Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2024 in de zaak tussen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, Uwv
Inleiding
Feiten en omstandigheden
Beoordeling door de rechtbank
of van een andere Mogendheid [8] .Gelet op de tekst van de wet vallen Bonaire en Sint Eustatius dus in de zin van de wet te begrijpen als een Mogendheid. Als dit niet de bedoeling van de wetgever was geweest, dan had de wetgever geen gebruik gemaakt van het woord “andere” (en zou de wet dus luiden: (…) Bonaire, Sint Eustatius of van een Mogendheid) of de Caribische eilanden in het geheel niet genoemd. De wetgever had dan kunnen volstaan met “
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van uitkering op grond van deze wet met uitkering op grond van de sociale wetgeving van een andere Mogendheid”. De rechtbank meent dat juist om discussie te voorkomen of de Caribische eilanden al dan niet als een Mogendheid moeten worden gezien in de zin van de wet, de wetgever deze eilanden expliciet heeft genoemd in artikel 73 van deze wet. Dat in het normale spraakgebruik onder het begrip “Mogendheid” een “soevereine staat” wordt bedoeld, doet daar niet aan af. Volgens de rechtbank volgt uit de wet namelijk duidelijk dat de wetgever in dit geval de Caribische eilanden als Mogendheid heeft aangemerkt voor die wet en is het niet nodig om aansluiting te zoeken bij het normale spraakgebruik om invulling te geven aan het begrip “Mogendheid”. Daarnaast is het doel van de wetgever duidelijk: het voorkomen of beperken van samenloop van een uitkering op grond van deze wet met een uitkering op grond van de sociale wetgeving vanuit het buitenland. Tot slot voelt de rechtbank zich gesteund door de rechtspraak van de CRvB en deze rechtbank. De rechtbank verwijst naar de uitspraken die de gemachtigde van het Uwv in dat kader heeft genoemd.
dan wel enige andere uitkering, welke in verband met het bereikt hebben van een bepaalde leeftijd is toegekend [12] (…). De rechtbank voelt zich in haar oordeel gesteund door rechtspraak van de CRvB [13] en deze rechtbank. De vervolgvraag is of het PCN-pensioen van eiseres, gelet op het karakter van dit pensioen, dient te worden aangemerkt als een ouderdomsuitkering, dan wel enige andere uitkering, die in verband met het bereikt hebben van een bepaalde leeftijd is toegekend. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Het pensioen is namelijk aan eiseres toegekend in verband met het bereiken van een bepaalde leeftijd, in dit geval 65 jaar. Dat volgt ook de pensioeninformatie van PCN. Daarop staat “retirement pension” oftewel “ouderdomspensioen”.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 22 januari 2024 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 7 juni 2024 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 875,00.