6.3.1Mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 1]
In het onderzoek tegen verdachte zijn meerdere telefoonlijnen die aan hem kunnen worden toegeschreven, vanaf 19 november 2015 tot aan zijn aanhouding op 27 september 2016 getapt. Ook is er apparatuur geplaatst in de auto die door verdachte werd gebruikt, om zodoende gesprekken af te kunnen luisteren. Deze OVC-gesprekken bevinden zich eveneens in het dossier.
Vanaf 20 november 2015 blijkt dat verdachte zeer regelmatig contact heeft met [slachtoffer 1] , via meerdere telefoonlijnen die alleen gebruikt wordt voor communicatie tussen hen beiden (zogenaamde één op één lijnen).
Uit de veelvuldige tapgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 1] en de OVC-gesprekken tussen verdachte en anderen, kan het volgende worden vastgesteld.
[slachtoffer 1] heeft (ongeveer) 6 dagen per week in de prostitutie gewerkt
Uit het onderzoek blijkt dat [slachtoffer 1] tussen 27 september 2015 en 27 september 2016 kamers heeft gehuurd bij Kamerverhuurbedrijf [naam verhuurbedrijf] , [naam verhuurbedrijf] en [naam verhuurbedrijf] . In totaal heeft zij daar 293 dagdelen gewerkt. De rechtbank heeft berekend dat dit ongeveer neerkomt op 6 vrije dagen per maand. Wanneer in ogenschouw wordt genomen dat [slachtoffer 1] in ieder geval nog een maand met vakantie is gegaan (hierover later meer), stelt de rechtbank vast dat zij minst genomen 6 dagen in de week in de prostitutie heeft gewerkt. Dit komt ook overeen met wat [slachtoffer 1] hier zelf over heeft verklaard.
Bepalen waar [slachtoffer 1] moest wonen
[slachtoffer 1] heeft vanaf 8 juli 2013 tot en met 9 september 2916 ingeschreven gestaan op de [adres] . Daarna woonde zij op de [adres] . Op dit adres is verdachte op 27 september 2016 aangehouden.
Verdachte bepaalde waar [slachtoffer 1] in Nederland verbleef en of zij alleen of met andere vrouwen/prostituees een woning moest delen. Dit volgt uit een tapgesprek van 10 september 2016, waarin [slachtoffer 1] aan verdachte laat weten dat ze niet wil dat er iemand anders bij haar komt wonen, waarop verdachte zegt dat hij degene is die daarover beslist.
Tijdens zijn aanhouding is ook de telefoon van verdachte in beslag genomen en onderzocht. In de telefoon zijn ook chats via Line en Facebook aangetroffen. In een chatgesprek met [slachtoffer 1] wordt een soortgelijke discussie gevoerd als via de telefoon op
10 september 2016. [slachtoffer 1] geeft aan dat zij niet wil dat er iemand anders bij haar komt wonen, behalve verdachte. Verdachte reageert hierop geïrriteerd en zegt dat hij hierover beslist:
[slachtoffer 1] : En nog iets: ik wil niet dat iemand bij mij komt wonen.
Behalve jij.
Verdachte: Je moet ophouden met filosoferen.
Je begint banaal te worden.
Dit beslis ik: wie, wanneer, waar.
Niemand heeft gezegd dat iemand moet komen wonen.
Je hoeft mij geen adviezen te geven.
Het is niet gezegd, maar het kan dat iemand komt.
Dat verdachte daarover inderdaad besliste, blijkt ook uit een OVC-gesprek van 26 september 2016 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte laat daarin weten dat hij en [medeverdachte 1] een andere huurwoning moeten zoeken, omdat [slachtoffer 1]
[de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ]en [slachtoffer 2]
[de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ]te veel op elkaars lip zitten. Veelzeggend is hierbij ook dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] achtereenvolgend op hetzelfde adres aan de [adres] hebben gewoond, [slachtoffer 2] van 14 april 2009 tot en met 24 juni 2013 en [slachtoffer 1] van 8 juli 2013 tot en met 9 september 2016.
Aanzetten tot werken, zelfs indien [slachtoffer 1] moe was of fysieke klachten had
[slachtoffer 1] gebruikte zoals eerder gezegd een zogenaamde één op één telefoonlijn met verdachte. Uit de gesprekken over deze lijn volgt dat verdachte [slachtoffer 1] op deze manier controleerde. Zo vroeg hij haar regelmatig wat zij aan het doen was, hoe het ging en moedigde hij haar tijdens werktijden aan om ‘gas te geven’, bijvoorbeeld in het gesprek van 23 maart 2016:
Verdachte: Wat heb je gedaan?
[slachtoffer 1] : Ik begin me... nou, niks, ik ben wanhopig...
Verdachte: Hoezo niks? Hoe kan je nou niks doen? Geef vol gas.
[slachtoffer 1] : Ik begin me klaar te maken.
Verdachte: Geef vol gas... niet wanhopig worden, volop gas, hup in z'n derde,
vierde, zesde...
Ook zijn er gesprekken waarin verdachte [slachtoffer 1] laat weten dat zij een werkkamer moet reserveren, ook al voelt zij zich niet goed. Bijvoorbeeld op 31 december 2015:
(…)
Verdachte: Wat is het (probleem)?
[slachtoffer 1] : Gisteren…in principe… Er is toch een soort witte vloed waarbij je
jeuk en steken hebt…ik weet niet of je bekend bent. En gisteren heb ik een pilletje erin gestopt en vandaag kwam ik en dacht dat het over zou zijn. Maar het is helemaal niet over. Het lijkt ruw aan de binnenkant, ik ga dood.
Verdachte: Ja.
[slachtoffer 1] : Ik weet het niet. Ik ga mezelf neerschieten. En als ik later naar de
andere ga…want ik heb gebeld om te informeren en er zijn opties…als ik ga, zal ik morgen niet kunnen komen. Want ik zeg het je dat het echt pijn doet.
Verdachte: Ik weet niet wat te zeggen, dreben (kleintje).
[slachtoffer 1] : Ik zeg het je…ik voel me slecht. En daarnaast geneer ik me de hele dag en kan niet eens lachen.
Verdachte: Waarom?
[slachtoffer 1] : Ik weet het niet. Ik voel me slecht. Mijn hele dag is vreselijk.
Verdachte: Onzin.
[slachtoffer 1] : Ja. Zo dus. En het probleem dat is ontstaan…dat had ik niet verwacht….dat het zou gebeuren. Ik hoopte dat ik voor later kon gaan…want ik heb thuis toch niets te doen.
Verdachte: Aha.
[slachtoffer 1] : Zo.
Verdachte: Heb je gevraagd of er is voor de nacht?
[slachtoffer 1] : Wat?
Verdachte: Heb je gevraagd of er is voor de nacht?
[slachtoffer 1] : Ik heb gevraagd. Er was er een. Maar daar…op de onderste.
Verdachte: Aha.
[slachtoffer 1] : Ja. Maar het is nu al weggegeven.
Verdachte: Waarom heb je het niet gereserveerd?
[slachtoffer 1] : Omdat ik nog niet wist. In principe…er is ook beschikbaar aan de
Kanaal.
Verdachte: Er komt geen eind aan de onzin. Je hebt me niet gebeld om te zeggen
..of er wél ..of geen is.
[slachtoffer 1] : Omdat ik een ander office (kantoor) had gebeld en zij belde me op dit
moment. Ik legde net neer en zij belde en vroeg of ik zsm kon zeggen of ik het wél of niet wilde. Want er waren er niet meer. Er was nog een wachtende. Zo dus. En ik zei: Nee. Omdat ik niet wist wat ik moest zeggen.
Verdachte: Hoezo weet je het niet? Je hebt me niet gebeld om te zeggen. Ik had je
gezegd dat je moet proberen om te vinden. Er komt geen einde aan jouw onzin. Hoe dan ook. Maakt niets uit.
(…)
Daarnaast zijn er telefoongesprekken waarin [slachtoffer 1] toestemming vraagt aan verdachte om eerder te mogen stoppen met werken, waaronder op 10 maart, 12 april en 15 september 2016:
(…)
[slachtoffer 1] : Ik denk dat ik maar stop.
Verdachte: Aa, hoezo?
[slachtoffer 1] : Hoezo? Ik kreeg last van mijn ogen en mijn benen.
Verdachte: Goed dan, ga lekker naar huis, geen probleem. Ga naar huis, hoor je me?
[slachtoffer 1] : Ja. Wat doe jij? Ja. Ja.
(….)
(…)
[slachtoffer 1] : Ik wilde je vragen of ik mag gaan…
Verdachte: Hoezo?
[slachtoffer 1] : Omdat ik overal pijn heb. Vandaag heb ik maar drie keer gegeten. Ik weet niet waarom.
Verdachte: Duidelijk.
[slachtoffer 1] : Ja.
Verdachte: Geen zin om naar de zonnestudio te gaan? Doe maar morgen.
[slachtoffer 1] : Beter morgen. Nu ga ik direct naar huis… ik moet alleen sigaretten kopen en kom naar huis.
(…)
(…)
[slachtoffer 1] : Aa. Ik bel je om je te vragen of ik straks mag gaan, want ik sta de hele tijd te niksen, heb overal pijn.
Verdachte: Het is anders best vroeg, hoor.
[slachtoffer 1] : Nou, straks, niet nu meteen.
Verdachte: Hoe laat is het nu?
[slachtoffer 1] : Ik ben zo… het is nu 17:05. Ik heb zo’n last van m’n ogen, alles doet pijn. Gisteren heb ik ook de laatste paar uur zitten niksen.
Verdachte: Ja
[slachtoffer 1] : Is zo…
Verdachte: Ga naar. .. ga dan naar de zonnebank.
[slachtoffer 1] : Dat ga ik doen. Ik haal ook haarverf…..maar straks, ik blijf nog even.
Verdachte: Prima, prima.
[slachtoffer 1] : Tot half.
Verdachte: Afgesproken, oké.
[slachtoffer 1] : En dan kom ik naar huis.
Verdachte: Prima, oké.
