ECLI:NL:RBAMS:2024:5710

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
AMS 24/3889 en 24/3637
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor funderingsherstel en kelder in Amsterdam

Op 12 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een omgevingsvergunning voor funderingsherstel en het realiseren van een kelder. De vergunninghouder, eigenaar van een pand in Amsterdam, had op 5 december 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd, die door het college van burgemeester en wethouders was verleend. Eisers, bewoners van een aangrenzend pand, maakten bezwaar tegen deze vergunning en vroegen om een voorlopige voorziening. De rechtbank oordeelde dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering was voor het verlenen van de vergunning en dat de vergunning niet in strijd was met het Bouwbesluit 2012. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging niet in het voordeel van de eisers kon uitvallen, omdat de vergunninghouder al geconfronteerd werd met noodzakelijk funderingsherstel en het herstel van de mandelige muur in het belang van de bouwtechnische stabiliteit was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eisers ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 24/3889 en 24/3637
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

de Vereniging van Eigenaars [adres 2] [huisnummer 2] ,

[eiser 3] ,
[eiser 2] ,
uit Amsterdam, eisers
(gemachtigde: mr. O.V. Wilkens),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[naam 1]uit Eemnes (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. G.J. Scholten).

Inleiding

Vergunninghouder is eigenaar van het pand [adres 2] [huisnummer 1] in Amsterdam. Eisers zijn eigenaar en bewoners van het aangrenzende pand [adres 2] [huisnummer 2] in Amsterdam.
Op 5 december 2023 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het uitvoeren van funderingsherstel en het realiseren van een kelder. Eisers hebben tegen het verlenen van de omgevingsvergunning bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 17 mei 2024 op het bezwaar van eisers is het college bij dit besluit gebleven. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. [eiser 2] en [eiser 3] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde,
ir. R. Smit en [persoon 2] , deskundige van [firma 1] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [persoon 3] , senior bouwinspecteur. Vergunninghouder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde,
[persoon 4] , architect, en [persoon 5] , werkzaam bij [firma 2] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, beslist hij ook op het beroep van eisers. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter heeft deze mogelijkheid tijdens de zitting aan partijen voorgehouden. Partijen hebben zich hiertegen niet verzet. Verder heeft de gemachtigde van eisers op de zitting desgevraagd bevestigd dat hij niet voornemens is nadere gronden in te dienen.
6. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. [1]
7. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 4 augustus 2023. Dit betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’ [2] , ‘gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling’ [3] , en ‘slopen, verstoren, verplaatsen of hoe dan ook wijzigen van een gemeentelijk monument’. [4]
8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het aan de aanvrager van een omgevingsvergunning is om de aanvraag vorm te geven. Het college hoeft in principe niet te beoordelen of de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd noodzakelijk is. Het college dient slechts te beoordelen of het gewenste bouwplan kan of moet worden vergund.
9. In dit geval is overigens niet in geschil dat funderingsherstel aan het pand [adres 2] [huisnummer 1] nodig is, vanwege de staat van de fundering van de muur tussen [adres 2] [huisnummer 1] en [huisnummer 3] . Het geschil spitst zich toe op de herfundering van de muur tussen [adres 2] [huisnummer 2] en [huisnummer 1] . De voorzieningenrechter kan en zal bij zijn beoordeling in het midden laten of sprake is van een of meer bouweenheden, aangezien de fundering van het pand [adres 2] [huisnummer 1] specifiek is onderzocht middels het graven van een tweede inspectieput vanuit [adres 2] [huisnummer 3] . De inspectie voldoet daarmee ook aan het minimale vereiste van één inspectie per bouweenheid als het perceel [adres 2] [huisnummer 1] als afzonderlijke bouweenheid zou moeten worden aangemerkt.
10. Op de zitting hebben partijen toegelicht ervan uit te gaan dat de muur tussen [adres 2] [huisnummer 2] en [huisnummer 1] mandelig is. De voorzieningenrechter zal partijen hierin volgen.
Evidente privaatrechtelijke belemmering
11. Eisers voeren aan dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering, omdat de muur mandelig is. Als vergunninghouder herstel pleegt aan de fundering van de mandelige muur, moeten eisers ook funderingsonderhoud plegen aan de muur tussen [adres 2] [huisnummer 4] en [huisnummer 2] . Hun buren hebben echter al aangegeven dat zij hiervoor geen toestemming geven. De verwijzing van het college naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 maart 2023 [5] gaat niet op, aangezien vergunninghouder niet heeft aangetoond dat het funderingsherstel op eigen terrein kan worden uitgevoerd.
12. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestaat voor het oordeel dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan in de weg staat, slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. Een privaatrechtelijke belemmering is pas evident als zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat voor de realisering van een bouwwerk de toestemming van een ander is vereist en die ander die toestemming niet geeft en niet hoeft te geven. [6]
13. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is geen sprake van een evidente privaatrechtelijke belemmering. Eisers kunnen immers vervangende toestemming vragen aan de civiele rechter als zij herstel willen plegen aan de fundering van de muur tussen [adres 2] [huisnummer 4] en [huisnummer 2] . Ook vergunninghouder kan vervangende toestemming vragen als eisers niet willen instemmen met herfundering van de muur tussen [adres 2] [huisnummer 2] en [huisnummer 1] (de muur waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft). De grond slaagt niet.
Bouwbesluit 2012
14. Eisers betogen dat niet aannemelijk is dat het bouwplan aan het Bouwbesluit 2012 (hierna: het Bouwbesluit) voldoet. Zij vrezen dat hun pand een zogenoemd scharnierpand wordt. Uit het rapport van [naam 1] van 21 juni 2024 volgt dat het college is voorbijgegaan aan de adviezen van externe deskundigen waaruit blijkt dat aannemelijk is dat schade zal ontstaan aan het pand van eisers. Het college is er volgens eisers verder ten onrechte vanuit gegaan dat bij beide bouwmuren funderingsonderzoek heeft plaatsgevonden en dat de uitkomsten van het onderzoek van de bouwmuur tussen nummers [huisnummer 1] en [huisnummer 3] representatief is voor de bouwmuur tussen nummers [huisnummer 2] en [huisnummer 1] . Het college heeft geen onderzoek gedaan naar de muur tussen [adres 2] [huisnummer 4] en [huisnummer 2] .
14. Gelet op artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo moet het college een aannemelijkheidstoets uitvoeren. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld komt het college beoordelingsruimte toe bij de beantwoording van de vraag of op basis van de door de aanvrager overgelegde stukken aannemelijk is dat wordt voldaan aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Dit betekent dat niet hoeft te zijn aangetoond dat aan het Bouwbesluit wordt voldaan. [7]
16. De voorzieningenrechter stelt vast dat eisers niet hebben geconcretiseerd aan welk artikel van het Bouwbesluit volgens hen niet is voldaan. Voor zover eisers betogen dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 8.2 van het Bouwbesluit, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Volgens de toelichting van artikel 8.2 van het Bouwbesluit moeten, om onveilige situaties tijdens bouw- of sloopwerkzaamheden te voorkomen, maatregelen worden getroffen om letsel van personen of beschadiging van al dan niet roerende zaken te voorkomen. Blijkens de toelichting bestaat de onveiligheid er ten aanzien van al dan niet roerende zaken in dat daaraan schade wordt toegebracht. Dergelijke onveilige situaties kunnen weliswaar niet altijd worden voorkomen, maar om die zoveel als mogelijk te voorkomen, moeten in ieder geval de in artikel 8.2 bedoelde maatregelen worden getroffen, zodat deze maatregelen als minimumeisen hebben te gelden. [8]
17. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat de omgevingsvergunning in strijd met dit artikel is verleend. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat door de werkzaamheden daadwerkelijk schade zal ontstaan aan hun pand. Zoals eisers ook op zitting hebben toegelicht, is (nog) geen onderzoek gedaan naar de muur tussen [adres 2] [huisnummer 2] en [huisnummer 4] . De enkele vrees voor schade is onvoldoende.
17. Voor zover eisers betogen dat het college onderzoek heeft moeten doen naar de staat waarin deze muur verkeert, slaagt ook deze grond niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt in het kader van de vergunningverlening niet van het college verwacht dat hij onderzoek doet naar de muren van omliggende panden alvorens op de aanvraag te beslissen. In het geval de werkzaamheden schade aan het pand van eisers veroorzaken, is het aan de burgerlijke rechter om eventuele schadeplichtigheid van vergunninghouder te bepalen. Vergunninghouder heeft op de zitting aangegeven dat hij in een dergelijke situatie zijn aansprakelijkheid niet uit de weg gaat.
17. Ook overigens is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de omgevingsvergunning in strijd met het Bouwbesluit is verleend. De grond slaagt niet.
Belangenafweging
20. Eisers voeren tot slot aan dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. Als vergunninghouder herstel pleegt aan de fundering van de mandelige muur, wordt hun pand een scharnierpand. Eisers stellen hierdoor te worden gedwongen om ook herstel te plegen aan de fundering van hun andere muur, terwijl hun buren hier geen toestemming voor hebben gegeven. Eisers wijzen hierbij op de monumentenstatus van hun pand en stellen dat schade kan ontstaan aan hun pand door die werkzaamheden. Zij wijzen er daarbij op dat – anders dan het pand van vergunninghouder – ook de beletage van hun pand monumentaal is.
20. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het college slechts ruimte heeft voor een belangenafweging bij de activiteiten ‘gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling’, en ‘slopen, verstoren, verplaatsen of hoe dan ook wijzigen van een gemeentelijk monument’.
20. Over de eerstgenoemde activiteit overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De aanvraag is in strijd met het bestemmingsplan ‘Grondwaterneutrale Kelders’, omdat het verboden is om binnen dit perceel kelders te bouwen, dan wel bestaande kelders te vergroten. Het college heeft besloten om af te wijken van het bestemmingsplan. [9] Het herstellen van de fundering van de mandelige muur is op grond van het bestemmingsplan wel toegestaan. Het college heeft daarom geen belangenafweging hoeven te maken voor zover de aanvraag ziet op het herstel van de fundering van de mandelige muur.
23. Over de laatstgenoemde activiteit overweegt de voorzieningenrechter dat de aanvraag slechts betrekking heeft op werkzaamheden aan de [adres 2] [huisnummer 1] . Het college heeft daarom geen onderzoek hoeven doen naar de gevolgen die een eventueel funderingsherstel door eisers op de monumentale waarde van hun pand heeft. Daarnaast heeft het college een advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) aan de omgevingsvergunning ten grondslag gelegd. Het CRK heeft in dit advies geoordeeld dat het funderingsherstel acceptabele gevolgen heeft voor de monumentale waarde van [adres 2] [huisnummer 1] en akkoord is. Eisers hebben geen (tegen)rapport overgelegd. Dat het funderingsherstel aan de mandelige muur afbreuk zou doen aan de monumentale waarden van [adres 2] [huisnummer 2] is niet aannemelijk gemaakt.
23. De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat een eventuele belangenafweging ook niet in het voordeel van eisers kan uitvallen. Op de zitting is door partijen erkend dat ook de funderingen van de muren tussen [adres 2] [huisnummer 5] , [huisnummer 4] en [huisnummer 2] op termijn in aanmerking zullen komen voor herstel. Het belang van eisers is erin gelegen dat thans geen aanleiding bestaat voor dergelijke kostbare werkzaamheden en dat het funderingsherstel aan de mandelige muur [huisnummer 2] / [huisnummer 1] ertoe kan leiden dat zij eerder hun fundering moeten herstellen. Daar staat tegenover het belang van vergunninghouder, die op dit moment al wordt geconfronteerd met noodzakelijk funderingsherstel aan de kant van [adres 2] [huisnummer 3] en in dat kader de voorkeur geeft aan het herstellen van de gehele fundering, dus ook aan de kant van eisers, boven het herstel aan die kant op een later moment. Uit metingen is immers gebleken dat de mandelige muur tussen [adres 2] [huisnummer 2] en [huisnummer 1] jaarlijks 1,1 millimeter zakt. Ook
[naam 1] geeft in zijn rapport van 21 juni 2024 aan dat het bouwtechnisch wel de voorkeur heeft om in een pand de fundering van beide bouwmuren te vernieuwen zodat er geen zettingsverschillen tussen de bouwmuren ontstaan. Het belang van eisers bij uitstel van op termijn onvermijdelijk funderingsherstel, weegt daar naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tegen op.

Conclusie en gevolgen

25. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.W. Steenhoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
12 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo.
3.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
4.Artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4255.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3391.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:987.
9.Met toepassing van artikel 5.3, onder a, onder 1, van het bestemmingsplan Grondwaterneutrale kelders.