4.3.Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, waaronder haar eigen waarneming van de camerabeelden en geluidsopnamen, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 22 december 2020 is [persoon 1] om 12.00 uur bij de Albert Heijn in de [adres 2] begonnen met werk.
Medeverdachte [medeverdachte 1] werkte die dag van 13.00 uur tot 17.00 uur bij dezelfde Albert Heijn.
Om 13.16 uur werd op de halte [halte 1] in Amsterdam ingecheckt met de OV-chipkaart van de verdachte. De verdachte woonde destijds op het adres [adres 3] , hetgeen vlakbij de halte [halte 1] is.
Om 13.39 uur werd op de locatie [halte 2] met de OV-chipkaart van de verdachte [medeverdachte 2] ingecheckt. Hij woonde op het adres [adres 4] , gelegen op loopafstand ongeveer 170 meter van de tramhalte [halte 2] .
Om 13.52 uur en 14.02 uur is met het telefoon van de verdachte gebeld naar de telefoon van [medeverdachte 2] .
Om 14:03 uur belde [medeverdachte 3] , leider van de drillrapgroep [naam drillrapgroep 1] ( [medeverdachte 3] ) met de verdachte ( [verdachte] ). In het gesprek dat volgde, werd onder meer het volgende gezegd:
[verdachte] : Hey
[medeverdachte 3] : Hey fawaka
[verdachte] : Ben nu onderweg naar opps... opps...
(…)
[verdachte] : Oh zo, dat heb ik niet gehoord...dat heb ik niet gehoord dan... ntv... maar luister dan!... Luister, luister!... ik ben nu op het drop... G... is heet, is heet...
[medeverdachte 3] : ben je nu?
[verdachte] : Op de drop... op de drop...
(…)
[medeverdachte 3] : Dalijk... dalijk... dalijk... Get Back!
[verdachte] : Dalijk, dalijk...
Om 14.09 uur werd zowel met de ov-kaart van de verdachte als die van [medeverdachte 2] op ongeveer hetzelfde moment op station Lelylaan ingecheckt.
Om 14.10 uur werd met het telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] ) naar de verdachte gebeld. Er heeft vervolgens gedurende 70 seconden telefonisch contact plaatsgevonden.
Om 14.49 uur, werd met de ov-kaart van de verdachte en die van [medeverdachte 2] op de locatie [locatie] uitgecheckt. De bushalte [locatie] is gelegen op ongeveer 500 meter van de Albert Heijn aan de [adres 2] te Amsterdam.
Om 14.55 uur kwamen de verdachte en [medeverdachte 2] de Albert Heijn binnen. De verdachte liep voorop en deed handschoenen aan. Beiden hebben een winkelwagentje gepakt en zijn de supermarkt ingelopen.
Op de camerabeelden van de Albert Heijn is te zien dat de verdachte en [medeverdachte 2] heel even (zoekend) in de Albert Heijn hebben rondgelopen. Zodra zij [persoon 1] in het vizier kregen, heeft de verdachte ruimte voor [medeverdachte 2] gemaakt. [medeverdachte 2] is vervolgens een gangpad ingerend, op [persoon 1] afgestormd en heeft meermalen op [persoon 1] ingestoken die hierdoor levensgevaarlijk gewond is geraakt.
Om 14.56 uur heeft [medeverdachte 2] de Albert Heijn rennend verlaten. Even later is ook de verdachte vertrokken.
Om 14:59 uur heeft een tweede inkomende registratie met het telefoonnummer [telefoonnummer] (medeverdachte [medeverdachte 1] ) plaatsgevonden. Deze registratie duurde 1 seconde. Het gesprek werd doorgeschakeld naar de voicemail.
Om 15.57 uur heeft er weer een telefoongesprek tussen [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) en [verdachte] ( [verdachte] ) plaatsgevonden. Hierin werd onder meer het volgende gezegd:
[medeverdachte 3] : Hey...Yo....Yo
[verdachte] : Je wil niet weten wat er is gebeurd.
(…)
[medeverdachte 3] : Ja welke drop was je G?
[verdachte] : Kan hier niet takken man... [persoon 1] ... die man is sowieso... die man is sowieso blauw... kan hier niet takken... kan hier niet takken je weet toch
[medeverdachte 3] : [persoon 1] ?