Ook op 1 augustus 2016 geeft [slachtoffer 1] aan dat zij zich niet goed voelt. Desondanks moet zij van verdachte door blijven werken:
[slachtoffer 1] : Gewoon, ik bel je zomaar. .. want ... vandaag bel ik wat vaker, denk ik, maar ik voel me zo klote... het lukt me gewoon niet... weet niet hoe dat komt...
Verdachte: Kop op, hoezo, het lukt je niet?
[slachtoffer 1] : Ja
Verdachte: De dag is nog niet voorbij, maak je niet druk.
[slachtoffer 1] : Dat wel, maar het is al twee uur... en je mag twee keer raden...
Verdachte: Kop op, zei ik, geen probleem.
(…)
Onderhouden van een (seksuele) relatie met [slachtoffer 1]
Het dossier bevat veel tapgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 1] waarin zij elkaar continue met koosnaampjes, zoals “kleintje/ukkie” en “veertje” aanspreken. [slachtoffer 1] spreekt hierbij ook haar onzekerheid uit als zij zegt dat ze denkt dat verdachte steeds minder zin heeft in seks met haar.
Uit de tapgesprekken blijkt ook dat verdachte bezig is met het (ver)bouwen en klussen van en aan een woning in [plaats] . Uit de gesprekken blijkt dat dit huis voor verdachte en [slachtoffer 1] samen bestemd is. Zo vertelt verdachte dat hij bij het appartement gaat kijken, bespreken zij samen de kleur en aankoop van een nieuw bed en zegt verdachte dat ze samen een keuken gaan kopen. Verder bespreekt verdachte in andere tapgesprekken welke aankopen er gedaan moeten worden voor de woning van de ouders van [slachtoffer 1] , bijvoorbeeld een nieuwe airco.
Op 22 september 2016 rond 15:45 uur belt [slachtoffer 1] met verdachte. Ze zegt dat ze naar huis komt, omdat ze 's avonds weer een kamer heeft en dan de hele avond door gaat werken. Zij is dan in de veronderstelling dat verdachte in Bulgarije is. Verdachte zegt dat ze nog even moet blijven. [slachtoffer 1] zegt dat ze nog even blijft en dan terugkomt. Na dit gesprek wordt gezien dat [verdachte] met [slachtoffer 2] uit de woning van [slachtoffer 1] op de [adres] komt en dat zij samen op de scooter richting de woning van [slachtoffer 2] rijden in de [adres] . [slachtoffer 1] geeft op 27 september 2016 aan dat ze er niet op van op de hoogte was dat verdachte op dat moment in Nederland was en dat hij met [slachtoffer 2] in haar huis was. Ze is dan zichtbaar in tranen en verklaart erg gekwetst te zijn.
Dat [slachtoffer 1] gevoelens had voor verdachte blijkt ook uit het onderstaande OVC-gesprek van 26 september 2016, waarin verdachte het volgende met een ander (vermoedelijk medeverdachte [medeverdachte 1] ) bespreekt over [slachtoffer 1]
[de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ]en [slachtoffer 2]
[de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ]:
NNman: Weet [slachtoffer 1] over [slachtoffer 2] ?
Verdachte: Ze weet het wel, maar die vrouwen uit Kazanlak zijn hangerig.
NNman: En ze weet hoe zij er uit ziet?
Verdachte: Ja, ja. Ze weet alles. Ze had haar gisteren op de halte gezien. Zij is ingestapt en kwam woedend thuis (…)
Uit het bovenstaande ontstaat het beeld dat verdachte [slachtoffer 1] gelooft dat verdachte met haar een leven wil opbouwen en dat hij ook begaan is met haar familie. De rechtbank leidt verder af dat verdachte een ‘relatie’ met [slachtoffer 1] onderhoudt waarbij [slachtoffer 1] in de veronderstelling is dat hij niet met andere vrouwen afspreekt en waarin zij duidelijk gevoelens voor hem koestert.
[slachtoffer 1] van en naar het werk ophalen
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij de ‘meisjes’ van verdachte, onder wie
[slachtoffer 1] , in opdracht van verdachte naar hun werk en naar huis heeft vervoerd.
Zijn verklaring vindt bevestiging in tapgesprekken in combinatie met een aantal observaties.
Controleren hoeveel inkomsten [slachtoffer 1] ontving en zich bemoeien met haar financiën
Uit telefoongegevens blijkt dat [slachtoffer 1] haar verdiensten doorgaf aan verdachte. Dit deed zij door hem – na haar werk – een sms te sturen met sterretjes, soms gevolgd door een komma of een sms met puntjes. Het is de politie uit een eerder onderzoek naar mensenhandel bekend dat dergelijke berichten betrekking hebben op de (dag-)verdiensten van de prostituee. Dit komt ook overeen met de verklaring van getuige [getuige 5] . Zij heeft laten weten dat zij voor verdachte in de prostitutie heeft gewerkt en telkens na haar werk een sms naar hem moest sturen met daarin het door haar verdiende geld. Dat de sterretjes kusjes betekenden, zoals verdachte en [slachtoffer 1] hebben verklaard, is – gelet op het voorgaande – niet geloofwaardig. Hierbij is ook van belang dat [slachtoffer 2] vergelijkbare sms’jes stuurde naar verdachte, dat [slachtoffer 1] deze sms’jes alleen stuurde als verdachte in het buitenland verbleef en dat de sms’jes telkens onbeantwoord bleven door verdachte. Ook het hiernavolgende telefoongesprek tussen [slachtoffer 1] en verdachte op 30 augustus 2016, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de sms’jes zagen op prostitutieverdiensten en niet op kusjes:
(…)
[slachtoffer 1] : En ik wil je alleen vragen om een komma erbij te zetten.
Verdachte: Wat?
[slachtoffer 1] : Een komma…nog.
Verdachte: Ah, geen probleem.
[slachtoffer 1] : Dat je dat weet. Want ik was een beetje te vroeg met dat ding en maar
ja… omdat ik me had verward. Dus. Nu ga ik me een salade kopen. En ik ga naar huis om te relaxen. Dus.
Verdachte bemoeit zich verder ook met de belastingaangifte voor de werkzaamheden van [slachtoffer 1] . Zij vraagt hierbij aan verdachte hoe veel zij omhoog moet gaan (met vermoedelijk haar prijzen). Zo hebben zij op 4 januari 2016 het volgende gesprek:
[slachtoffer 1] : Ik wilde je iets vragen. Ik moet vandaag met de boekhouder bellen. Wat zal ik tegen hem zeggen? Met hoeveel zal hij omhoog gaan?
Verdachte: Nee, ik wil dat je aan hem vraagt over jouw belasting ...of je aan het eind van het jaar wat voor winst maak je... dat je dus je belasting betaalt en dat je wat geld hebt verdiend...om aan het eind van het jaar te zien hoeveel geld je verdiend hebt
[slachtoffer 1] : Ja Ik zal tegen hem zeggen (onderbreekt zich) Wat?
Verdachte: Dit is het wat ik wil dat je aan hem vraagt. Zeg nog niets over het omhoog duwen. Vraag eerst dit en daarna zal vertellen.
[slachtoffer 1] : Ja. Goed. Zal ik tegen hem vertellen waar het over gaat of zal ik nog niets tegen hem zegen?
Verdachte: Nee, niets. Zeg niet tegen hem waar het over gaat.
[slachtoffer 1] : Ik zal hem alleen vragen wat ik verdiend hebt aan het eind van het jaar.
Verdachte: Juist. Bel later weer.
Geld van [slachtoffer 1] laten ophalen
In het dossier bevinden zich meerdere gesprekken waarin [slachtoffer 1] aangeeft dat zij gekookt heeft, dat het eten klaar is en dat zij honger heeft of nog niet gegeten heeft. Opmerkelijk is hierbij dat zij ook aan verdachte vertelt dat het eten klaar staat als duidelijk is dat verdachte op dat moment in Bulgarije verblijft.
Ook laat verdachte het ‘eten’ van [slachtoffer 1] ophalen, als hij zelf aangeeft in Bulgarije te zijn. Zo laat [slachtoffer 1] op 20 juni 2016 aan verdachte weten dat zij gekookt heeft. Verdachte geeft aan ‘die kale’ te sturen. [slachtoffer 1] belt vervolgens met [getuige 4]
[de rechtbank begrijpt: [getuige 4] ].De dag erna hebben verdachte en [slachtoffer 1] een gesprek waarin [slachtoffer 1] laat weten dat ze ‘het’ gisteren in een tasje heeft gedaan en aan [getuige 4] heeft gegeven, waarbij ze hem had gefeliciteerd met zijn verjaardag. Uit het politieonderzoek blijkt echter dat [getuige 4] helemaal niet jarig is op 20 juni, maar op 27 november.
In een gesprek tussen verdachte en [slachtoffer 2] op 21 juni geeft verdachte aan dat [getuige 4] ‘bagage’ komt brengen en dat [slachtoffer 2] dit in ontvangst moet nemen, want verdachte is zelf te lui om naar beneden te lopen. Verdachte verblijft op dat moment bij [slachtoffer 2] , wat [slachtoffer 1] niet weet. Hieruit leidt de rechtbank af dat [getuige 4] het tasje met inhoud van [slachtoffer 1] komt brengen bij verdachte, in de woning van [slachtoffer 2] .
Deze gesprekken in samenhang met de sms’jes met sterretjes, komma’s en puntjes en de tijdstippen waarop deze sms’jes zijn gestuurd, maken dat het niet anders kan dan dat verdachte en [slachtoffer 1] willen verhullen dat het hier gaat om het (afstaan van het) door [slachtoffer 1] verdiende geld. De rechtbank neemt dan ook de duiding die de politie aan de in de bewijsmiddelen opgenomen telefoongesprekken geeft over en maakt die tot de hare.
Verder vraagt verdachte op 12 augustus 2016 aan [slachtoffer 1] om geld te geven voor een auto-onderdeel dat [medeverdachte 1]
[de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ]niet kan betalen omdat ‘de zijne’ niet genoeg heeft. [slachtoffer 1] moet het geld dan geven aan een persoon genaamd [naam persoon] .
