ECLI:NL:RBAMS:2022:1931

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
AMS 22/536
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake persoonsgebonden budget voor ambulante jeugdhulp

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een inwoner van Amsterdam, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 15 december 2021, waarin een persoonsgebonden budget (pgb) voor ambulante jeugdhulp werd toegekend. Eiseres stelde dat de bezwaren in het bestreden besluit onvoldoende waren afgewogen en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond was. Eiseres had in haar beroepschrift verwezen naar eerder ingediende bezwaren, maar niet duidelijk gemaakt welke bezwaargronden beoordeeld moesten worden. De rechtbank heeft eiseres de gelegenheid gegeven om binnen vier weken haar gronden van beroep aan te vullen, maar er is geen reactie ontvangen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is en heeft geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend, omdat eiseres ervoor had gekozen om apart beroep in te stellen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/536

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: mr. R. Kaya),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 21 januari 2022 een beroepschrift van eiseres ontvangen dat is gericht tegen het besluit van verweerder van 15 december 2021 (het bestreden besluit).

Overwegingen

1. De rechtbank sluit het onderzoek in de zaak omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. [1]
Bevat het beroepschrift gronden?
2. Eiseres heeft in het beroepschrift verwezen naar de in bezwaar aangevoerde gronden en zich op het standpunt gesteld dat in het bestreden besluit de bezwaren onvoldoende zijn afgewogen. Dat betekent dat het beroepschrift gronden bevat. [2]
3. Eiseres heeft in het beroepschrift verzocht haar de op de zaak betrekking hebbende stukken toe te zenden, waarna zij de gronden van het beroep zal aanvullen.
4. In gevallen waarin in het beroepschrift voor de beroepsgronden louter is verwezen naar eerder ingediende zienswijzen of bezwaren, zonder dat is aangeduid waarom de reactie van het bestuursorgaan op de zienswijze of het bezwaar onderscheidenlijk de reactie van de rechtbank of voorzieningenrechter op de beroepsgronden onjuist is, acht de rechtbank het aangewezen het beroep niet vanwege het louter verwijzen zonder meer met toepassing van artikel 8:54 van de Awb kennelijk ongegrond te verklaren. De rechtbank zal in dergelijke gevallen, nu die zo verwant zijn aan gevallen waarin in het beroepschrift in het geheel geen gronden zijn aangevoerd, met analoge toepassing van artikel 6:6 van de Awb, de indiener bij brief uitnodigen binnen een nadere termijn van vier weken alsnog schriftelijk toe te lichten waarom de reactie van het bestuursorgaan onjuist is. Daarvoor is geen aanleiding indien in het beroepschrift één of meer beroepsgronden wel van een toelichting zijn voorzien, maar voor de overige beroepsgronden louter is verwezen naar eerder ingediende zienswijzen, bezwaren of beroepsgronden. [3]
5. De griffier heeft eiseres bij aangetekend verzonden brief van 31 januari 2022 gevraagd om binnen vier weken na dagtekening alsnog de gronden van het beroep in te sturen. De laatste dag van deze termijn is 28 februari 2022. Van eiseres is geen reactie ontvangen.
Wat is er gebeurd?
6. Verweerder heeft bij primair besluit van 7 september 2021 eiseres bericht dat de dochter van eiseres een persoonsgebondenbudget (pgb) van € 610,- ontvangt voor ambulante jeugdhulp niet professionele inzet voor 1 uur en 45 minuten per week met een tarief van € 20,- per uur. De pgb wordt toegekend over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2020. Tegen dit besluit heeft eiseres op 17 september 2020 bezwaar gemaakt. Bij brieven van 2 oktober 2020 en 26 oktober 2020 heeft eiseres het bezwaar gemotiveerd.
7. Eiseres heeft op 16 december 2021 beroep ingesteld tegen het niet op tijd nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder. [4] Bij brief van 31 december 2021 heeft eiseres dat beroep ingetrokken omdat verweerder met het thans bestreden besluit alsnog op het bezwaar van eiseres heeft beslist. Eiseres heeft bij de intrekking van het beroep om vergoeding van de proceskosten verzocht. De rechtbank heeft op 9 maart 2022 op dat verzoek uitspraak gedaan.
8. Eiseres heeft op 21 januari 2022 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Beoordeling gronden
9. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft besloten dat de pgb wordt toegekend voor ambulante jeugdhulp niet professionele inzet voor 10 uur en 30 minuten per week op basis van het informele tarief. De pgb wordt met terugwerkende kracht toegekend vanaf 21 juni 2020.
10. Eiseres heeft in de beroepsprocedure die is genoemd in rechtsoverweging 5 de (aanvullende) bezwaarschriften van 17 september 2020, 2 oktober 2020 en 26 oktober 2020 ingezonden. Dat betekent dat de rechtbank de in de bezwaarprocedure aangevoerde gronden als beroepsgronden kan beoordelen. [5] Eiseres heeft in bezwaarfase gronden aangevoerd tegen de omvang per week, de hoogte van de uurvergoeding en de periode waarover pgb is toegekend. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres op meerdere punten ongegrond verklaard.
11. Eiseres heeft in de beroepsfase, ook na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet toegelicht tegen welke onderdelen van het bestreden besluit het beroep is gericht. Het beroep kan (mede) gericht zijn tegen de onderdelen waarin verweerder in het bestreden besluit het in het primaire besluit van 7 september 2020 heeft gewijzigd. Mede gelet op de grote hoeveelheid argumenten en stellingen die eiseres in bezwaar naar voren heeft gebracht, mocht deze toelichting van haar worden verwacht. De omstandigheid dat verweerder nog niet heeft gereageerd op het verzoek van de griffier om de op de zaak betrekking hebbende stukken in te zenden maakt dit niet anders.
12. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- in deze zaak. De rechtbank overweegt hierbij dat eiseres, die gebruik maakt van een professionele rechtshulpverlener, ervoor heeft gekozen om apart beroep in te stellen tegen het bestreden besluit in plaats van gebruik te maken van de mogelijkheid van artikel 6:20 van de Awb. Er is evenmin aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 april 2022
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.ECLI:NL:RVS:2018:1950, rechtsoverweging 4.1
3.ECLI:NL:RVS:2013:1789, rechtsoverweging 2
4.dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AMS 21/6046
5.ECLI:NL:RVS:2018:1794, rechtsoverwegingen 3 en 3.1