In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en de gemeente Amsterdam. De huurder, vertegenwoordigd door mr. K.Y. Ramdhan, was het niet eens met een boete van € 12.000,- die de gemeente had opgelegd wegens vermeende overtredingen van de Huisvestingswet. De gemeente stelde dat de huurder kamers in zijn woning had verhuurd aan drie personen zonder de benodigde vergunning. Tijdens huisbezoeken door toezichthouders had de huurder vragen beantwoord, maar er was geen cautie verleend, wat volgens de rechtbank cruciaal was voor de rechtsgeldigheid van de verklaringen van de huurder.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente de cautie had moeten verlenen tijdens beide huisbezoeken, waardoor de verklaringen van de huurder niet als bewijs konden worden gebruikt. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de huurder de Huisvestingswet had overtreden. De gemeente had niet aangetoond dat de drie personen daadwerkelijk in de huurwoning woonden, en alleen het feit dat zij daar overnachtten was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van een overtreding.
De rechtbank verklaarde het beroep van de huurder gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en herstelde de situatie door te bepalen dat er geen boete kon worden opgelegd. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de huurder. Deze uitspraak benadrukt het belang van het verlenen van cautie en de strenge bewijsmaatstaven die gelden bij het opleggen van bestuurlijke boetes.