ECLI:NL:RBAMS:2021:6644

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
21/3938
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de herziening van het AOW-pensioen van [eiser]. [eiser] ontving sinds oktober 2011 een AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde, maar heeft in augustus 2020 aan de Svb gemeld dat hij en zijn echtgenote, [naam echtgenote], niet meer samenwonen. De Svb heeft hierop een onderzoek ingesteld en het verzoek van [eiser] om zijn AOW-pensioen te herzien afgewezen. Dit besluit werd door de Svb in een later stadium bevestigd, ondanks dat [eiser] nieuwe feiten en omstandigheden aanvoerde die volgens hem een herziening rechtvaardigden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de Svb het bestreden besluit heeft gebaseerd op een beoordeling in het kader van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of [eiser] duurzaam gescheiden leefde van [naam echtgenote] zoals bedoeld in de AOW. De rechtbank concludeert dat, hoewel er enkele nieuwe feiten zijn, deze niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de verklaringen van beide partijen en de onderlinge zorg die zij voor elkaar hebben, wat erop wijst dat zij niet als volledig gescheiden kunnen worden beschouwd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van [eiser] ongegrond verklaard, wat betekent dat de Svb op goede gronden het AOW-pensioen van [eiser] niet heeft herzien naar de norm van een alleenstaande. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3938
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2021 kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] ),

en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,verweerder (hierna: de Svb)
(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2021 (het primaire besluit) heeft de Svb het verzoek van [eiser] om zijn AOW-pensioen [1] te herzien, afgewezen.
Bij besluit van 22 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2021.
[eiser] was aanwezig. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiser] ontvangt vanaf oktober 2011 een AOW-pensioen naar de norm van een gehuwde. Op 3 augustus 2020 heeft de echtgenote van [eiser] (hierna: [naam echtgenote] ) aan de Svb meegedeeld dat zij en [eiser] niet meer samenwonen en dat zij niet meer van plan is weer samen te gaan wonen. De Svb heeft naar aanleiding van de melding een onderzoek gedaan naar de woonsituatie van [eiser] . Met het besluit van 2 november 2020 heeft de Svb het verzoek van [eiser] om zijn AOW-pensioen [2] te herzien, afgewezen. Met het besluit van 14 januari 2021 heeft de Svb het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard, omdat [eiser] niet binnen de wettelijke termijn in bezwaar is gegaan.
2. Met de brief van 16 januari 2021 heeft [eiser] de Svb verzocht om zijn AOW-pensioen te herzien. De Svb heeft naar aanleiding van dit verzoek [eiser] en [naam echtgenote] afzonderlijk twee formulieren ‘onderzoek woonsituatie’ gestuurd. [eiser] en [naam echtgenote] hebben de formulieren ingevuld. De Svb heeft de woonsituatie onderzocht en de bevindingen vastgelegd in een handhavingsrapportage. Vervolgens heeft de Svb met het primaire besluit het verzoek om herziening afgewezen.
3. Met het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. Hoewel gesproken kan worden van enkele nieuwe feiten en omstandigheden, kan dit volgens de Svb niet tot een andere beslissing leiden. De Svb voert onder meer aan dat [eiser] en [naam echtgenote] ieder een testament hebben, waarin zij elkaar tot erfgenaam hebben aangewezen. Ook maken ze beiden gebruik van een gezamenlijke woning in Frankrijk. Daarnaast heeft [naam echtgenote] de sleutel van de woning van [eiser] en verzorgt [eiser] af en toe de honden van [naam echtgenote] . Volgens de Svb is gelet op deze omstandigheden geen sprake van een duurzaam gescheiden leven.
Standpunt van [eiser]
4. [eiser] stelt zich – samengevat – op het standpunt dat ten onrechte aan hem een AOW-pensioen is toegekend naar de norm van een gehuwde. [eiser] voert aan dat hij en [naam echtgenote] samen de bouw van een woning in Frankrijk hebben gefinancierd. Vanwege de Franse regelgeving zijn ze niet gescheiden, omdat dan, bij overlijden van een van hen, de langstlevende het huis kan erven zonder daarmee gepaard gaande hoge kosten. [eiser] en [naam echtgenote] woonden en wonen niet op hetzelfde adres en zij leven ieder een leven alsof zij gescheiden zijn, aldus [eiser] .
Wettelijk kader
5. Op grond van artikel 1, derde lid, onder b, van de AOW wordt in deze wet en daarop
berustende bepalingen als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
Het oordeel van de rechtbank
6. In geschil is de vraag of de Svb op goede gronden de AOW-pensioen van [eiser] niet heeft gewijzigd naar een AOW-pensioen voor een alleenstaande. Alvorens aan een beantwoording van die vraag wordt toegekomen, zal de rechtbank eerst ingaan op de vraag welk toetsingskader de Svb bij de besluitvorming heeft gehanteerd.
7. De rechtbank stelt vast dat [eiser] met de brief van 16 januari 2021 de Svb heeft verzocht om zijn AOW-pensioen te herzien. Met het primaire besluit heeft de Svb dit verzoek afgewezen, daarbij heeft de Svb niet kenbaar gemaakt welk toetsingskader is gehanteerd. Met het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. De rechtbank constateert dat de Svb het bestreden besluit heeft gebaseerd op een beoordeling in het kader van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Desgevraagd op zitting heeft de Svb kenbaar gemaakt dat in dit geval sprake is van een volledige heroverweging.
