ECLI:NL:RBAMS:2025:2646

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
13/388438-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de rechten van de opgeëiste persoon en de weigeringsgronden van de Overleveringswet

Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 21 november 2024 door de regionale rechtbank in Poznań, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en de Poolse nationaliteit heeft. De behandeling van het EAB vond plaats op 8 april 2025, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met haar raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De raadsman voerde aan dat de opgeëiste persoon dacht dat de zaak was geseponeerd en dat haar persoonlijke belangen, met name de zorg voor haar kinderen, zwaarder zouden moeten wegen dan het belang van de Poolse autoriteiten. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was gedagvaard, maar dat zij wel degelijk op de hoogte was van de rechtszaak. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van haar verdedigingsrechten was en dat de overlevering niet kon worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de belangen van de opgeëiste persoon afgewogen tegen de belangen van de rechtshandhaving en concludeerde dat de overlevering gerechtvaardigd is, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij opmerkte dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overlevering onrechtvaardig zouden maken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/388438-24
Datum uitspraak: 22 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 18 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 november 2024 door
the Regional Court in Poznańin Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
adres: [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 april 2025, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment of the District Court for Poznań Nowe Miasto and Wilda in Poznań of 24 January 2023 (file reference symbol 111 K 622/22).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon dacht dat de zaak in Polen was geseponeerd, zij wist niet van de procedure. Gevraagd is om haar persoonlijke belangen (mede in verband met de zorg voor haar kinderen) zwaarder te laten wegen dan het belang van de uitvaardigende justitiële autoriteit bij overlevering.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is. Zij baseert zich op hetgeen in het EAB is opgemerkt in combinatie met hetgeen de opgeëiste persoon zelf heeft verklaard. De opgeëiste persoon wist dat er een procedure tegen haar liep en ze heeft nooit een adreswijziging aan de Poolse autoriteiten doorgegeven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. In het EAB is aangekruist dat de opgeëiste persoon niet in persoon is gedagvaard, maar dat zij anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van het proces. Uit de eveneens in het EAB gegeven toelichting blijkt echter dat de oproepen die per post naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres zijn verstuurd niet zijn opgehaald.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de toelichting in het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon tijdens het vooronderzoek is verhoord als verdachte en dat ze toen een adres heeft opgegeven in Polen. De opgeëiste persoon is gewezen op de verplichting om adreswijzigingen door ter geven. De oproepen voor de zittingen van 27 oktober 2022 en 16 januari 2023 zijn naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres in [geboorteplaats] verstuurd, maar zij heeft deze oproepen niet opgehaald. Verder heeft de opgeëiste persoon verklaard dat ze wist dat er een verdenking was, maar dat ze dacht dat de zaak geseponeerd was omdat ze een aantal maanden niets had gehoord. Ze is niet achter de zaak aangegaan en heeft er niet veel aan gedacht. Ook heeft ze verklaard dat ze in februari 2022 naar Nederland is vertrokken, maar dat ze nog steeds de woning in [geboorteplaats] bezit en geen adreswijziging heeft doorgegeven. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon, zo zij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van haar recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Haar overlevering houdt daarom geen schending van haar verdedigingsrechten in. Voor een verdere belangenafweging zoals de raadsman heeft bepleit bestaat binnen het beoordelingskader van artikel 12 OLW geen ruimte. De rechtbank verwijst verder naar hetgeen hierna onder punt 6 met betrekking tot het evenredigheidsverweer en het beroep op
family lifeis overwogen.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld.
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]

6.Artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (family life)

De raadsman heeft een beroep gedaan op de evenredigheid van het EAB en daartoe aangevoerd dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen gelet op haar persoonlijke omstandigheden een ongerechtvaardigde inbreuk maakt op het recht op
family life, zoals bedoeld in artikel 7 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). De opgeëiste persoon heeft twee jonge dochters, waarvan één dochter extra zorg nodig heeft.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat overlevering, gelet op artikel 52, eerste lid, Handvest, een toegestane beperking is van de uitoefening van het hiervoor genoemde recht. Vanwege de tijdelijke aard van de beperking, is de verhouding tussen de belangen die overlevering beoogt te dienen en de beperking in de uitoefening van het recht op familie- en gezinsleven van de opgeëiste persoon, op zichzelf niet onevenredig.
Alleen in uitzonderlijke omstandigheden zal het familie- en gezinsleven van een opgeëiste persoon zwaarder wegen dan het legitieme doel dat met de overlevering wordt nagestreefd. [5] Ten aanzien van de opgeëiste persoon is van dergelijke bijzondere omstandigheden niet gebleken. De beperking in de uitoefening van het recht op
family lifelevert daarom geen beletsel op voor overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznańin Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (
5.Zie o.a. HR 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1044.