Verdachte: Hoor eens, [naam persoon] komt mogelijk, want [medeverdachte 1] heeft een tekort aan 850 euro, want gisteren of eergisteren heeft hij een jakhals aangereden en de bumpers van de Mercedes zijn kapot.
[slachtoffer 1] : O ja?
Verdachte: Ja, om onderdelen van daar te kopen, want "de zijne" heeft niet genoeg of... ik weet niet meer wat hij heeft gezegd. Eventueel om wat bij te betalen.
[slachtoffer 1] : Duidelijk.
Verdachte: Ik bedoel, houd daar er rekening mee, als er iets is.
[slachtoffer 1] : Goed, geen probleem.
Toestemming geven aan [slachtoffer 1] om geld te besteden
Uit de tapgesprekken blijkt dat [slachtoffer 1] meerdere malen om toestemming vraagt van verdachte om iets te kopen, zelfs voor relatief kleine uitgaven als kleding en parfum.
Zo vraagt [slachtoffer 1] op 6 januari, 15 maart 2016, 10 april, 17 mei, 13 juni en 11 augustus 2016 toestemming aan verdachte om de volgende aankopen te mogen doen:
[slachtoffer 1] : Jeetje… Ik wilde je ook net iets vragen.
Verdachte: Wat is het? Vraag dan. Geen probleem.
[slachtoffer 1] : Ik wil dattes bestellen.
Verdachte: Wat is dat? Schoenen?
[slachtoffer 1] : Lingerie
Verdachte: Lingerie. Wacht even. Wacht even geen haast, want ik heb...ik moet je zeggen...ik heb automotoren, appartementen en dingen betaald en ben nu beetje... beetje later zullen we nemen…hoor je me?
[slachtoffer 1] : Goed.
Verdachte: Heb begrip. Het zal me teveel worden.
[slachtoffer 1] : Is goed.
(…)
(…)
[slachtoffer 1] : Ja.... ik wil je... al 2 dagen iets vragen... ik wil schoenen kopen...
Verdachte: Doe dat maar. Als je dat wil.
[slachtoffer 1] : Ja. Oké, dan ga ik ze eerst kopen
(…)
Verdachte: Oké.
[slachtoffer 1] : Ik wilde je nog iets vragen.
Verdachte: Wat? Zeg het maar.
[slachtoffer 1] : Nou.... ja.... maar ik geneer me ervoor.... ik heb een rood ding, vind ik erg mooi en draag ik veel... maar die begint te pluizen... omdat het van kant is... dus, mag ik hetzelfde bestellen?
Verdachte: Doe dat maar.
[slachtoffer 1] : Ja, en ook een witte.... wit ding?
Verdachte: Bestel maar, geen probleem.
[slachtoffer 1] : Ja, eigenlijk zijn ze goedkoper. Ik bedoel... ja, degene die ik koop.
Verdachte: Bestel het maar.
[slachtoffer 1] : Goed, mooi, dank je.
(…)
(…)
[slachtoffer 1] : Ja. Ik wilde je iets vragen maar vergat het steeds. Kan ik donderdag gaan om iets te zoeken (winkelen)?
Verdachte: Goed. Geen probleem.
[slachtoffer 1]:
Mama heeft me gevraagd om sandalen en een T-shirt voor haar te kopen.
Verdachte: Geen enkel probleem.
(…)
(…)
[slachtoffer 1] : En ik wil een parfum gaan kopen omdat die van mij bijna op is.
Verdachte: Haal maar, ga maar kopen.
(…)
Vakantiedagen van [slachtoffer 1] bepalen en reizen naar Bulgarije regelen
Op 12 mei 2016 is door de Bulgaarse politie geobserveerd dat [slachtoffer 1] – na voorafgaand telefonisch overleg met verdachte – door hem en zijn broer vanaf een restaurant in Sliven werd gebracht naar het vliegveld in Sofia, waarna zij aankwam op het vliegveld in Amsterdam. De volgende dag werd [slachtoffer 1] gezien op haar vaste werkplek in Amsterdam. Uit het dossier volgt dat het ook aannemelijk is dat het vliegticket niet door [slachtoffer 1] zelf is gekocht, maar door de broer van verdachte.
Ook volgt uit de telefoongesprekken dat verdachte bepaalde wanneer, hoe lang en met wie [slachtoffer 1] op vakantie mocht, zoals het gesprek op 17 juni 2016:
(…)
Verdachte: Als je wil, mag je van mij met je moeder gaan… maar niet alleen…
[slachtoffer 1] : Echt waar?
Verdachte: Als je wil, kan je met je moeder op reis.
[slachtoffer 1] : Ja, maar… ik bedoel… we kunnen papa niet alleen laten… dan moet ik ze allebei meenemen…
Verdachte: Nou…
[slachtoffer 1] : Ja.
Verdachte: Je moet op internet kijken of er een reisje is…
[slachtoffer 1] : Ja… eigenlijk…
Verdachte: Maar voor 3,4 dagen, niet langer.
[slachtoffer 1] : Ja, niet langer. Maar waar?
Verdachte: Weet ik niet. Kijk zelf maar. Maar van mij hoeft het niet. Ik zeg het je… mijn hele leven lang zit ik in het lelijke buitenland…
(…)
Verder blijkt ook uit de tapgesprekken dat voor [slachtoffer 1] niet duidelijk is op welke dagen zij met vakantie gaat. Zij moet dit blijkbaar navragen bij verdachte.
Zo vraagt zij aan verdachte op 20 juni 2016 het volgende:
[slachtoffer 1] : En ik wil je ook vragen…want [naam 1] vraagt mij steeds naar de datum
Verdachte: Ik zei het je toch? 30 tot 30
[slachtoffer 1] : De 30ste?
Verdachte: Ja 30 – 30
[slachtoffer 1] : Duidelijk, nee dat heb je mij niet verteld
Verdachte: Hoezo niet?
[slachtoffer 1] : Nee
Verdachte: Weet ik niet…ik had haar gevraagd naar een chartervlucht…geef dit maar door…als er iets is, hoor je van me.
Uit de samenvatting van de Bulgaarse tolk blijkt uit een telefoongesprek van 29 juni 2016 tussen [slachtoffer 1] en een vrouw (vermoedelijk haar moeder) dat [slachtoffer 1] één dag voor vertrek naar Bulgarije niet weet hoe laat zij aankomt, omdat [verdachte]
[de rechtbank begrijpt: verdachte]het haar nog niet heeft verteld.
Sociaal isolement [slachtoffer 1]
leidde en sociaal geïsoleerd leven, zo blijkt uit verschillende tapgesprekken met verdachte.
Op 22 maart 2016 voert [slachtoffer 1] een gesprek met verdachte waarin zij aangeeft bang te zijn over de aanslag in Brussel. Verdachte zegt dat zij niets heeft om zich zorgen over te maken:
“Nee hoor, baby, jou overkomt niks…je gaat van huis naar de kamer en van de kamer naar huis…niet op straat.”[slachtoffer 1] bevestigt dit:
“Dat klopt…maar je weet maar nooit.”
Ook is er een gesprek tussen verdachte en [slachtoffer 1] op 31 maart 2016 waarin [slachtoffer 1] haar ongenoegen uit over een andere prostituee genaamd [naam prostituee] . Verdachte vindt dat [slachtoffer 1] zeurt, waarop [slachtoffer 1] zegt:
“ik heb niemand anders om er over te praten.”
Verder blijkt dat verdachte boos wordt als er van [slachtoffer 1] een foto wordt gemaakt door een andere man. Hij zegt hierover op 6 februari 2016:
Verdachte: Hoor eens.... Met die flikker ...waar je het over had...de Nederlander...heb je een foto samen met hem? Heb je ooit gemaakt?
[slachtoffer 1] : Nee.
Verdachte: Hoezo nee?
[slachtoffer 1] : Nee, Ik heb niet.
Verdachte: Denk eraan...als ik achter kom ...waarover ik gehoord heb...dat je een foto hebt.....denk eraan...wat ik met je ga doen.
[slachtoffer 1] : Een foto?
Verdachte: Ja. Samen gefotografeerd.
[slachtoffer 1] : Hoezo samen gefotografeerd? Nee.
Verdachte: Hoor je wat ik tegen je zei? Ga niet meer op in. Zorg dat ik niet achter kom dat het waar is ...waar hij over aan het opscheppen is hier en daar.
(…)
Verdachte: Maar...ten eerste, ben je achterlijk? om gisteren met die andere klojo aan de telefoon te praten? Als iemand je laat praten ...en jij als prinses gaat met ...hem praten...met [naam 2] (fon/man)...ga nu maar bedenken wie dat is...deze persoon. ..waarmee je gesproken hebt.
[slachtoffer 1] : Ik ken hem niet. En ik heb niets tegen hem gezegd. Ik zei alleen "Hallo". En hij begon me te vragen en ik zei "Nee, nee"...en dat was alles.
Verdachte: Andere keer als een persoon naar binnen komt. ..doe je werk...niet aan de telefoon praten...geen vaste...je weet toch...van A tot ...wat gedaan moet worden.
[slachtoffer 1] : Ik weet het heel goed.
Verdachte: Want toen het me gisteren verteld werd heb ik niets tegen je gezegd...maar je bent beetje in de fout. Dat weet je toch?
Verdachte: Ik zeg het je...pas op dat ik niet achter kom dat hij ergens is geweest om jouw foto te tonen...laat staan dat jij naast hem staat op de foto.
[slachtoffer 1] : Dat kan niet. Dat is onmogelijk.
Verdachte: En kijk uit over die flikker...Ik neuk zijn moeder...dat het niet waar is.
[slachtoffer 1] : Wat?
Verdachte: Kijk uit dat die flikker niet is zoals jij gisteren tegen mij zei.
Een vergelijkbare discussie hebben verdachte en [slachtoffer 1] op 1 augustus 2016 over een profielfoto die [slachtoffer 1] van zichzelf heeft gemaakt in het huis waar zij met verdachte woont.
Verdachte: Ja, juist. Hou je op met je achterlijke gedoe? Nou?... Ik vraag je iets.