8. De rechtbank dient te beoordelen of [eiser] gescheiden leefde van [naam echtgenote] , als bedoeld in voormeld artikel 1, derde lid, onder b, van de AOW.
9. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) is van duurzaam gescheiden leven sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één hunner gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door één van hen, als bestendig is bedoeld. Voorts is in de rechtspraak tot uitdrukking gebracht dat in het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk de betrokkenen de intentie hebben een echtelijke samenleving - al dan niet op termijn - aan te gaan, maar dat het niet is uit te sluiten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt. [3]
10. In een aantal uitspraken heeft de Raad meer inzicht gegeven in de vraag hoe concreet invulling moet worden gegeven aan de in onderdeel 11 genoemde norm. Aspecten die in de beoordeling worden meegenomen hebben onder meer betrekking op de mate waarin sprake is van gezamenlijk eigendom, gezamenlijke rekeningen en verzekeringen, de frequentie waarin betrokkenen elkaar zien, het samen op familiebezoek gaan, het verrichten van huishoudelijke taken voor elkaar en het in bezit zijn van elkaars sleutel in geval van calamiteiten. [4] Ook kan meespelen dat sprake is van een testament op de langstlevende. [5] Al deze aspecten worden in onderlinge samenhang bezien.
11. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verklaringen die [eiser] ter zitting heeft afgelegd op onderdelen afwijken van de verklaringen die blijken uit de stukken in het dossier, waaronder de verklaringen die blijken uit de formulieren ‘onderzoek woonsituatie’, de verklaringen die zijn afgelegd in telefonische contacten, waaronder op 25 maart 2021 tussen de rapporteur en [eiser] en op 23 maart 2021 tussen de rapporteur en [naam echtgenote] , alsmede de vervolgens door [eiser] op 1 april 2021 nog verzochte aanpassingen van het telefonisch onderzoek en de door [naam echtgenote] op 30 maart 2021 verzochte aanpassingen. Op grond van vaste rechtspraak van de Raad mag [eiser] worden gehouden aan de tegenover een sociaal rechercheur of handhavingsspecialist afgelegde en vervolgens zonder voorbehoud ondertekende verklaring. [6] De op de zitting afgelegde verklaringen die afwijken van de verklaringen die zijn afgelegd in het kader van het onderzoek dat is verricht door de Svb, laat de rechtbank daarom buiten beschouwing.
12. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. [eiser] heeft verklaard op een formulier ‘onderzoek woonsituatie’ van 19 augustus 2020 dat hij en [naam echtgenote] vanaf 18 juli 2017 niet meer samenwonen. Daarnaast heeft [eiser] op het formulier ingevuld dat hij [naam echtgenote] een keer in de week belt, hij en [naam echtgenote] één keer in de drie weken samen eten, ze naar buiten toe presenteren als stel, [naam echtgenote] hem maandelijks € 250,- geeft en ze samen een vakantiehuis hebben in Frankrijk. [naam echtgenote] heeft op een apart formulier ‘onderzoek woonsituatie’ van 11 augustus 2020 een verklaring van gelijke strekking afgelegd. Daarbij heeft [naam echtgenote] toegevoegd dat ze niet met eiser scheidt vanwege het Franse erfrecht.
13. Uit de telefoonrapportage van 28 september 2020 blijkt dat [naam echtgenote] heeft verklaard dat zij zorg draagt voor het regelen van [eiser] zijn financiële zaken. Tijdens een ‘telefonisch onderzoek duurzaam gescheiden leven’ op 6 oktober 2020 is door [eiser] onder meer naar voren gebracht dat zijn vrouw hem helpt met de computer, wanneer hij bij haar komt hij altijd kan mee-eten en dat [naam echtgenote] is vernoemd in zijn testament. [naam echtgenote] verklaart dat ze [eiser] ongeveer één keer in de week ziet en hem helpt met de administratie, waar met name een computer bij nodig is. [naam echtgenote] geeft ook aan dat ze ongeveer één keer in de twee maanden samen koken. Daarnaast verklaart [naam echtgenote] nogmaals dat zij maandelijks een bedrag rond de € 250,- euro aan [eiser] betaalt voor boodschappen, kleding of de huur.
14. Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet ondubbelzinnig gebleken dat [eiser] in de periode in geding duurzaam gescheiden leefde van [naam echtgenote] , als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder b, van de AOW. Zo is verklaard dat [eiser] en [naam echtgenote] nog regelmatig contact hebben. Ook de reden waarom [eiser] is gaan trouwen en het financiële voordeel daarvan voor elkaar, getuigt van een zekere mate van onderlinge zorg naar elkaar. Onder die omstandigheden kan niet geoordeeld worden dat [eiser] zijn eigen leven leidde als was hij niet met [naam echtgenote] gehuwd. Het betoog van [eiser] slaagt daarom niet.
Conclusie
15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat [eiser] geen gelijk heeft. De Svb heeft op goede gronden het AOW-pensioen van [eiser] niet herzien naar de norm van een alleenstaande.
16. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Een pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet.
2.Een pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet.
3.zie de uitspraak van de Raad van 1 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:330 r.o. 4.3.
4.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 17 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:171 r.o. 4.4
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 20 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4199 r.o. 4.3
6.zie de uitspraak van de Raad van 3 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:85