5.4Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan een hem geattribueerde bevoegdheid delegeren, mits de bevoegdheid daartoe bij wettelijke voorschrift is gegeven. Verder is het mogelijk dat een bestuursorgaan een bevoegdheid via een mandaat door een ander bestuursorgaan laat uitoefenen. Daargelaten dat niet in geschil is dat het convenant een intern document is dat niet gepubliceerd is of anderszins voor derden kenbaar is, staat vast dat van delegatie of mandaat ook volgens verweerder zelf in dit geval geen sprake is. Ook als verweerder gevolgd zou worden in zijn standpunt dat het convenant als machtiging moet worden opgevat, leidt dit niet tot het oordeel dat de bevoegdheid om op grond van de Wkb verstrekte gelden terug en in te vorderen, daarmee bij verweerder is komen te liggen. Een machtiging is in de Awb geen figuur waarmee een bestuursorgaan een bevoegdheid aan een ander bestuursorgaan kan toedelen of overdragen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat met betrekking tot de terug- en invordering van het kindgebonden budget in dit geval geen sprake is van een rechtsgeldige bevoegdheidsoverdracht door de Belastingdienst/Toeslagen aan verweerder, dan wel van een geldige bevoegdheidsuitoefening door verweerder namens de Belastingdienst/Toeslagen.
Het door de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen gesloten convenant bewerkstelligt geen bevoegdheidsoverdracht.”
4. De rechtbank neemt deze overwegingen over en maakt die tot de hare. Uit het voorgaande volgt dat de bevoegdheid voor de Svb om over te gaan tot terug- en invordering van het kindgebonden budget, ontbreekt.
5. De rechtbank overweegt daarnaast als volgt. Deze zaak illustreert dat de Svb als onbevoegde instantie niet in staat is om een zorgvuldig besluit te nemen. De rechtbank wijst daarbij op het volgende. Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in haar uitspraak van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:838, rechtsoverweging 4.3, is volgens de in de uitspraak van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3536, gehanteerde uitleg van artikel 26 van de Awir hierin niet imperatief voorgeschreven dat de Belastingdienst/Toeslagen het gehele bedrag van de belanghebbende moet terugvorderen. De bepaling biedt de Belastingdienst/Toeslagen dus discretionaire ruimte bij de vaststelling van het bedrag dat wordt teruggevorderd. Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moet afwegen en onder bijzondere omstandigheden van terugvordering kan afzien of het terug te vorderen bedrag kan matigen. Het is bij een terugvorderingsbesluit aan het bestuursorgaan om de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af te wegen. Het bestuursorgaan kan onder bijzondere omstandigheden van terugvordering afzien of het terug te vorderen bedrag matigen. Op grond van artikel 13b, tweede lid, Awir mogen de nadelige gevolgen van het terugvorderingsbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
6. In het bestreden besluit staat dat het kindgebonden budget waar eiser geen recht op heeft € 2161,98 bedraagt. Omdat eiser te veel kindgebonden budget heeft gekregen, moet hij dit terugbetalen. Hiervan kan alleen worden afgeweken in zeer bijzondere omstandigheden. Daar is geen sprake van, aldus de Svb. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat de Svb dezelfde “bijzondere omstandigheden” toets heeft gehanteerd als in artikel 26 van de Awir. Eveneens is niet getoetst aan artikel 13b, tweede lid, Awir, terwijl dit wel moet bij de terugvordering van het kindgebonden budget.
Daarnaast heeft de bewindvoerder van eiser namens eiser het volgende aangevoerd. Eiser zit al in een schuldenregeling, waaraan de Belastingdienst deelneemt. Bij de Belastingdienst is door de bewindvoerder gevraagd om een overzicht van de schulden van eiser. De schuld van € 2.161,98 aan de Belastingdienst/Toeslagen is door toedoen van de Belastingdienst/
Toeslagen niet meegenomen in de minnelijke regeling van de schuldsanering bij de gemeente Amsterdam. Terwijl deze schuld wel bekend was bij de Belastingdienst/Toeslagen. Dit heeft grote gevolgen voor eiser. De problematische schuldensituatie van eiser en zijn partner zal door deze fout van de Belastingdienst blijven voortbestaan nadat zij de lopende sanering met succes hebben afgerond. De Svb heeft aangegeven hier geen inzicht in te hebben nu deze gegevens enkel bekend zijn bij de Belastingdienst/Toeslagen. Nu de Svb hier geen inzicht in heeft, beschikt zij naar het oordeel van de rechtbank over onvoldoende informatie om te beoordelen of er sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 26 van de Awir.
Eiser voert tot slot aan dat het hem niet te verwijten valt dat hij te veel kindgebonden budget uitgekeerd heeft gekregen. Hij had alle informatie tijdig doorgegeven aan de Svb. De rechtbank oordeelt dat hoewel de Svb ingaat op de verwijtbaarheid van eiser, dit niet is gebeurd in het kader van de belangenafweging in de zin van artikel 26 van de Awir en de evenredigheidstoets in het licht van artikel 13b, tweede lid, Awir.
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit dan ook vernietigen, het bezwaar gegrond verklaren en de primaire besluiten herroepen.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat de Svb aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding, nu geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.