[slachtoffer 1] : Oké dan, als jij een foto van iemand bij ons thuis ziet, hoe zou je dan reageren? Zeg het me. Zou je niet steeds je twijfels hebben?
Verdachte: Wat is dit nou, bij ons thuis, bij jullie thuis? Wat is dit, bij ons thuis, bij jullie thuis? Nou? Ik vraag je iets.
[slachtoffer 1] : Ik vraag jou.
Verdachte: Het kan me geen moer schelen welke griet bij me thuis een foto van zichzelf heeft gemaakt, of in m'n bed of in m'n auto... of waar dan ook.
[slachtoffer 1] : Nou ja, best.
Verdachte: Ik zie dat jij steeds foto's van jezelf maakt. Heb je het soms over jezelf? Dat jij steeds selfies maakt? Nou?
[slachtoffer 1] : (met stemverheffing) Ik heb expres deze selfie gemaakt. Omdat ik weet dat sommigen steeds m’n profiel bekijken en zelfs een foto van me hebben geliked.
Verdachte: O, heb je dat expres gedaan? Wie weet dat jij überhaupt bestaat? Wie weet dat jij bestaat om je profiel te bekijken? Dat vraag ik je.
[slachtoffer 1] : Ja hoor... mooi...
Verdachte: Wie weet dat jij bestaat? Nou? Die uit Kazanlak zouden je soms kennen, ook die uit Stara Zagora... en Plovdiv.... wie weet dat jij überhaupt bestaat?
[slachtoffer 1] : Niemand kent me.
Verdachte: Als ik er niet ben om met jou uit te gaan. Nou?
[slachtoffer 1] : Niemand kent mij.
Verdachte: Niemand kent je, ja.
(…)
Verdachte: Ik zal je nooit kunnen betrappen... nou, als ik je betrap, maak ik het uit... ik geef je een schop onder je kont, ik zeg het je, ik breng je naar het dorp om daar om te komen van de honger... zoals je dat vroeger deed...
De politie heeft verder onderzoek verricht naar de vraag of [slachtoffer 1] gesprekken voert met andere mensen anders dan verdachte. Naast de één op één lijn met verdachte heeft zij op haar andere telefoonlijn alleen werk gerelateerde gesprekken over kamerverhuur, lingerie kopen en gesprekken met haar moeder. Ook uit observaties volgt dat [slachtoffer 1] -anders dan een enkele keer dan dat zij met een andere prostituee, [naam prostituee] , wordt gezien- geen sociale contacten onderhoudt in Amsterdam.
Dat zij verder ook haar weg niet goed kent in Amsterdam volgt onder meer uit een gesprek dat [slachtoffer 1] op 3 september 2016 met haar moeder voert, waarin zij uitlegt dat zij gaat verhuizen. Ondanks dat ze al jaren in Amsterdam woont, zegt [slachtoffer 1] dat ze bang is om met de tram te gaan verdwalen. Drie dagen later bespreken verdachte en [slachtoffer 1] aan de telefoon hoe zij van het nieuwe adres naar haar werk kan gaan. [slachtoffer 1] weet dan niet hoe ze moet betalen en ze weet niet hoe het scannen van de ov-chipkaart werkt.
Dreigend en denigrerend taalgebruik richting [slachtoffer 1]
Als laatste merkt de rechtbank op dat het dossier meerdere gesprekken bevat waaruit blijkt dat verdachte zich tegen [slachtoffer 1] op dwingende, denigrerende, maar ook agressieve en dreigende wijze uitte als zij niet deed wat hij wilde. Zo dreigde hij onder meer een klap op haar nek te geven en in een gesprek van 27 mei 2016 laat hij haar weten dat hij de tanden uit haar mond zal slaan:
Verdachte: Is de domkop aan de lijn of niet?
[slachtoffer 1] : Die is er.
Verdachte: Wat is dit voor aanstellerij, verdomme? Lijp.
[slachtoffer 1] : Ik doe niks.
Verdachte: Jij doet niks? Wat schrijf je dan over [naam 3] en [naam 4] ? Wil je worden
zoals zij? Geef me antwoord. Zeg het, achterlijke lijp. Hoe vaak heb ik tegen je gezegd dat je niks via de telefoon moet sturen? Nou?
[slachtoffer 1] : Punt is, het berichtje stelt toch niks voor? Ik schrijf je toch nooit
direct?
Verdachte: (met stemverheffing) Idioot. Hoezo heb je niks geschreven,
sloerie? Lelijkerd, wil je ook als [naam 3] en [naam 4] worden? Nou?
[slachtoffer 1] : Alsof ik ooit iets meer ben geweest.
Verdachte: Geef antwoord. Wat nou iets meer, stuk ondankbaar ongeluk? Vertel het me, nou? Je gaat te ver. De laatste dagen ga je echt te ver.
[slachtoffer 1] : Ben nooit iets meer geweest.
Verdachte: Je gaat echt te ver, hoor je me? Domme gans. Ze is deze niet, ze is die
niet… Pas op dat je niet zo wordt, want dan kom je om van de honger, snap je dat?
[slachtoffer 1] : Punt is dat ik dit niet wil worden, daarom.
Verdachte: (ntv).
[slachtoffer 1] : Daarom zeg ik dit tegen je, omdat ik niet wil worden zoals zij.
Verdachte: Wat? (zachter) Hoezo ben je zoals zij?
[slachtoffer 1] : Ik bedoel… je weet heel goed…
Verdachte: Hoezo ben jij zoals zij? (met stemverheffing) Omdat ik zo goed voor
je zorg? Omdat je meer spullen hebt dan ik, lelijke sloerie? Waarom treiter je me? Zeg het nu. Nou? Ik neuk je moeder, ondankbare trut…. lijp…
[slachtoffer 1] : Wat moet ik zeggen? Wat moet ik zeggen?
Verdachte: Hou op. Hou ermee op om dit soort onzin te schrijven en me te
irriteren, hoor je me? Begrijp je dat?
[slachtoffer 1] : Ja.
Verdachte: Ja, als je iets wil zeggen, bel je me gewoon, en niet als een hoer
sms’jes sturen. Hoor je me?
[slachtoffer 1] : Je weet toch waarom ik je sms?
Verdachte: Achterlijke gans.
[slachtoffer 1] : Je weet toch waarom ik je sms? Omdat je altijd zo tegen me
schreeuwt.
Verdachte: Stuur mij geen sms’jes, stuur je moeder maar sms’jes. Heb je ooit iets
zinnigs ge-sms’t? Vertel, heb je ooit iets zinnigs ge-sms’t?
[slachtoffer 1] : Ik zei toch waarom ik je sms. Omdat je altijd zo tegen me tekeer gaat
en dan kan ik niet met je praten.
Verdachte: Je gaat te ver. Een dag, twee dagen, drie dagen, vijf dagen… straks
kom ik en sla ik al je tanden uit je mond. Vertel me wat voor leuks je moet doen opdat je tevreden bent. Ben je tevreden te stellen? Geef antwoord op deze vraag.
(…)
De rechtbank is van oordeel dat uit de voorgaande feiten en omstandigheden volgt dat [slachtoffer 1] door verdachte is gehuisvest en vervoerd en dat zij door verdachte is bewogen om in de prostitutie te blijven werken. Dit vervoeren vond plaats binnen Amsterdam, van werk naar huis (door tussenkomst van [getuige 4] ) en ook van Bulgarije naar Nederland, nu in ieder geval kan worden vastgesteld dat verdachte de retourreizen tussen Nederland in mei en juni 2016 voor [slachtoffer 1] heeft geregeld. Daarnaast heeft hij ook van de werkzaamheden geprofiteerd.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte (onder meer) de werktijden, vakanties en verdiensten voor [slachtoffer 1] bepaalde en haar ook onder druk zette om te blijven werken als zij zich niet goed voelde. Ook bemoeide hij zich met het feit dat zij niet met andere mensen mocht praten of op de foto mocht. Hieruit maakt de rechtbank op dat verdachte dwang op [slachtoffer 1] heeft uitgeoefend.
Op basis van de eerdergenoemde gesprekken volgt naar het oordeel van de rechtbank ook dat verdachte gedreigd heeft om geweld tegen haar te gebruiken als zij teveel vragen zou stellen, in zijn ogen moeilijk zou gaan doen of op een andere manier niet naar hem zou luisteren.
Misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij (gelijktijdig) een (seksuele) relatie had met
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de periode genoemd in de tenlastelegging. [slachtoffer 1] was daarvan niet op hoogte, zo blijkt uit haar verklaring. Uit haar verklaring volgt verder dat zij oprechte gevoelens voor verdachte had. Verdachte benaderde de relatie echter meer zakelijk, instrumenteel. Typerend daarvoor is dat hij [slachtoffer 1] sms’jes liet sturen met haar prostitutieverdiensten, zoals hiervoor toegelicht. Verdachte wisselde verder grof, dreigend en denigrerend taalgebruik af met lieve woordjes. Dat is een werkwijze die (bij uitbuiting) vaker wordt gebruikt om iemand in de gewenste afhankelijke positie te houden. De relatie kan gelet op het voorgaande niet anders worden aangemerkt dan als een door verdachte ingezet middel om te profiteren van [slachtoffer 1] . Verdachte deed alsof hij verliefd op haar was en maakte haar emotioneel afhankelijk van hem met als doel om haar uit te buiten. Door met haar plannen te maken over de gezamenlijke woning in Bulgarije, spiegelde hij haar bovendien een toekomst samen voor. Hij misleidde haar en creëerde zo een situatie van overwicht, waardoor [slachtoffer 1] niet dezelfde positie had als een mondige prostituee in Nederland. Dat verdachte vanuit zijn ‘relatie’ overwicht op [slachtoffer 1] had, door misbruik te maken van haar gevoelens, blijkt verder uit de controle die verdachte over haar had. Zo volgt uit tapgesprekken dat hij er voor zorgde dat [slachtoffer 1] weinig tot geen contact had met anderen en dit in de gaten hield. Verdachte bepaalde voorts wanneer, hoe lang en met wie [slachtoffer 1] op vakantie mocht. Ook blijkt daaruit dat [slachtoffer 1] toestemming vroeg aan verdachte om kleding te kopen en dat verdachte bepaalde of en hoeveel geld zij aan haar ouders mocht geven. Verdachte bepaalde waar zij in Nederland woonde en de omstandigheden waaronder zij woonde (al dan niet met andere vrouwen/prostituees). Hij regelde tot slot ook haar vervoer van en naar het werk.
