ECLI:NL:RBAMS:2020:6176

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
13/751331-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel en erkenning van buitenlandse straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 november 2020 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) die was ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 23 maart 2020 door het Vilnius Regional Court in Litouwen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Litouwen, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 10 november 2020 is de opgeëiste persoon via telehoren gehoord, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft. De vordering tot overlevering is gebaseerd op een vrijheidsstraf van zeven jaar en vier maanden, opgelegd door het District Court of Vilnius City. De rechtbank heeft overwogen dat de vereisten van artikel 12 OLW niet gelden voor de Litouwse procedure, aangezien de opgeëiste persoon in het Verenigd Koninkrijk aanwezig was bij de zitting die leidde tot het vonnis. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen weigeringsgronden zijn.

De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Litouwen toegestaan, waarbij is opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De beslissing is genomen in het kader van de internationale rechtsbijstand en de erkenning van buitenlandse straffen, waarbij de rechtbank de relevante Europese en nationale wetgeving in acht heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751331-20
RK nummer: 20/4503
Datum uitspraak: 24 november 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 september 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 maart 2020 door
the Vilnius Regional Court(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 november 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is via telehoren gehoord en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
ruling by which a judgement of a foreign country was recognized and it was decided to execute it of the District Court of Vilnius City of 29 June 2016; the ruling of the District Court of Vilnius Region of 17 May 2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeven jaar en vier maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De raadsman heeft aangevoerd dat het verwarrend is welke straf er nog moet worden uitgezeten in Litouwen. De onderliggende stukken ontbreken en de gegeven toelichting is onvoldoende. Daarom kan de overlevering niet worden toegelaten.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat een eventuele discussie over de hoogte van het strafrestant in Litouwen moet worden gevoerd en dat in deze procedure alleen de hoogte van de opgelegde straf wordt getoetst. De officier van justitie verwijst hiertoe naar de uitspraak van deze rechtbank van 12 april 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:2350).
De rechtbank overweegt onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van 12 april 2018 als volgt. In het EAB is onder rubriek c.2 melding gemaakt van de opgelegde straf en het deel van de straf dat de opgeëiste persoon na overlevering nog moet uitzitten. De duur van de opgelegde vrijheidsstraf is doorslaggevend, zo volgt uit artikel 2, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Er is sprake van een opgelegde vrijheidsstraf van een langere duur dan vier maanden, zodat voldaan is aan dit vereiste voor executieoverlevering. Er is dus voldaan aan artikel 7, eerste lid, onder b OLW. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze informatie te twijfelen. De opgeëiste persoon kan zijn standpunt desgewenst in Litouwen aan de orde stellen.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de zitting die tot het vonnis van 13 juni 2014 van
the Crown Court at the Central Criminal Courtin het Verenigd Koninkrijk heeft geleid.
In het EAB staat dat
The District Court of Vilnius Cityop 29 juni 2016 het Britse vonnis heeft erkend en heeft beslist tot tenuitvoerlegging in overeenstemming met de wetten van Litouwen, waarbij een straf van zeven jaar en vier maanden is opgelegd. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij deze zitting, maar is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing.
Verder staat in het EAB dat het hoger beroep tegen de beslissing van 29 juni 2016 op
12 september 2016 door
Vilnius Regional Courtis
dismisseden wordt melding gemaakt van een beslissing van 17 mei 2019:

Note: The District Court of Vilnius City on 29 June 2016 adopted the ruling to recognise the sentence of Central Criminal Crown Court of the United Kingdom of 13 June 2014 (entered into effect the same day) and to enforce it in respect of [opgeëiste persoon] in accordance with the laws of the Republic of Lithuania. The final penalty imposed on [opgeëiste persoon] is 7 years and 4 months of imprisonment. By the ruling of 17 May 2019, the clerical errors (names, birth dates) made in the ruling of 29 June 2016 were corrected, the time of the penalty served by [opgeëiste persoon] , the commencement of the penalty execution in the Republic of Lithuania were specified. [opgeëiste persoon] did not participate at the hearing of the criminal case but appealed against the ruling of the district court of 29 June 2016 under the procedure of appeal. Vilnius Regional Court on 12 September 2016 dismissed the appeal. The ruling of 17 May 2019 was not appealed against. The above-mentioned rulings are effective and shall be executed, but, according to the available data, the convict is absconding from the imposed penalty in the Kingdom of Netherlands (…)
In het EAB staat het volgende:
2.
X No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision
(…)
X 3.3. the person was served with the decision and was expressly informed about the right to a retrial or appeal, in which he has the right to participate and which allows the merits of the case including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed, and
(…)
X 3.4 The person was not personally served with the decision, but the person will be personally served with this decision without delay after the surrender, and when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed, and (on the ruling 17 May 2019)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechter in Litouwen het Britse vonnis heeft erkend en de duur van de in het Verenigd Koninkrijk opgelegde straf heeft aangepast. Derhalve gelden de vereisten van artikel 12 OLW ook voor de zittingen in Litouwen. Er is echter een verzetgarantie gegeven waarin staat dat opnieuw kan worden gekeken naar de
merits of the caseen nieuw bewijs kan worden ingebracht. De overlevering kan dus worden toegestaan.
De rechtbank gaat er vanuit dat de Britse straf door de Litouwse autoriteiten is overgenomen op basis van het Kaderbesluit 2008/909/JBZ, gelet op de datum van de overnamebeslissing in Litouwen. In een dergelijke procedure gaat het slechts om de overname van de straf en kan de duur van deze straf op grond van artikel 8, tweede lid, van dit Kaderbesluit slechts worden gewijzigd voor zover deze de maximumstraf in de staat van tenuitvoerlegging overschrijdt en mag de aangepaste sanctie niet lager zijn dan het maximum in de staat van tenuitvoerlegging.
Gelet op het voorgaande gaat het hier om een procedure waarbij de nationale rechter nauwelijks enige vrijheid heeft om de duur van de vrijheidsbenemende sanctie vast te stellen. Het betreft enkel een strikt gebonden aanpassing van de duur van de straf ten gunste van de opgeëiste persoon. Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat een dergelijke, beperkte aanpassing van de straf - en zelfs een verdergaande “omzetting” van de straf - in het kader van de overname van de tenuitvoerlegging van een buitenlandse straf een
tenuitvoerleggingskwestie betreft en niet het bepalen van de gegrondheid van een strafvervolging in de zin van artikel 6 EVRM (zie bijv. EHRM 23 oktober 2012, 498/10 (
Ciok/Polen). Het Hof van Justitie van de Europese Unie zoekt in zijn uitspraken aansluiting bij de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over de reikwijdte van artikel 4 bis lid 1 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ (waaraan artikel 12 OLW uitvoering geeft). Gelet daarop en op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 december 2017 in de zaak
Ardic(ECLI:EU:C:2017:1026), concludeert de rechtbank dat de vereisten van artikel 12 OLW niet gelden voor de Litouwse procedure. Er dient enkel te worden gekeken of de opgeëiste persoon in het Verenigd Koninkrijk zijn verdedigingsrechten heeft uitgeoefend, heeft kunnen uitoefenen of alsnog zal kunnen uitoefenen. Gelet op de stukken inzake het Britse vonnis en de verklaring van de opgeëiste persoon dat hij in het Verenigd Koninkrijk aanwezig was bij de zitting, is de rechtbank van oordeel dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit
negligent homicideniet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. Het feit levert naar Nederlands recht op:
Medeplegen van aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen
weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.
6. Toepasselijke wetsbepalingen
De artikelen 47 en 307 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 13 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Vilnius Regional Court(Litouwen).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.