ECLI:NL:RBAMS:2021:4259

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
13/751292-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot ne bis in idem

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juli 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 1 maart 2021 door de Onderzoeksrechter te Luxemburg is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1996 en thans gedetineerd, is in deze procedure vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. L.P.H. Hameleers. Tijdens de zitting op 10 juni 2021 is de vordering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon via een telefoonverbinding is gehoord. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering.

Op 17 juni 2021 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarbij het onderzoek is heropend en geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de Luxemburgse autoriteiten. Dit was noodzakelijk vanwege onduidelijkheid over een mogelijke overlap tussen de Luxemburgse strafzaak en een Duitse strafzaak waarin de opgeëiste persoon eerder is vervolgd en veroordeeld. De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak reeds een oordeel geveld over de grondslag en inhoud van het EAB, de dubbele strafbaarheid van de feiten, en de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, OLW.

Tijdens de zitting op 1 juli 2021 is het onderzoek hervat. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een ne bis in idem situatie, aangezien de Luxemburgse onderzoeksrechter heeft bevestigd dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, niet gerelateerd zijn aan de Duitse strafzaak. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Onderzoeksrechter te Luxemburg toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751292-21
RK nummer: 21/2057
Datum uitspraak: 1 juli 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 maart 2021 door
de Onderzoeksrechter te Luxemburg(Luxemburg) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 10 juni 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 juni 2021. Het verhoor van de opgeëiste persoon heeft met instemming van de opgeëiste persoon plaatsgevonden via een telefoonverbinding in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.P.H. Hameleers, advocaat te Roermond.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Vervolgens is het onderzoek ter zitting gesloten.
Tussenuitspraak 17 juni 2021
Bij de tussenuitspraak van 17 juni 2021 is het onderzoek heropend en vervolgens geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen aan de Luxemburgse autoriteit te stellen over een mogelijke
ne bis in idemsituatie, nu onduidelijkheid bestond over een mogelijke overlap tussen de Luxemburgse strafzaak waarop dit EAB ziet en een Duitse strafzaak waarvoor de opgeëiste persoon is vervolgd en veroordeeld.
In deze tussenuitspraak is verder reeds geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de dubbele strafbaarheid van de feiten, de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW en de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW. Deze overwegingen worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Zitting 1 juli 2021
De rechtbank heeft op 1 juli 2021 met toestemming van de gemachtigde raadsman en de officier van justitie het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond op het moment van de schorsing van 17 juni 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, en de gemachtigd raadsman van de opgeëiste persoon, mr. L.P.H. Hameleers, advocaat te Roermond.
De opgeëiste persoon is niet verschenen en heeft bij verklaring van 30 juni 2021 afstand gedaan van zijn recht om ter zitting van de rechtbank aanwezig te zijn.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Ne bis in idem

De rechtbank is van oordeel dat een
ne bis in idemsituatie zich in deze zaak zich niet voordoet. Hierbij is van belang dat bij e-mail van 22 de Luxemburgse onderzoeksrechter heeft laten weten dat – kort gezegd – de zaak waarvoor de opgeëiste persoon op 17 februari 2020 in Duitsland is aangehouden en waarvoor hij vervolgens op 30 juni 2020 in Duitsland is veroordeeld, niets van doen heeft met de feiten waarvoor de overlevering door Luxemburg wordt verzocht. Dit wordt bevestigd door een Nederlandse officier van justitie die tevens optreedt als Duitse verbindingsmagistraat. Zij heeft bij de Duitse autoriteiten geïnformeerd naar de Duitse strafzaak van de opgeëiste persoon en heeft per email van 25 juni 2021 laten weten dat de Duitse strafzaak geen verband houdt met de feiten genoemd in het Luxemburgse EAB.

4.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Onderzoeksrechter te Luxemburg(Luxemburg).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juli 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.