[verdachte] : [persoon 1] na, [persoon 1] na... [persoon 1] na... [persoon 1] na... [persoon 1] na
[medeverdachte 3] : Je hebt gemelkt al?
[verdachte] : Nee man ik ga nu richting dinges weer man... groepa (fon) maar ik heb, maar ik heb niet gecheft, want ik was een mans met iemand met een mattie van me... hoe we binnen komen die man hij cheft hem 4, 5 keer of zo... wapen eruit... haha...
[medeverdachte 3] : Dus, dus [persoon 1] is gecheft?!
[verdachte] : Ja we hebben die man ge... we hebben die man... kierie... die man is kierie volgens mij man.
[medeverdachte 3] : Chef ik zweer... de F is gescoord!
[verdachte] : Jaaa.... drop
[medeverdachte 3] : Hahahaha...
[verdachte] : Bloed overal...
[medeverdachte 3] : [naam drillrapgroep 2] ...
[verdachte] : Bloed overal...
[medeverdachte 3] : [naam drillrapgroep 2]
[verdachte] : He? Ik hoor je niet ik hoor je niet
[medeverdachte 3] : Is het een [naam drillrapgroep 2] ?
[verdachte] : He? Ik hoor je slecht man.
[medeverdachte 3] : Hey is het een [naam drillrapgroep 2] ?
[verdachte] : Jaaaaa... [persoon 1] kil... gangster gewoon... met 7K enzo... broer
[medeverdachte 3] : [straattaal] (fon)
[verdachte] : Ja, ik zweer op [straattaal] ... die man... ik was met hem naar binnen gegaan, maar ik had niks op me toch... toen zeiden we van ... toen zei ik tegen die man.... van hé weet je... maak hem gewoon af... jullie gaan naar daar dat je die man die man chieft 4, 5 keer... nek alles... die man is zo
[medeverdachte 3] : Ohhh...! Ik bel je dalijk, ik bel je dalijk... timer
Op 23 december 2020 tussen 23.40 en 23.50 belt de medeverdachte [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) met een onbekend gebleven ander ( [naam 1] ). In dat gesprek is het volgende gezegd:
[naam 1] : Ik moet gewoon lachen om die is man. (ntv). Ik ben gewoon kaolo blij om die is. (ntv) is niet eens nieuwjaar en een opp is al gepacked, bijna. (Gelach)
[medeverdachte 1] : (ntv) duurt lang, kijk wat (ntv) gebeurd.
[naam 1] : Kijk wat gebeurd.
[medeverdachte 1] : Helemaal (ntv).
[naam 1] : (Gelach) Ik wil niet dubbele karma.
[medeverdachte 1] : Ik, ik... Hé, hé ik liep nog... Ik liep nog stage daar hé.
[naam 1] : Waar? Ja, joesoe (fon.)
[medeverdachte 1] : Ja man. Ik zag...
[naam 1] : Hodè.
[medeverdachte 1] : Hij... hij... hij liep nog voorbij me en zo. En ik... en ik had die... Kijk, hij deed (ntv) praten aan tellie.
[naam 1] : Uhuhm.
[medeverdachte 1] : Wacht, ik (ntv) van...
[naam 1] : (Ntv) je doet nog steeds stage daar?
[medeverdachte 1] : Nee, man.
[naam 1] : Dat is al een tijdje geleden?
[medeverdachte 1] : Nee kijk. Sinds gisteren... Kijk vandaag was laatste dag, dus sinds gisteren ben ik... uhh vandaag nog even gegaan en daarna ging ik...”
[naam 1] : Oooohhhh. (Gelach) Ja man. Aigh, hij heeft gekregen wat die, wat die zocht broer. Orgi, hij heeft hem gekregen. Hele dag wil die dissen op je bradah (broeder). Broer die dingen daar.
[medeverdachte 1] : Ja man. Eig... eigen... Is eigenlijk gewoon door mij geluk.
[naam 1] : Snap je, hij wil… hij wil dissen op je bradah broer. Karma kaolo dumpen we hard broer. Dat krijg je broer als je... als je op iemand zijn broer... je weet toch, wil dissen.