Voor bewezenverklaring van sub 1, 4, 6 en 9 is vereist dat verdachte de hiervoor besproken dwangmiddelen (in dit geval dwang, dreiging met geweld, misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht) heeft ingezet om [slachtoffer 1] te vervoeren, over te brengen en te huisvesten en om haar te bewegen tot prostitutiewerkzaamheden en het afstaan van haar prostitutieverdiensten. Ook aan dit vereiste is voldaan.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen over het toepassen van dwang door verdachte volgt dat deze in directe relatie stond tot het prostitutiewerk van [slachtoffer 1] en haar verdiensten. De andere dwangmiddelen hebben hierbij ook een rol gespeeld. Door de misleiding van [slachtoffer 1] , het overwicht dat verdachte op haar had en de bedreigingen met geweld heeft verdachte een situatie gecreëerd waarin [slachtoffer 1] voor hem werkte in de prostitutie en verdiensten aan hem afstond. Verdachte was ook bepalend met toepassing van deze dwangmiddelen bij het vervoeren, overbrengen en huisvesten van [slachtoffer 1] in het kader van haar prostitutiewerk in Nederland. De verschillende dwangmiddelen zijn in samenhang door verdachte ingezet en vloeien in elkaar over. Ze passen bij de zogenoemde loverboymethode, die vaak wordt gebruikt bij uitbuiting van prostituees.
Zoals hiervoor is overwogen, kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte door dwang, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dreiging met geweld, [slachtoffer 1] heeft vervoerd, gehuisvest en overgebracht in verband met haar prostitutiewerkzaamheden, haar heeft bewogen tot die prostitutiewerkzaamheden en tot het afstaan van haar prostitutieverdiensten. Hieruit volgt niet alleen dat sprake was van uitbuiting, maar ook dat verdachte dit met zijn handelen beoogde. Het enkele feit dat [slachtoffer 1] telkens heeft verklaard dat zij zélf in de prostitutie wilde werken om geld te kunnen verdienen, doet aan het bewezenverklaarde niets af. Deze vrijwilligheid was immers mede ingegeven door misleiding van verdachte, die tot gevolg had dat zij van hem afhankelijk was.
Om tot een veroordeling van sub 9 te komen, moet vast komen te staan dat [slachtoffer 1] de opbrengst van haar prostitutiewerkzaamheden heeft afgegeven aan verdachte met gebruik van de voornoemde middelen.
Zoals hiervoor besproken, liet [slachtoffer 1] per sms aan verdachte weten wat haar dagelijkse verdiensten waren. Daaruit volgt dat verdachte nauwkeurig bijhield wat [slachtoffer 1] per dag verdiende Verder blijkt uit controles van verdachte dat hij grote geldbedragen in euro’s bij zich had toen hij in Nederland was. Ook werd er met versluierd taalgebruik over ‘eten’ en ‘koken’ aangegeven dat het geld kon worden opgehaald.
Uit het dossier volgt geen aannemelijke verklaring voor de herkomst van die geldbedragen, anders dan dat die afkomstig zijn van prostituees, onder wie [slachtoffer 1] , die voor verdachte werkte. Dat verdachte het geld heeft verdiend met werkzaamheden in Bulgarije of dat het geld afkomstig was van zijn ouders (werkzaam in Bulgarije), verklaart immers niet dat er euro’s zijn aangetroffen. Ook is het niet aannemelijk dat verdachte dit geld heeft verdiend met werkzaamheden in de autohandel. Het dossier bevat daarvoor geen enkel aanknopingspunt, en ook verdachte zelf kon niet duidelijk maken wat concreet zijn werkzaamheden zouden zijn in de autohandel. Ook de op zitting afgelegde verklaring van verdachte dat hij inkomsten genoot via ondernemingen van zijn ouders in Bulgarije, vindt geen steun in het dossier.
Dit alles te samen maakt dat de rechtbank bewezen vindt dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bewogen om inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden aan hem af te staan.
Sub 6: voordeel trekken
Voor de (eveneens ten laste gelegde) sub 6 is voldoende dat vast komt te staan dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] . Uit wat is besproken ten aanzien van sub 9, volgt dat dit het geval is.
Uit het dossier, in het bijzonder (sommige) verklaringen van [slachtoffer 1] , kan worden opgemaakt dat verdachte en [slachtoffer 1] elkaar al enkele jaren kenden op het moment dat verdachte werd aangehouden en dat [slachtoffer 1] toen ook al enkele jaren in Nederland werkte als prostituee. Concreet bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] komt echter pas naar voren in afgeluisterde gesprekken in het (Nederlandse) onderzoek, dat op 22 september 2015 is aangevangen. Uit de aard van de gesprekken in november 2015 maakt de rechtbank op dat verdachte en [slachtoffer 1] al geruime tijd contact met elkaar hadden. Omdat uit het dossier niet kan worden vastgesteld wanneer het contact tussen verdachte en [slachtoffer 1] precies is gestart, neemt de rechtbank als uitgangspunt de datum van de aanvang van het onderzoek.
Die datum merkt de rechtbank daarom aan als begin van de pleegperiode van de door verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] gepleegde mensenhandel. De pleegperiode loopt door tot de aanhouding van verdachte op 27 september 2016 in de woning waar hij op dat moment met [slachtoffer 1] verbleef.
6.3.1.2 Gedeeltelijke vrijspraak
Gedragingen
Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte [slachtoffer 1] heeft aangezet om naar een andere (extra) kamerverhuurder te gaan om meer prostitutiewerkzaamheden te verrichten. Verdachte zal daarom van dit onderdeel in de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] elkaar al langer kenden, veel met elkaar omgaan, zich tijdens de onderzoeksperiode bevonden in een circuit van mannen die vrouwen voor zich hadden werken, en een bepaalde werkwijze hebben ontwikkeld en toegepast voor/bij de uitbuiting van prostituees. In de afgeluisterde gesprekken spreken ze hierover. Ze lijken wetenschap te hebben van elkaars werkzaamheden en elkaars vrouwen.
Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte, [medeverdachte 1] en anderen bij de uitbuiting van de afzonderlijke slachtoffers, onder wie [slachtoffer 1] , nauw en bewust hebben samengewerkt. Daarom zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging – het medeplegen – worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de bewezen geachte mensenhandel-varianten 1, 4, 6 en 9 ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, zoals weergegeven in
bijlage IIbij dit vonnis.
6.3.2Mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2]
Naast de tapgesprekken met [slachtoffer 1] , bevat het dossier ook veelvuldige tapgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Ook deze hebben plaatsgevonden via één op één lijnen. Daarnaast zijn er ook OVC-gesprekken en hebben enkele observaties plaatsgevonden die een beeld schetsen van de omgang tussen verdachte en [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] werkte (ongeveer) 6 dagen per week in de prostitutie
Tijdens een doorzoeking van de woning van [slachtoffer 2] is administratie gevonden waaruit blijkt dat zij tussen van 27 sept 2015 tot en met 27 sept 2016 kamers heeft gehuurd bij [naam 5] , Het Middelpunt en [naam verhuurbedrijf] . In totaal heeft zij 267 dagdelen gewerkt.
Uit tapgesprekken tussen [slachtoffer 2] en verdachte en observaties van [slachtoffer 2] bleek zij meestal tussen 19:30-20:30 naar haar werk te gaan. Wanneer [slachtoffer 2] aan het werk was, gebruikte zij de volgende termen:
“ik ben bezet” / ”ik was bezet” / “nu zit ik” / "ik zit maar te zitten”/ “ik sta maar te staan” / “Ik heb de kamer nog niet bij elkaar” / “Saaie boel” / “volgende keer vrijdag vrij nemen”. Het vermoeden dat ze aan het werk is, wordt gesterkt door het feit dat haar telefoon op dit momenten contact maakt met de zendmast, gelegen aan de [adres] . Dit is in de directe nabijheid van haar werkplek.
De rechtbank stelt op basis van de observaties en de tapgesprekken vast dat [slachtoffer 2] dat jaar, wanneer zij werkzaam was, om en nabij 6 dagen per week heeft gewerkt in de prostitutie. Dit komt ook overeen met wat [slachtoffer 2] hier zelf over heeft verklaard, namelijk dat zij 6 nachten per week in de prostitutie werkte.
Bepalen waar [slachtoffer 2] moest wonen
[slachtoffer 2] stond vanaf 14 april 2009 tot en met 24 juni 2013 ingeschreven op de [adres] . Hierna woonde zij op de [adres] .
Uit het dossier volgt dat verdachte bepaalde waar [slachtoffer 2] in Nederland verbleef. Dit blijkt uit een drietal afgeluisterde telefoongesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 2] , namelijk op 19 maart, 25 mei en 7 juli 2016. Zo vertelt [slachtoffer 2] op 19 maart 2016 aan verdachte dat zij last heeft van geluidsoverlast van de buren en laat zij hem weten dat zij graag naar een andere woning wil. Verdachte laat haar dan weten dat hij daarover beslist.
Verdachte: Aa. Als ik beslis, laat ik je direct verhuizen hoor. De smeris zoekt een woning (…) ik bedenk hoe ik dat ga doen…(…)
[slachtoffer 2] : Goed.
Vervolgens laat [slachtoffer 2] op 25 mei 2016 aan verdachte weten dat zij een woning heeft gevonden: “
Ik heb net op internet gekeken. Er is er een op de Dam. 1400 inclusief alles.” Verdachte zegt dan tegen haar dat het “
een hoop geld” is en dat zij nog even moet wachten “
tot deze maand voorbij is (ntv) en daarna kijken we, spreken we wat af.”. Twee weken later, op 7 juli 2016, vindt dan het volgende telefoongesprek plaats tussen verdachte en [slachtoffer 2] :
Verdachte: Moet je horen. Ik weet niet waarom ik het heb gestuurd. Als je goed
nadenkt. In die woning kom je op 1800 met alle kosten. Alleen voor de woning. Inclusief taxi’s en zo, heen en terug, en dan ben je de klos (ntv) het tankstation, je kan niet lopend, is te ver. Albert Heijn is best.... weet je waar je een Albert Heijn hebt?
