoorzitting te houden.
12. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het niet op een deugdelijke medische grondslag berust.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Verweerder moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. Dat betekent dat verweerder moet toetsen aan de criteria van artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregel en aan de hand daarvan moet bepalen of eiseres al dan niet in aanmerking komt voor een verhoging van haar uitkering met 85%. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
15. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.