ECLI:NL:RBAMS:2025:2277

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
13/334910-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Polen

Op 27 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Warsaw Regional Court in Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1985, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. Tijdens de zitting van 21 januari 2025 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. In een tussenuitspraak op 4 februari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend voor nader onderzoek naar de detentieomstandigheden in Polen. Op 13 maart 2025 is de behandeling voortgezet, waarbij de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon heeft vastgesteld en de grondslag van het EAB heeft beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de detentieomstandigheden in Polen geen beletsel vormen voor de overlevering. De raadsman heeft verzocht om weigering van de overlevering en strafovername door Nederland, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en heeft de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/334910-24
Datum uitspraak: 27 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 2 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 augustus 2024 door de
Warsaw Regional Court, VIII Penal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna: ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 21 januari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat in Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak van 4 februari 2025 [3]
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 4 februari 2025 het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd voor nader onderzoek in verband met de toets van artikel 12 OLW en de detentieomstandigheden in Polen in verband met de toetsing aan artikel 11 OLW.
De rechtbank heeft de beslistermijn nogmaals met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met dertig dagen. [4]
Zitting van 13 maart 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 13 maart 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Beslissingen in de tussenuitspraak

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld (rubriek 3), de strafbaarheid van de feiten beoordeeld (rubriek 4) en geoordeeld dat de rechtsstaatproblematiek in Polen (artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) niet in de weg staat aan het toestaan van de overlevering (rubriek 5.1). Die overwegingen worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De facultatieve weigeringsgrond van artikel 12 OLW ziet op de toetsing van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in de procedure die ten grondslag ligt aan het EAB. In dit artikel is bepaald dat overlevering kan worden geweigerd wanneer de opgeëiste persoon niet is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij zich één van de in dat artikel onder a tot en met d genoemde omstandigheden voordoet. De raadsman heeft geen beroep gedaan op dit artikel en de officier van justitie heeft aangegeven dat zij ervan uitgaat dat inmiddels gebleken is dat de situatie als bedoeld in artikel 12 onder c OLW van toepassing is.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB en aanvullende brieven van 8 januari 2025, 17 februari 2025, 24 februari 2025, 28 februari 2025 en 7 maart 2025 informatie verstrekt die van belang is voor de toetsing aan deze weigeringsgrond.
Zo blijkt uit de verstrekte informatie dat de opgeëiste persoon bij het vonnis van
the District Court of Warsaw-Mokotówvan 13 mei 2021 (met kenmerk VIII K 337/21) is veroordeeld tot
2 years of restriction of liberty,welke straf inhoudt dat de opgeëiste persoon gedurende twee jaar veertig uur per maand onbetaalde arbeid voor de gemeenschap moet verrichten. Verder blijkt dat de opgeëiste persoon deze werkstraf niet heeft uitgevoerd en dat hem daarom bij beslissing van
the District Court of Warsaw-Mokotówvan 26 augustus 2022 (met kenmerk XII Ko 3181/22) een vervangende vrijheidsstraf van één jaar is opgelegd. In de brief van 7 maart 2025 is hierover het volgende vermeld:
´The substitutive penalty of deprivation of liberty was imposed with respect to [opgeëiste persoon] instead of the unserved penalty of restriction of liberty involving the performance of unpaid works for community purposes. The determination of the extent of the substitutive penalty of deprivation of liberty took place on the basis of a mathematical calculation. The imposition of the penalty of deprivation of liberty was of mandatory nature.´
De rechtbank is mede op grond hiervan van oordeel dat de beslissing van
the District Court of Warsaw-Mokotówvan 26 augustus 2022 weliswaar een beslissing is waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk op 13 mei 2021 opgelegde straf is gewijzigd, maar niet een beslissing waarbij de autoriteit die deze beslissing heeft gegeven, op dat punt over een zekere mate van beoordelingsbevoegdheid beschikte. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [5]
Gelet op het voorgaande hoeft de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW te toetsen dan het vonnis van
the District Court of Warsaw-Mokotówvan 13 mei 2021, waarbij de werkstraf is opgelegd.
De rechtbank stelt op grond van de verstrekte informatie vast dat het vonnis van
the District Court of Warsaw-Mokotówvan 13 mei 2021 is gewezen zonder dat een zitting heeft plaatsgevonden. Wel is een kopie van het vonnis met instructies over het indienen van beroep en over de beroepstermijn op 21 mei 2021 om 13:15 uur door de opgeëiste persoon persoonlijk in ontvangst genomen. Het vonnis is op 29 mei 2021 onherroepelijk geworden, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon niet (binnen de voorgeschreven termijn) beroep heeft ingesteld alhoewel hij daartoe wel de gelegenheid heeft gehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat zich ten aanzien van het vonnis van
the District Court of Warsaw-Mokotówvan 13 mei 2021 de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder c, van de OLW voordoet. Weigering van de overlevering op grond van artikel 12 OLW is dus niet aan de orde.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden in Polen

De rechtbank heeft bij de tussenuitspraak de vraag gesteld in welke gevangenis de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid geplaatst zal worden na zijn eventuele overlevering naar Polen. Die vraag heeft de rechtbank destijds gesteld, omdat de rechtbank zorgen had over de detentieomstandigheden in de gevangenis in Barczewo. Inmiddels heeft de rechtbank onderzoek gedaan naar de detentieomstandigheden in die gevangenis en bij uitspraak van 14 februari 2025 geoordeeld dat geen sprake is van een algemeen gevaar op schending van grondrechten in die gevangenis. [6]
Overigens heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 17 februari 2025 de informatie verstrekt dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst in een ‘
penal institution’ in Warschau. Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in een Huis van Bewaring in Warschau en daarmee onder het
remand regimezal vallen, vindt dat geen steun in de informatie zoals verstrekt in bovengenoemde brief. De omstandigheid dat de rechtbank een algemeen gevaar op schending van grondrechten voor gedetineerden in Polen in het
remand regimeheeft aangenomen, vormt in deze zaak dus geen aanleiding voor nader onderzoek.
Gelet op het voorgaande vormen de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

6.Verzoek tot strafovername

De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren en te bepalen dat de tenuitvoerlegging van de straf door Nederland wordt overgenomen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de opgeëiste persoon zich voorbeeldig gedraagt in detentie in Nederland. Ter zitting heeft de raadsman nog getuigschriften afkomstig van de penitentiaire inrichting getoond waaruit dit gedrag zou blijken.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman af. Weigering van de overlevering en tenuitvoerlegging van de straf in Nederland kan, gelet op het bepaalde in artikel 6a OLW, enkel plaatsvinden indien de opgeëiste persoon aantoont te voldoen aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander. De opgeëiste persoon heeft dit niet aangetoond.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Warsaw Regional Court, VIII Penal Division, Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M. Westerman en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten en G. Riedijk, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie artikel 22, vijfde lid, OLW en artikel 27, derde lid, OLW.
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (