Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
2. Eiser woont vanaf 15 september 1985 niet meer in Nederland. Sindsdien heeft eiser meerdere opleidingen gevolgd om lid te worden van de Sociëteit van Jezus (anders gezegd: om jezuïet te worden). Eiser heeft hiervoor in België, Duitsland en Denemarken gewoond. Deze opleiding heeft geduurd tot en met 31 juli 1995.
3. Op 21 maart 2017 heeft eiser bij de Svb een pensioenoverzicht opgevraagd. De Svb heeft op 13 april 2017 aangegeven dat eiser, voor zover voor deze zaak relevant, van
26 november 1977 tot en met 1 augustus 2000 verzekerd is geweest.
4. Eiser heeft op 13 november 2019 opnieuw bij de Svb een pensioenoverzicht opgevraagd. De Svb heeft met een pensioenoverzicht van 19 november 2019 aangegeven dat eiser van 26 augustus 1977 tot en met 1 augustus 2000 verzekerd is geweest.
5. Op 18 september 2023 heeft de Svb wederom een pensioenoverzicht vastgesteld. Daarin stelt de Svb vast dat eiser van 2 oktober 1985 tot en met 5 mei 1999 niet verzekerd is geweest. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
6. Met het bestreden besluit is de Svb bij haar pensioenoverzicht van
18 september 2023 gebleven. De Svb motiveert daartoe dat eiser vanaf 2 oktober 1985 tot en met 31 juli 1995 de studie tot jezuïet gevolgd heeft in het buitenland. Eiser is langer dan 10 jaar weggeweest en dat was op voorhand ook al duidelijk, gezien de studie 10 tot 15 jaar kan duren. Daarom is de Svb van mening dat eiser vanaf 15 september 1985 geen ingezetene meer is van Nederland. De periode van verblijf buiten Nederland heeft zo lang geduurd dat eiser geen duurzame band van persoonlijke aard meer heeft met Nederland. Er zijn daarnaast op het moment van eisers vertrek geen bepalingen opgenomen in het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 (KB 164)waardoor eiser alsnog wel verzekerd kan blijven in Nederland. Eiser kan geen rechten ontlenen aan de eerder afgegeven pensioenoverzichten. De pensioenoverzichten zijn indicaties van de verzekeringsloopbaan. Pas bij het toekennen van het AOW-pensioen wordt de definitieve stand van de verzekeringsloopbaan vastgesteld.
7. In geschil is of eiser in de periode 2 oktober 1985 tot en met 5 mei 1999 (de periode in geding) terecht niet langer als verzekerd in de zin van de AOW is aangemerkt.
Duurzame band van persoonlijke aard met Nederland
8. Eiser voert aan dat hij wel degelijk een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland heeft. Zijn ouders wonen nog in Nederland. De Sociëteit van Jezus is weliswaar wereldwijd georganiseerd, maar is wel geografisch georganiseerd per Provincie. Eiser is lid van de Nederlandse Provincie en moet hier verantwoording aan afleggen. Tevens is hij gehoorzaamheid verschuldigd aan zijn Overste: hij dient diens beslissing uit te voeren. De Overste van de Nederlandse Provincie, de Provinciaal, is dus ook sterk verbonden met Nederland. Hoewel hij niet in Nederland woonde, werkte en studeerde, deed hij dit wel wegens Nederland omdat eiser is uitgezonden door de (toenmalige) Nederlandse Provincie. Eiser is daarom nooit zijn verbinding met Nederland verloren. De studie en de vorming zijn geen doel op zich. Het is geen beroeps- of professionele vorming en verschilt in zoverre met traditionele studies. De Nederlandse Provincie is erkend door het Nederlands burgerlijk recht en heeft rechtspersoonlijkheid. De Svb dient dan ook met het bestaan van deze rechtspersoon rekening te houden.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Een persoon wordt geacht in Nederland te wonen als tussen hem en Nederland een duurzame band van persoonlijke aard bestaat. De Svb heeft beleidsregels opgesteld om dit criterium nader in te vullen.Of sprake is van zo’n band, moet worden beoordeeld aan de hand van alle in aanmerking komende feiten en omstandigheden van het geval. Een factor waarop de Svb in het bijzonder acht slaat is de duurzaamheid van het verblijf in Nederland of elders. Daarnaast is de wijze waarop een belanghebbende voorziet in zijn onderhoud van belang. Ingeval een belanghebbende in loondienst of als zelfstandige in Nederland werkt, zal er veelal sprake zijn van een sterke band. Tot slot komt aan het kunnen beschikken over een duurzame woning in Nederland veel belang toe.
10. Weliswaar heeft eiser nog een connectie met Nederland via de Provinciaal en is hij lid van de Nederlandse Provincie, maar niet gebleken is dat eiser na zijn vertrek uit Nederland in 1985 hij nog naar Nederland is teruggekeerd. Eiser heeft niet gesteld dat hij in Nederland op zoek is gegaan naar een woning of de intentie heeft gehad om na zijn studie als jezuïet in Nederland te werken. Ook is niet gebleken dat eiser in de periode in geding beschikte over een woning in Nederland waar hij duurzaam kon verblijven. Dat eisers ouders in Nederland wonen is onvoldoende om aan te nemen dat eiser een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland heeft.