Op 26 december 2020 belt [medeverdachte 1] met een vrouw. Het gesprek gaat over [persoon 1] ( [persoon 1] ). [medeverdachte 1] zegt dat [persoon 1] nog steeds gewoon kan doodgaan in zijn coma. Als de vrouw vraagt wat hij hen heeft aangedaan, antwoordt [medeverdachte 1] dat hij ( [persoon 1] ) zijn ‘brada’ (broer) ‘dist in zijn tune’.
Tussenconclusie
De rechtbank leidt uit het voorgaande het volgende af. [persoon 1] is op 22 december 2020 aan het werk gegaan bij de Albert Heijn ( [adres 2] in Amsterdam). Medeverdachte [medeverdachte 1] is een uur later daar ook aan het werk gegaan. Even later is zowel de verdachte als [medeverdachte 2] van huis gegaan. De verdachte is om 14.03 uur gebeld door [medeverdachte 3] , leider van [naam drillrapgroep 1] , de drillrapgroep waar de verdachte en [medeverdachte 1] lid van zijn. De verdachte heeft toen tegen [medeverdachte 3] gezegd dat hij onderweg was naar ‘opps’. De rechtbank concludeert, ook na het luisteren van de geluidsopnamen, dat de verdachte niet ‘oost’ heeft gezegd zoals de verdachte en diens raadsman de rechtbank stellen, maar ‘opps’. De betekenis van ‘opps’ is vijand, tegenstander, oppositie (van het Engelse opposite).De verdachte heeft verder gezegd dat ‘hij nu op de drop is’. De raadsman heeft aangevoerd dat dit betekent dat de verdachte naar een afspraak ging zoals de verdachte ter zitting heeft verklaard. ‘Droppen’ betekent in de drillrapscene ook wel iemand hardhandig neerhalen. De rechtbank merkt op dat medeverdachte [medeverdachte 1] op 27 januari 2021 in een (afgeluisterd) gesprek met de verdachte heeft verteld over de keer dat hij is neergestoken. Hij heeft toen gezegd dat hij weet ‘wie die drop(kans) aan [hen] heeft gegeven.De rechtbank is van oordeel dat wat ‘drop’ ook mag betekenen het in deze context een negatieve betekenis heeft en verband houdt met de steekpartij. [medeverdachte 3] heeft aan het einde van het telefoongesprek tegen de verdachte gezegd: “Get back!”, wat zoveel wil zeggen als wraak nemen.
Kort na dit telefoongesprek hebben de verdachte en [medeverdachte 2] elkaar ontmoet op station Lelylaan en zijn zij samen verder gereisd. Om 14.10 uur heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] naar de verdachte gebeld. Zij hebben ruim een minuut telefonisch contact. De verdachte en [medeverdachte 2] zijn samen verder gereisd naar [adres 5] , vlakbij de Albert Heijn waar [persoon 1] en de medeverdachte [medeverdachte 1] aan het werk waren. Op de camerabeelden van de Albert Heijn is te zien dat de verdachte samen met [medeverdachte 2] om 14.55 uur de Albert Heijn binnenkwam. De verdachte liep voorop en deed zijn handschoenen aan. De verdachte en [medeverdachte 2] hebben een minuut door de Albert Heijn gelopen, duidelijk niet om boodschappen te doen, maar op zoek naar iemand. Toen zij [persoon 1] in het vizier kregen, heeft de verdachte een stap opzij gedaan voor [medeverdachte 2] die vervolgens naar [persoon 1] is gerend, zijn naam heeft geroepen en op hem is gaan insteken. Na het steken is de verdachte op rustige wijze langs [persoon 1] , die hevig bloedend op de grond lag, richting de uitgang gelopen. Daarbij keek hij naar [persoon 1] . Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte op weg naar de uitgang zijn handschoenen heeft uitgetrokken.
Een uur na de steekpartij is de verdachte door [medeverdachte 3] gebeld. De verdachte heeft toen gezegd dat hij ‘met een mattie’ van hem was en dat die man ( [medeverdachte 2] ) [persoon 1] vier of vijf keer cheft (steekt). Toen [medeverdachte 3] de verdachte vroeg of [persoon 1] is gecheft (gestoken), heeft de verdachte geantwoord: “Ja, we hebben die man (…) kierie... die man is kierie volgens mij man.” Even later heeft de verdachte gezegd: “Ik was met hem naar binnen gegaan, maar ik had niks op me toch... toen zeiden we van ... toen zei ik tegen die man... (…) van hé weet je... maak hem gewoon af...”.
Buiten kijf is dat [persoon 1] op 22 december 2020 meermalen met een mes is gestoken. Evenmin staat ter discussie dat [medeverdachte 2] degene is geweest die heeft gestoken. Uit de letselverklaring volgt dat [persoon 1] meerdere steekwonden had, waaronder twee in zijn hals en een in zijn borstkas, en dat hij zonder medisch ingrijpen zou zijn overleden.
Medeplegen
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of bewezen is dat de verdachte, zoals is ten laste gelegd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft geprobeerd [persoon 1] van het leven te beroven, met andere woorden of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger en ook in strafrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor de poging om [persoon 1] van het leven te beroven.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uitgangspunt bij medeplegen is een hechte samenwerking tussen twee (of meer) personen, waaraan een gemeenschappelijk plan ten grondslag ligt. Uit het doelgerichte handelen van een dergelijke dadergroep kan worden afgeleid dat de verdachte medepleger is van het feit waarop de gedragingen van de groep en dus ook die van de verdachte zijn gericht. De verdachte kan dan ook als medepleger worden gekwalificeerd als zijn bijdrage de uitvoering van een gemeenschappelijk plan is en het ook zijn intentie is om het doel van het plan te verwezenlijken. Als sprake is van een vooraf voor alle deelnemers duidelijk plan en gezamenlijk optrekken met het oog op het realiseren van dat gezamenlijk plan doet daaraan dan ook niet af dat niet elk van de verdachte een gedraging heeft verricht die op zichzelf beschouwd niet als een bijdrage van voldoende gewicht aan het ten laste gelegde kan worden aangemerkt.In geval van medeplegen kan de verdachte dus ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor de uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door een medeverdachte zijn verricht.Het achterwege blijven van een fysieke uitvoeringshandeling op de plaats van het delict kan worden gecompenseerd door andere factoren, zoals de rol van de verdachte in het kader van het beramen en voorbereiden van het feit.
De rechtbank stelt vast dat op de dag van het steekincident de verdachte en [medeverdachte 2] min of meer op hetzelfde moment van huis zijn gegaan en uiteindelijk samen naar de Albert Heijn zijn toegegaan waar [medeverdachte 2] even later [persoon 1] zou neersteken. De rechtbank leidt uit het telefoongesprek dat de verdachte had toen hij onderweg was naar de Albert Heijn dat het voor de verdachte duidelijk was wat er stond te gebeuren en dat er die dag wraak zou worden genomen. Dit duidt ten minste op een vooraf bestaand plan tussen de verdachte en [medeverdachte 2] . De verdachte en [medeverdachte 2] hebben samen opgetrokken met het oog op het realiseren van een gezamenlijk plan. Hun doel was het neersteken van [persoon 1] . Het hiervoor aangehaalde telefoongesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 3] na de steekpartij spreekt wat dat betreft boekdelen. De verdachte heeft immers gezegd dat hij met [medeverdachte 2] naar binnengegaan is en toen tegen hem heeft gezegd: “Hé weet je... maak hem gewoon af...”.
Verklaring van de verdachte
Bij de beoordeling of sprake is van medeplegen mag de procesopstelling van de verdachte ook een rol spelen. Als een aannemelijke verklaring van de verdachte achterwege blijft, mag de rechter dit bij de bewijsvoering betrekken.
De verdachte heeft op de vraag wat zijn plan was die dag, 22 december 2020, toen hij samen met [medeverdachte 2] naar de Albert Heijn ging, zakelijk weergegeven, het volgende geantwoord: “Ik wilde gewoon (…) [medeverdachte 1] ‘checken’. Ik bedoel dat ik wilde gaan kijken waar hij was. Ik zou hem die dag ontmoeten, maar hij zei dat hij al naar zijn werk was. Als hij nog niet klaar was dan zouden wij weer naar huis gaan en daarna weer terugkomen. Waarom ik hem niet heb ontmoet? Ik heb [medeverdachte 1] in de Albert Heijn gezocht, maar kon hem niet vinden. Ik draaide mij om en wilde verder zoeken.”