[slachtoffer 2] : Ja, dat weet ik.
Verdachte: En, kijk… als je zoekt, zoek dan naar een plek die voor je makkelijk
is, want die plek die ligt nergens. En het is 1400 euro. Voor 1400 euro zijn er veel andere woningen, ook wat verder...en veel mooier.
Verder blijkt ook dat verdachte moeite deed om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet op dezelfde locatie te huisvesten. De rechtbank verwijst in dit kader ook naar wat hierover is overwogen bij [slachtoffer 1] op dit onderdeel.
Onderhouden van een (seksuele) relatie met [slachtoffer 2]
Uit de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 2] blijkt dat zij elkaar op jonge leeftijd hebben leren kennen in Bulgarije en een relatie hebben gekregen en dat die relatie ook nog bestond toen verdachte werd aangehouden op 27 september 2016. Het dossier bevat veel tapgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 2] waarin zij elkaar koosnaampjes geven zoals konijntje en liefje. Ondanks dat beiden hebben verklaard dat zij vroeger een relatie hadden en sinds ongeveer 2013 geen stelletje meer waren, ontstaat uit het dossier het beeld dat verdachte -ook toen het onderzoek naar hem liep in 2015 en 2016- een seksuele relatie met [slachtoffer 2] onderhield. De relatie zou in de loop van de tijd zijn veranderd van een liefdesrelatie naar een meer op seks gerichte relatie. Dit beeld wordt versterkt door de flirterige/speelse toon tussen beiden en het feit dat zij spreken over seks met elkaar. Tevens verwijst de rechtbank naar wat zij bij [slachtoffer 1] al heeft opgemerkt over de momenten waarop verdachte bij [slachtoffer 2] in haar woning verbleef. Ook dit versterkt de conclusie dat verdachte en [slachtoffer 2] nog steeds een relatie met elkaar hadden.
Het controleren en bepalen van de werktijden van [slachtoffer 2]
In de tapgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 2] wordt onder meer besproken dat verdachte langskomt bij [slachtoffer 2] als zij aan het werk is, bijvoorbeeld op 7 februari en 9 april 2016:
[slachtoffer 2] : Wat ben je aan het doen?
Verdachte: Ik kwam langs. Je was bezet…en nu ga ik…ik naar huis.
(…)
(…)
Verdachte: Wat doe je, meisje? Je ziet er heel mooi uit…daar
(…)Verdachte: Als ik langs kom, zie ik je zo mooi staan…strak en mooi…
[slachtoffer 2] : Maar het buikje is leeg, konijntje (lacht)
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt verder dat verdachte bepaalde of zij moest werken wanneer zij ziek was of zich niet lekker voelde. Zo is er een gesprek op
16 mei 2016, waarin zij aan verdachte laat weten dat ze hoofdpijn heeft en denkt dat zij verkouden wordt. Verdachte laat weten dat zij sterk moet zijn. [slachtoffer 2] zegt dan tegen verdachte: “
Kan ik niet, ik ben een teder schepsel”, waarop verdachte reageert met de woorden: “
Niks teder, alleen anaal, baby.” Ook op 28 juli 2016 laat [slachtoffer 2] aan verdachte weten dat zij zich niet goed voelt. Dit keer laat verdachte haar echter weten: “
Rust uit thuis. Vandaag ga je niet.” In het dossier bevinden zich meerdere gesprekken waarin verdachte aan [slachtoffer 2] vertelt dat ze medicatie in moet nemen als ze ziek is en waarin verdachte bepaalt of [slachtoffer 2] naar huis mag als ze zich ziek voelt.
Ook wanneer [slachtoffer 2] op 1 juli 2016 door een klant wordt mishandeld, zegt verdachte:
“Verdomme, die klootzak…als je je niet lekker voelt, ga dan meteen naar huis, hoor je me?”Wanneer [slachtoffer 2] aangeeft dat ze hoopt dat ze geen blauwe plek krijgt en dat het zeer doet, zegt verdachte vervolgens:
“ga dan naar huis.”
Verdachte is verder ook bepalend gebleken voor de invulling van het prostitutiewerk van
[slachtoffer 2] . Dit leidt de rechtbank af uit een gesprek op 10 juni 2016, waarin [slachtoffer 2] aan verdachte vraagt of zij “met twee Russen” naar een hotel mag. Verdachte laat haar dan weten: “
(…) Oppassen dat ze jullie niet opnemen. (…) Kijk daarvoor uit, verder is het prima.” Eenzelfde gesprek vindt plaats op 22 juni 2016. [slachtoffer 2] belt dan naar verdachte om hem te vragen of zij met een “gozer” naar een hotel mag. Verdachte laat dan weten: “
Nee. Geen sprake van (stilte) … heeft geen zin. (…) Weet hij niet waar je kamer is? Waarom naar een hotel?”
Ook bepaalde verdachte hoe [slachtoffer 2] haar vrije tijd besteedde. Zo droeg hij haar met grote regelmaat op om naar de zonnebank te gaan, waaronder op 25 en 30 januari, 14 juni en 13 juli 2016:
(…)
Verdachte: Jij gekkerd. Ik pak je wel. Vandaag moet je naar de zonnebank gaan.
[slachtoffer 2] : Ik ga niet.
Verdachte: Zeg niet dat je niet gaat.
[slachtoffer 2] : Morgen rij je me erheen.
Verdachte: Dat is niet waar. Ik heb je gezegd: om de dag.
[slachtoffer 2] : (nvt)
Verdachte: Wat?
[slachtoffer 2] : Ik ben vergeten om met mijn boekhouder te schrijven en vragen wanneer hij hier zal zijn (nvt)
Verdachte: Ik zeg je: “Vandaag naar de zonnebank.” Snappie?
(…)
Verdachte: Zo dus. Heb je iets te vertellen?
[slachtoffer 2] : Nee, niets.
Verdachte: Sta op.
[slachtoffer 2] : Als ik wil.
Verdachte: Gelijk. Niet als je wilt.
(…)
[slachtoffer 2] : Ha.
Verdachte: Ik wil dat je later naar de zonnebank gaat.
[slachtoffer 2] : Wat?
Verdachte: Later naar de zonnebank.
[slachtoffer 2] : Ik zal nadenken.
Verdachte: Wat?
[slachtoffer 2] : Ik zal nadenken.
Verdachte: Zo een optie heb je helemaal niet.
[slachtoffer 2] : Heb ik wél.
Verdachte: Stel je niet aan, want dan kom ik je dittes. Ik kom je afpellen.
(…)
Verdachte: Ik kom je afpellen, teef.
(…)
Verdachte : Je slaapt een gat in de dag, zeg.
[slachtoffer 2] : Ik was wakker en dommelde weer weg.
Verdachte: Het is vandaag zaterdag, ik hoor je niet wakker te bellen.
De batterijen moeten opgeladen zijn.
Kom, ga eruit, ik breng je naar de zonnebank.
(…)
Verdachte : Vandaag staat de zonnestudio op het programma.
[slachtoffer 2] : Je hebt de scooter niet bij je, we hebben geen vervoer. Ik ben te lui om te lopen.
Verdachte: Hang niet de wijsneus uit. Te lui om te lopen... op naar de zonnestudio, hou op met dat niksen.
[slachtoffer 2] : Ik ben te lui, toe maar.
Verdachte: Niks ervan. Dat bestaat niet, echt niet.
(…)
[slachtoffer 2] : Probeer me maar te dwingen.
B: Ik knip je kaal, hoor.
(…)
(…)
Verdachte : Ja, meisje. (…) Ik wil dat je vandaag naar de zonnestudio gaat, hoor je me?
[slachtoffer 2] : Goed.
(…)
Verdachte: En naar de zonnestudio?
[slachtoffer 2] : Daar was ik gisteren.
Verdachte: Vandaag weer. Gewoon meedoen. Hoor je me?
[slachtoffer 2] : Nee.
Verdachte: Eruit, de string om en hup naar de zonnestudio.
(…)
Dat verdachte de werkzaamheden van [slachtoffer 2] bepaalt, volgt ook uit het volgende tapgesprek van 18 maart 2016, waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] onder de veronderstelling verkeert dat zij een (werk)afspraak van twee jaar met verdachte heeft:
Verdachte: Hou op met dat gezeur.
[slachtoffer 2] : Weet je nog wat je hebt gezegd? Twee jaar.
Verdachte: Niks ervan.
[slachtoffer 2] : Twee jaar. Die lopen af. Ja.
Verdachte: Of ze nou wel of niet aflopen...
(…)
Sociaal isolement [slachtoffer 2]
Verdachte bepaalde niet alleen wat [slachtoffer 2] moest doen als zij niet aan het werk was, maar ook wat zij niet mocht doen, zo blijkt uit het volgende gesprek op 24 maart 2016:
(…)
Verdachte: Die Sensation....
[slachtoffer 2] : Dit jaar kan ik kiezen. Ik heb een premiumkaart en dit jaar kan ik kiezen. Dit jaar wordt het in het wit of in het zwart, en ik mag kiezen of ik me in het wit of in het zwart kleed.
Verdachte: Konijntje, zet dit mooi uit je hoofd.
[slachtoffer 2] : Doe ik lekker niet.
Verdachte: Vergeet het maar.
[slachtoffer 2] : Mooi niet.
Verdachte: Ik wil het niet horen.
[slachtoffer 2] : Nee. Ik heb er zin in.
Verdachte: Nee.
[slachtoffer 2] : Ha.
Verdachte: Je gaat nergens heen, meisje.
[slachtoffer 2] : Het is niet aan jou om dit te zeggen.
Verdachte: Je blijft mooi thuis.
[slachtoffer 2] : Ja. Straks begin ik tegen mezelf te praten.
(…)
Verder volgt uit een tapgesprekken dat [slachtoffer 2] niets anders doet dan werken. Op 10 maart 2016 zegt zij hierover:
“Ik ging er alleen voor jou uit, anders blijf ik 24 uur lang slapen, 24 uur per dag, geen punt”. Op 16 juli hebben verdachte en [slachtoffer 2] het volgende gesprek met elkaar:
Verdachte: Wat doe je, vroeg ik.
[slachtoffer 2] : Dat zei ik toch?
Verdachte: Kom je naar me toe?
[slachtoffer 2] : Ik ga van huis, loop naar de tram, wacht erop, stap in, loop naar m'n werk, dat is het.
Verdachte: Goed zo, meisje, je blijft bij de les.
[slachtoffer 2] van en naar het werk ophalen
Zoals reeds overwogen bij [slachtoffer 1] , heeft getuige [getuige 4] verklaard dat hij de ‘meisjes’ van verdachte, onder wie [slachtoffer 2] , in opdracht van verdachte naar hun werk en naar huis heeft vervoerd. [slachtoffer 2] heeft hierover zelf verklaard dat [getuige 4]
[de rechtbank begrijpt: [getuige 4] ]haar soms naar huis bracht.
Controleren hoeveel inkomsten [slachtoffer 2] ontving en geld van [slachtoffer 2] beheren
[slachtoffer 2] gebruikte een zogenaamde één op één telefoonlijn met verdachte. Uit de inhoud van de telefoongesprekken over deze lijn volgt dat dit een werktelefoon was. Zo volgt uit telefoongegevens dat [slachtoffer 2] via deze lijn haar verdiensten doorgaf aan verdachte. Dit deed zij door hem dagelijks – na haar werk – een sms te sturen met puntjes, soms gevolgd door een komma. De rechtbank verwijst verder naar wat hierover reeds is opgemerkt bij [slachtoffer 1] .
Verder hebben verdachte en [slachtoffer 2] op 4 februari 2016 een gesprek over een geldbedrag dat verdachte zou hebben geleend van [slachtoffer 2] . Zij spreken ook over een vrouw genaamd [naam 6] , die blijkbaar ook een geldbedrag heeft geleend. Duidelijk wordt dat verdachte het geld niet terug gaat geven aan [slachtoffer 2] en hij wijst haar er op dat hij alles voor haar betaalt.
(…)
Verdachte: Als je terug bent, weet je bij wie je woont, bij wie je eet, alles wat met jou te maken heeft. Weet je bij wie dat is, benzine en zo, alles. Ik heb je nooit iets gezegd. Ik heb iets gekregen, maakt niet uit waar vandaan. Ik weet wat er bij mij is. Dat heb ik je ook verteld.
[slachtoffer 2] : Wat bekent dat: je weet bij wie je eet?
Verdachte: Nee, je woont bij mij. Volgens jouw logica. Toen je vandaag dit tegen me zei: wanneer geef je me dit terug? Dan zou je niet bij mij zijn, als je zo denkt. Wanneer geef je me dit terug, dat vroeg je.
[slachtoffer 2] : Maar het huis is natuurlijk alleen van jou.
Verdachte: Je zei: wanneer geef je me dit terug? Als je me beschouwt zoals [naam 6] , dan beschouw ik je als haar. Als je niet met mij wil zijn, word je net zoals haar. Zo ben je een jaar lang geweest en zo kan je weer worden. Ik vroeg vandaag: wanneer geeft ze je je geld terug? En jij deed alsof ik net als haar ben... wanneer geef je me dat van mij terug? Als je dat vergeten bent.
[slachtoffer 2] : Maar nu hou je alles bij.
Verdachte: Wat hou ik bij?
[slachtoffer 2] : Alles. Je zou dit en dat hebben gekocht, een ticket voor me hebben gekocht, dit voor kerst en zo...
(…)
Verdachte: Nou dan? Weet je dat niet meer? Wanneer heb ik je niet geholpen? Wie heeft je in de moeilijkste momenten geholpen?
[slachtoffer 2] : Ja, je hebt geholpen.
Verdachte: Zeg het maar. Wie anders heeft je geld voor de huur gegeven, voor andere dingen?
[slachtoffer 2] : Daar ben ik het mee eens. Je hebt me geholpen. Maar dit vind ik maar niks dat je het steeds tegen me zegt. De tickets en zo laten me koud. Als het nodig is, neem je daar wat uit en betaal je ermee. Ik zeg nooit “betaal uit je eigen zak”, maar ik wil niet dat je over dit en dat zeurt. Zou jij het soms leuk vinden?
(…)
[slachtoffer 2] de opdracht geven om geld mee te nemen naar Bulgarije en geld door te geven aan anderen
In meerdere tapgesprekken spreken verdachte en [slachtoffer 2] het met elkaar over ‘bagage’ brengen en achterlaten. Dit lijkt op versluierd taalgebruik, waarbij het vermoeden bestaat dat het om geld gaat. Op 20 april 2016 hebben zij een telefoongesprek waarbij verdachte haar de opdracht lijkt te geven om iets voor hem klaar te zetten:
Verdachte: Ik heb de tas bij het wasrek gezet. En binnenin, in een zijvak, daar....
[slachtoffer 2] : Goed.
Verdachte: Daar heb ik de bagage gelaten. Als je die maar niet vergeet.
[slachtoffer 2] : Dat moest er nog bij komen.
Verdachte: Ja. Dus, meisje.
[slachtoffer 2] : Ja. Goed.
Verdachte: Oké dan. O, luister, mijn ouders komen je morgen ophalen. Niet [naam persoon] .
[slachtoffer 2] : Goed.
Verdachte: Ze hebben een afspraak... daarvoor... met een kennis of zoiets.
[slachtoffer 2] : Goed, dan zal ik ook meer op m'n gemak met hen reizen.
De volgende dag wordt [slachtoffer 2] op de luchthaven van Sofia gecontroleerd door de Bulgaarse douane, omdat haar vliegtickets waren gekocht door de moeder van verdachte. Bij haar controle bleek [slachtoffer 2] € 10.050,- in haar kleding te dragen en €110,- in haar handtas. Na deze controle mocht zij de luchthaven verlaten. [slachtoffer 2] werd toen opgehaald door de ouders van verdachte.
Deze gesprekken over ‘bagage’ in samenhang met de sms’jes met puntjes en komma’s en de tijdstippen waarop deze sms’jes zijn gestuurd, maken dat het niet anders kan dan dat verdachte en [slachtoffer 2] willen verhullen dat het gaat om het (afstaan van het) door [slachtoffer 2] verdiende geld. De rechtbank neemt dan ook de duiding die de politie aan de in de bewijsmiddelen opgenomen telefoongesprekken geeft over en maakt die tot de hare.
Voorts blijkt uit een tapgesprek van 16 juli 2016 dat verdachte aan [slachtoffer 2] de opdracht geeft om 800 euro aan [naam persoon] te geven voor auto onderdelen:
Verdachte: Ik was uit met [koosnaam] (vermoedelijk een koosnaam voor [naam 7] (fon) (vermoedelijk een bijnaam).... en euh.....ik was... ik heb [naam persoon] gesproken.... vroeg hem om een onderdeel voor me te halen.
[slachtoffer 2] : Aa.
Verdachte: Dat heeft ie gekocht en bij [naam 8] afgeleverd. Je moet hem 800 euro geven.
[slachtoffer 2] : Ik ben toch geen bank?
Verdachte: Oo, een wisselkantoor, schatje.
(…)
[slachtoffer 2] : Aan wie moet ik het geven?
Verdachte: Aan [naam persoon] .
[slachtoffer 2] : Aa.
Verdachte: Ja.... maar je hoort nog van mij wanneer.
Dreigend en denigrerend taalgebruik richting [slachtoffer 2]
Beeldend voor de bepalende en controlerende rol van verdachte is tot slot het telefoongesprek van 21 juli 2016, waaruit hieronder ook wordt geciteerd. In dit gesprek maakt verdachte duidelijk dat [slachtoffer 2] direct moet reageren als hij haar een bericht stuurt en dreigt haar iets aan te doen als zij dit niet doet. Hier ontstaat een duidelijk beeld dat [slachtoffer 2] -ondanks enig tegengas- ondergeschikt is aan verdachte. Dit blijkt ook uit de bewoording van verdachte waarin hij zegt
“ik heb je bij mij toegelaten”,waarbij de rechtbank zich niet aan de indruk kan onttrekken dat verdachte het ten opzichte van [slachtoffer 2] voor het zeggen heeft.
Verdachte sprak tegen [slachtoffer 2] op boze en agressieve wijze en bedreigde haar tijdens meerdere gesprekken met geweld, zoals in het telefoongesprek van 21 juli 2016:
(…)
Verdachte: De volgende keer, als ik je schrijf, reageer. Als je niet reageert, zal ik direct bij jou komen en je tanden kapot maken. Ik zweer het! Hoor je?
[slachtoffer 2] : Kom maar. (Verheft stem): Ga mij niet bedreigen!
Verdachte: Hoor je?
[slachtoffer 2] : Bedreig mij niet.
Verdachte: Je weet dat als ik wat zeg, dat ik het ook doe.
(…)
Verdachte: En als ik er niet was, wie zou jij dan zijn?
[slachtoffer 2] : Ik weet het niet.
Verdachte: Is het zo? Jij weet het niet?!
[slachtoffer 2] : Ik weet het niet, wie zou ik dan zijn geweest?
Verdachte: Jij zou net zo zijn als het uitschot met wie jij woont.
(…)
[slachtoffer 2] : Hoezo “ja”, ik ben thuis en heb mijn telefoon niet gehoord. Ik zat in de taxi, was net onderweg naar huis.
Verdachte: Doe je best dat je hem hoort, als ik je schrijf. Meteen.
[slachtoffer 2] : Oh, is dat zo? Hoor jij dan de jouwe wel?
Verdachte: Heb je het gehoord? Ik zal je moeder neuken. Doe niet zo belangrijk!
[slachtoffer 2] : Ik snap niet...
Verdachte: (Schreeuwt er door heen)
[slachtoffer 2] : Schreeuw niet tegen mij joh!
