ECLI:NL:RBAMS:2025:1831

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
13-072161-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel, beoordeling van detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2025 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Elbląg, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, was gedetineerd in Nederland en werd bijgestaan door zijn raadsman tijdens de zittingen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende data, waaronder 16 januari 2025 en 27 februari 2025, voortgezet. Tijdens deze zittingen is de vraag naar de detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting in Barczewo aan de orde gekomen. De verdediging stelde dat overlevering zou leiden tot schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, terwijl de officier van justitie betoogde dat er geen algemeen gevaar was voor de gedetineerden in Barczewo. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van een onmenselijke of vernederende behandeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-072161-24 (EAB I)
Datum uitspraak: 13 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 20 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 maart 2023 door
the Regional Court in Elbląg II Criminal Department, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1972,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 16 januari 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 16 januari 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Haarlem, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.
Tussenuitspraak 30 januari 2025
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak geformuleerde vraag met betrekking tot de toetsing aan artikel 11 OLW aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Voorts is de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding van de opgeëiste persoon op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 27 februari 2025
De behandeling van het EAB is – met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling – hervat op de zitting van 27 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door bovengenoemde raadsman en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 30 januari 2025

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 30 januari 2025. [3] Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de dubbele strafbaarheid van de feiten en de toepassing van artikel 11 OLW in samenhang met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (dat ziet op het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld) beoordeeld. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Inleiding
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 30 januari 2025 het onderzoek heropend omdat het onderzoek met betrekking tot de penitentiaire inrichting in Barczewo op dat moment onvolledig was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat overlevering van de opgeëiste persoon tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zal leiden. Uit de inmiddels in een andere zaak verstrekte informatie over de huidige situatie in de gevangenis in Barczewo blijkt dat er weliswaar maatregelen zijn genomen, maar niet dat er daardoor geen sprake meer is van de zorgelijke omstandigheden zoals beschreven in het NMPT-rapport. Daarbij komt dat het onderzoek dat naar de situatie in Barczewo wordt uitgevoerd niet onafhankelijk is. De overlevering moet daarom worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de informatie die inmiddels bekend is over de huidige situatie in de gevangenis in Barczewo, er niet van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van de aldaar gedetineerden kan worden gesproken, waarbij zij heeft verwezen naar recente uitspraken van de rechtbank. Hoewel de in het NMPT-rapport beschreven bevindingen zorgelijk zijn, blijkt uit deze informatie dat de Poolse autoriteiten serieus met de beschreven problematiek bezig zijn. De situatie zoals omschreven in het NMPT-rapport is daarmee niet meer actueel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in een andere zaak [4] vragen gesteld over de detentieomstandigheden in de gevangenis in Barczewo. De rechtbank heeft in die zaak op 14 februari 2025 uitspraak gedaan, [5] waarin zij tot het oordeel komt dat er geen algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden daar worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Derhalve is de vraag of de opgeëiste persoon na overlevering in de gevangenis in Barczewo wordt gedetineerd niet langer relevant.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310, 311, 321 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Elbląg II Criminal Department, Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Reeds ter publicatie aangeboden.
4.Rb. Amsterdam d.d. 16 januari 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:326).