In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 4 november 2024, in de zaak met nummer AMS 22/126, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de proceskosten. Verzoekster heeft haar beroep ingetrokken tegen een besluit van het Uwv van 8 december 2021, omdat het Uwv op 22 juli 2024 dit besluit heeft vervangen door een gewijzigde beslissing op bezwaar, waarin aan verzoekster tegemoetgekomen wordt. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
Verzoekster vraagt om vergoeding van kosten voor het indienen van een beroepschrift, het bijwonen van een zitting, en een vergoeding voor een deskundige. Het Uwv heeft zich akkoord verklaard met de kosten voor het indienen van het beroepschrift en het bijwonen van de zitting, maar betwist de kosten voor de schriftelijke zienswijze en de BTW op het deskundigenrapport. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent een totale vergoeding van € 2.476,- toe, inclusief de kosten van het deskundigenrapport.
De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden, en kent een schadevergoeding van € 1.500,- toe aan verzoekster, te betalen door de Staat der Nederlanden. Daarnaast wordt de Staat veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50. De rechtbank benadrukt dat de overschrijding van de redelijke termijn niet volledig aan het Uwv kan worden toegerekend, maar dat er wel aanleiding is om de termijn te verlengen vanwege de omstandigheden in de procedure.