Verdachte: Hoor je? Kadaver! Hoor je wat ik tegen je zeg?
(…)
[slachtoffer 2] : Schreeuw niet zo tegen mij, schreeuw niet, begrijp je dat?
Verdachte: (Blijft schreeuwen.) Als ik wil, ga ik tegen je schreeuwen, ga ik je
slaan, ga ik boven je scheten laten en plassen.
(…)
Verdachte: (…)Ik zit goed, mijn zaken lopen goed. Ik ben nummer 1, ben veel meer dan jij! Vuile, klote (ntv). Hoor je, ik zal je moeder neuken! Irriteer me niet, als ik aan het bellen ben, ongelukkig stuk vuil!
(…)
Verdachte: Hoor je? Vraag niet of ik bij de les ben, want als ik je pak, ga je echt snappen of ik bij de les ben. En dan ga je bij me huilen.
(…)
Verdachte: De volgende keer, als ik je schrijf, reageer. Als je niet reageert, zal ik direct bij jou komen en je tanden kapot maken. Ik zweer het! Hoor je?
[slachtoffer 2] : Kom maar. (verheft haar stem): Ga mij niet bedreigen!
(…)
Verdachte: Het probleem is dat je een vuile teef bent, die 3 keer niet reageert, als ik schrijf en mij 1 uur lang geen antwoord stuurt. Of is dat niet zo?
(…)
Verdachte: Hoer, ik zal je moeder neuken! Ik ben onderweg naar Sliven, wat voor sletten! Stuk vuil, slet!
[slachtoffer 2] : Sinds 2 jaar ben ik alleen.
Verdachte: Je bent sinds 2 jaar alleen, want je zit in de shit tot in je oren. Je zou gaan trouwen, je zou kinderen gaan krijgen. Je zou van alles gaan doen. Je was 1 jaar lang niet terug gekomen. En alle overige dingen. Weetje dat niet? Ik heb je bij mij toegelaten zodat jij met mij zou zijn (verheft zijn stem abrupt). En nu ga je mij elke dag irriteren en zeg je "geef hem mij terug". Ik zal je moeder neuken! Walgelijk mens! Ik zal je vuile lelijke walgelijke neus plat maken. Als je maar alleen terug naar Bulgarije komt. Je gaat zien dat wat ik zeg, klopt. Hoor je?
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande feiten en omstandigheden volgt dat [slachtoffer 2] door verdachte is gehuisvest en vervoerd, zowel van en naar het werk in Amsterdam (door tussenkomst van [getuige 4] ) en van Nederland naar Bulgarije en terug (door het regelen van vliegtickets voor [slachtoffer 2] en haar laten ophalen door zijn ouders).
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte – onder meer – de werktijden en -omstandigheden voor [slachtoffer 2] bepaalde evenals de manier waarop zij haar vrije tijd spendeerde. Ook is gebleken dat verdachte haar controleerde op haar werk. Zodoende is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde dwang kan worden bewezen.
Beeldend voor de bepalende en controlerende van verdachte is tot slot het telefoongesprek van 21 juli 2016, waaruit eerder ook wordt geciteerd. In dit gesprek maakt verdachte duidelijk dat [slachtoffer 2] direct moet reageren als hij haar een bericht stuurt en dreigt haar iets aan te doen als zij dit niet doet. Gelet hierop vindt de rechtbank ook het middel dreiging met geweld bewezen.
Misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
De rechtbank heeft ten aanzien van [slachtoffer 1] bij de misleiding en het misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht uitgelegd. Eenzelfde redenering geldt voor de relatie tussen verdachte met [slachtoffer 2] , zij het dat de nadruk hier meer lijkt te liggen op een seksuele band en minder op een emotionele afhankelijkheid. Desalniettemin vindt de rechtbank dat ook deze relatie moet worden aangemerkt als een door verdachte ingezet middel – misleiding – om te profiteren van haar prostitutieverdiensten.
Ook voor [slachtoffer 2] geldt dat haar gevoelens voor verdachte ten opzichte van de zakelijke, instrumentele benadering van verdachte van de ‘relatie’ een situatie creëerde, waarbij verdachte het overwicht op haar had en [slachtoffer 2] in een sociaal geïsoleerde positie verkeerde. In het dossier bevinden zich legio afgeluisterde gesprekken voor de ongelijkwaardige positie van [slachtoffer 2] ten opzichte van verdachte. Treffend is het gesprek van 21 juli 2016. Verdachte behandelt [slachtoffer 2] daarin als een stuk vuil. Hij kleineert haar, scheldt haar uit, bedreigt haar en zegt op niet mis te verstane wijze dat zij hem ter wille moet zijn en naar zijn pijpen moet dansen. Uit dit gesprek, maar ook het dossier in zijn geheel, blijkt dat [slachtoffer 2] geen partij is voor verdachte.
Dit alles maakt dat niet kan worden gezegd dat [slachtoffer 2] de positie had die gelijk staat met een mondige prostituee in Nederland. Gelet op het voorgaande, is bewezen dat verdachte de dwangmiddelen misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft toegepast.
Om tot een veroordeling van sub 9 te komen, moet vast komen te staan [slachtoffer 2] de opbrengst van haar prostitutiewerkzaamheden heeft afgegeven aan verdachte met gebruik van de voornoemde middelen.
De rechtbank vindt bewezen dat [slachtoffer 2] in ieder geval een groot deel van haar prostitutieverdiensten aan verdachte heeft afgestaan. De redenering ten aanzien van het afstaan van de inkomsten uit de prostitutie van [slachtoffer 1] geldt ook ten aanzien van
[slachtoffer 2] .
Ook in het geval van [slachtoffer 2] vindt de rechtbank bewezen dat verdachte haar heeft bewogen om inkomsten uit haar prostitutiewerkzaamheden aan hem af te staan.
Voor de (eveneens ten laste gelegde) sub 6 is voldoende dat vast komt te staan dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de werkzaamheden van [slachtoffer 2] . Uit het voorgaande dat reeds onder de bespreking van sub 9 is overwogen, volgt dat verdachte voordeel heeft getrokken uit het prostitutiewerk van [slachtoffer 2] .
Dwangmiddelen in relatie tot uitbuiting
Voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde mensenhandel-varianten 1, 4 en 9 is vereist dat verdachte de hiervoor besproken dwangmiddelen heeft ingezet om [slachtoffer 2] te vervoeren, over te brengen en te huisvesten en om haar te bewegen tot prostitutie-werkzaamheden en het afstaan van haar prostitutieverdiensten. Uit hetgeen hiervoor is overwogen over het toepassen van dwang door verdachte volgt al dat dit in directe relatie stond tot het prostitutiewerk van [slachtoffer 2] en haar verdiensten. De andere dwangmiddelen hebben hierbij ook een rol gespeeld. Door de misleiding van [slachtoffer 2] , het overwicht dat verdachte op haar had en de bedreigingen met geweld heeft verdachte een situatie gecreëerd waarin [slachtoffer 2] voor hem werkte in de prostitutie en verdiensten aan hem afstond. Verdachte was ook bepalend met toepassing van deze dwangmiddelen bij het vervoeren, overbrengen en huisvesten van [slachtoffer 2] in het kader van haar prostitutiewerk in Nederland. De verschillende dwangmiddelen zijn in samenhang door verdachte ingezet en vloeien in elkaar over. Ze passen bij de zogenoemde loverboymethode, die vaak wordt gebruikt bij uitbuiting van prostituees.
Zoals hiervoor is overwogen, kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld dat verdachte door dwang, misleiding en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft vervoerd, gehuisvest en overgebracht in verband met haar prostitutiewerkzaamheden, haar heeft bewogen tot die prostitutiewerkzaamheden en tot het afstaan van haar prostitutieverdiensten.
Daaruit volgt dat [slachtoffer 2] door toedoen van verdachte in een situatie verkeerde die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Hieruit volgt het oogmerk van uitbuiting bij verdachte.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij in 2009 naar Nederland is gegaan om daar te gaan werken in de prostitutie. Zij is samen met verdachte in Amsterdam gaan wonen en verdachte wist vanaf het begin dat zij in de prostitutie werkte. De onderzoeksbevindingen die concreet bewijs voor bemoeienissen van verdachte met de prostitutiewerkzaamheden en verdiensten van
[slachtoffer 2] opleveren, zien op een latere periode, namelijk vanaf 22 september 2015. Als begin van de pleegperiode zal de rechtbank echter wel uitgaan van 1 januari 2013, zoals vermeld in de tenlastelegging. De reden hiervoor is dat zowel verdachte als [slachtoffer 2] hebben verklaard vanaf jonge leeftijd een relatie met elkaar te hebben gehad en dat zij samen naar Nederland zijn gekomen. De rechtbank gaat er van uit dat de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 2] al geruime tijd gaande was. Hierbij is van belang dat mensenhandel een delict is, dat zich in verschillende fases voordoet en ook het opbouwen en onderhouden van een relatie maakt daarvan onderdeel uit.
6.3.2.2 Gedeeltelijke vrijspraak
Net als bij [slachtoffer 1] ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor medeplegen door verdachte van de mensenhandel met betrekking tot [slachtoffer 2] . Daarom zal verdachte daarvan worden. Voor de motivering verwijst de rechtbank naar wat is overwogen bij de vrijspraak van medeplegen ten aanzien van mensenhandel met betrekking tot
[slachtoffer 1] .
Uit het dossier volgt niet dat verdachte [slachtoffer 2] onder druk heeft gezet of heeft aangezet om in de prostitutie te (blijven) werken, terwijl zij fysieke klachten had, ziek of vermoeid was en om meer geld te verdienen. Evenmin bevat het dossier (voldoende) bewijs dat verdachte regie heeft gevoerd over de vrije dagen en/of vakantiedagen van [slachtoffer 2] of dat hij haar naar een andere kamerverhuurder heeft laten gaan om extra prostitutiewerkzaamheden te verrichten. Van die ten laste gelegde gedragingen zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de bewezen geachte mensenhandel sub 1, 4, 6 en 9 ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen, zoals weergegeven in
bijlage IIbij dit vonnis.