ECLI:NL:RBAMS:2022:3037
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen DNA-afname ex art. 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2022 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de afname van haar DNA-profiel op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. De veroordeelde, geboren in 1976, was eerder veroordeeld voor gewoontewitwassen en had een blanco strafblad voor deze veroordeling. Het bezwaarschrift was ingediend op 4 maart 2022, binnen de wettelijke termijn van veertien dagen. De raadsman van de veroordeelde voerde aan dat DNA-onderzoek niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van het delict, omdat het misdrijf niet zou kunnen worden opgehelderd door DNA-onderzoek. Hij verwees naar uitzonderingsgronden in de wet en stelde dat de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, waaronder haar blanco strafblad en het feit dat de feiten zich over een langere periode hadden afgespeeld, een rol moesten spelen.
Het Openbaar Ministerie was van mening dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moest worden, omdat de uitzonderingen voor DNA-afname niet van toepassing waren en er recidive niet uitgesloten kon worden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel DNA-onderzoek wellicht niet de eerste opsporingsmethode is bij witwassen, het wel degelijk een bijdrage kan leveren aan de opsporing en vervolging van dergelijke feiten. De rechtbank concludeerde dat de uitzonderingen in de wet zich niet voordeden en verklaarde het bezwaar ongegrond. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.