De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig en gaat daar dan ook aan voorbij. De verdachte is de dag van de steekpartij omstreeks 13.15 uur van huis gegaan ( [adres 3] ) en met het openbaar vervoer naar de Albert Heijn in de [adres 2] gereisd, helemaal aan de andere kant van de stad. Om 14.10 uur was er ruim een minuut contact tussen de telefoon van de verdachte en die van [medeverdachte 1] , aangenomen mag worden dat de verdachte en [medeverdachte 1] elkaar toen hebben gesproken. Drie kwartier later was de verdachte in de Albert Heijn. Het is dan onbegrijpelijk waarom de verdachte na nog geen twee minuten door slechts een gedeelte van de Albert Heijn te zijn gelopen onverrichter zake weer naar huis is gegaan. De rechtbank ziet in de door de verdachte gekozen procesopstelling een poging om zijn betrokkenheid bij de uitvoering van het gemeenschappelijk plan te verhullen.
Conclusie
De slotsom is dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 2] die in de kern bestond uit de uitvoering van een gezamenlijk plan: [persoon 1] van het leven te beroven. Daarmee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde medeplegen bewezen.
4.3.6.Voorbedachte raad
Ten slotte is het de vraag of sprake is geweest van voorbedachte raad en dus van een poging tot moord.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is zij van oordeel dat de verdachte en zijn mededader samen naar de Albert Heijn zijn gegaan om daar hun gezamenlijke plan ten uitvoer te brengen: wraak nemen door [persoon 1] neer te steken. De medeverdachte had een mes bij zich. Nadat zij naar binnen zijn gegaan, zijn zij doelgericht op zoek gegaan naar [persoon 1] . Zodra de verdachte en [medeverdachte 2] [persoon 1] in het vizier kregen, heeft de verdachte ruim baan gemaakt voor [medeverdachte 2] die vervolgens direct op [persoon 1] is afgerend. [medeverdachte 2] heeft [persoon 1] vervolgens elf keer gestoken. In de letselverklaring staat dat er sprake was van onder meer twee wonden aan de rechterzijde van de hals met letsel van twee grote bloedvaten (ader en slagader) van de hals met veel bloedverlies en dat zonder direct medisch ingrijpen [persoon 1] zou zijn overleden aan het letsel dat hij heeft opgelopen.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte en zijn mededader het vooropgezette plan hadden [persoon 1] van het leven te beroven. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte en zijn mededader vóór de uitvoering van hun daad, hebben nagedacht over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap hebben gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de mededader zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte en zijn mededader met voorbedachte raad hebben gehandeld en acht de ten laste gelegde poging tot moord bewezen.
Het voorhanden hebben van een wapen en munitie
Op 27 januari 2021 heeft de politie in de kamer van de verdachte, [adres 3] , in de kledingkast een vuurwapen met munitie (kogelpatronen) aangetroffen. Het wapen zat in een zwart schoudertasje en was direct zichtbaar toen het tasje werd geopend. Uit onderzoek naar het wapens en de munitie is gebleken dat het wapen een revolver van het merk Bruno Bruni Milano (BBM), model Olympic 38 betreft dat origineel een .22 Long Blanc (kaliber) heeft en dat is getransformeerd naar .22 Long Rifle. Het is een van oorsprong gas-/alarm-revolver dat is omgebouwd naar een projectielen verschietende revolver.
De vraag is of de verdachte het wapen en de patronen ook voorhanden heeft gehad als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat er op 27 januari 2021 een wapen en patronen in zijn kledingkast zijn aangetroffen en dat hij dat wapen voor zijn eigen veiligheid had. Hij had het gekregen. Het was gewoon voor zijn eigen veiligheid. Hij wist dat het in het bezit hebben van een wapen strafbaar is, aldus verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, mede gelet op diens verklaring, het wapen en de munitie, die bij hem thuis voor het grijpen lagen, bewust aanwezig heeft gehad en dat hij ook over dat wapen en die munitie kon beschikken. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde dan ook bewezen.