11. Eiser kan ook niet als verzekerd aangemerkt worden op grond van het KB 164. Vanaf 1 juli 1989 is in het KB 164 een bepaling opgenomen, artikel 9, waardoor tijdelijk buiten Nederland studerende nog steeds verzekerd kunnen blijven. Daargelaten of eiser aan de voorwaarden hiervoor voldoet, is deze bepaling pas in het KB 164 opgenomen toen eiser al een paar jaar naar het buitenland was vertrokken. Daarnaast staat in de toelichting van artikel 9 van het KB 164 dat dit artikel beoogt de verzekeringsplicht van degenen die in verband met studie of gezondheid tijdelijk niet in Nederland wonen, gedurende die periode te continueren. Bij eiser is echter geen sprake geweest van tijdelijk niet in Nederland wonen. Hij is niet meer teruggekeerd naar Nederland. Het KB 164 kan hem dus niet baten.
12. Concluderend ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat eiser in de periode in geding als verzekerd aangemerkt moet worden op grond van zijn band met Nederland.
13. Eiser doet verder een beroep op het vertrouwensbeginsel. Daartoe voert hij aan dat de Svb hem tweemaal eerder een pensioenoverzicht heeft gestuurd en hij toen over de periode in geding wel als verzekerd is aangemerkt. Eiser acht het bezwaarlijk dat men pas zeker kan zijn van het pensioen als het te laat is en men geen verdere voorzorgsmaatregelen meer kan nemen. Eiser heeft meerdere uitspraken aangehaald om zijn standpunt te onderbouwen.
14. Volgens vaste rechtspraakkomt aan een bestuursorgaan in beginsel de bevoegdheid toe een gemaakte fout te herstellen, mits het daartoe strekkende besluit niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel of enig ander rechtsbeginsel.
15. Zoals de Centrale Raad van Beroep (de Raad) heeft overwogen in zijn uitspraak van 31 december 2019,is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent echter niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Bij deze belangenafweging kan ook een rol spelen of de betrokkene op basis van de gewekte verwachtingen handelingen heeft verricht of nagelaten als gevolg waarvan hij schade heeft geleden of nadeel heeft ondervonden.
16. De rechtbank is van oordeel dat eisers beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. Eiser heeft tweemaal een pensioenoverzicht opgevraagd bij verweerder, in 2017 en in 2019. De vervolgens door verweerder vastgestelde pensioenoverzichten kunnen aangemerkt worden als toezeggingen. De toezeggingen kunnen aan verweerder worden toegerekend. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen waaraan in dit geval moet worden voldaan. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser terecht nadruk legt op het zwaarwegende belang dat hij heeft bij zekerheid over het aantal verzekerde jaren. Om deze zekerheid te verkrijgen heeft eiser bij verweerder om pensioenoverzichten gevraagd. Toen verweerder de aanvankelijk voor eiser gunstige pensioenoverzichten vaststelde, was hij nog in de gelegenheid om de gevolgen van het hebben van weinig verzekerde jaren te beperken. Zo had hij een spaarpot kunnen opbouwen of een aanvullende pensioenverzekering kunnen afsluiten. Eiser heeft met de toezegging dat hij vanaf 1977 tot 2005 onafgebroken (eerst verplicht en vanaf 2 augustus 2000 vrijwillig) verzekerd is geweest, nagelaten handelingen te verrichten om de gevolgen van een te geringe pensioenopbouw te beperken en ziet zich nu geconfronteerd met het feit dat hij zijn pensioengat niet in de hem nog resterende vier jaren kan dichten. Eisers belang van zekerheid weegt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval zwaarder dan het belang van verweerder bij een juiste berekening van eisers AOW-pensioen volgens de wettelijke voorschriften.
17. Eiser verzoekt om een schadevergoeding van € 59.492,52. Dit bedrag is gebaseerd op het verschil in AOW-pensioen dat eiser volgens de eerder door de Svb aan hem verstuurde pensioenoverzichten zou ontvangen en het bedrag dat hij ontvangt op basis van het pensioenoverzicht van 18 september 2023.
18. In artikel 8:89, tweede lid, van de Awb is bepaald dat de bestuursrechter bevoegd is een schadeverzoek in behandeling te nemen voor zover de gevraagde vergoeding ten hoogste € 25.000 bedraagt. Omdat de door eiser gevraagde schadevergoeding hoger is dan
€ 25.000,- is de rechtbank niet bevoegd van het verzoek kennis te nemen. Eiser kan zich met zijn verzoek tot de civiele rechter wenden die bevoegd is te oordelen over de gevraagde vergoeding van meer dan € 25.000,-.
19. Ter voorlichting merkt de rechtbank op dat volgens de jurisprudentie van de Raadpas op het moment van toekenning van het AOW-pensioen de hoogte van de eventuele schade kan worden vastgesteld. Bovendien is geen sprake van schade nu eiser in de periode in geding alsnog als verzekerd moet worden aangemerkt.