ECLI:NL:RBAMS:2025:3660

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
13/379409-24 (zaak A) en 13/133605-25 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met betrekking tot het voorhanden hebben van explosief materiaal en verdovende middelen

Op 30 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van explosief materiaal en verdovende middelen. De zaak betreft twee parketnummers, 13/379409-24 (zaak A) en 13/133605-25 (zaak B), die ter terechtzitting op 16 mei 2025 zijn gevoegd. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van 75 stuks professioneel vuurwerk (Super Cobra 6) en een fasciapakket, evenals het voorhanden hebben van cocaïne en MDMA. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 november 2024 in Amsterdam betrokken was bij het vervoeren en voorhanden hebben van deze stoffen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op het teweegbrengen van een ontploffing, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzet had op brandstichting of ontploffing. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het medeplegen van het voorhanden hebben van explosief materiaal en de heling van een scooter. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de mogelijke gevaren voor de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/379409-24 (zaak A) en 13/133605-25 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 30 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP adres] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] (13/380098-24).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – samengevat – ten laste gelegd dat hij zich op 26 november 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
ten aanzien van zaak A:
het medeplegen van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, te weten 75 stuks Super Cobra 6;
het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, door het verwerven en/of voorhanden hebben van een pakket met explosieve stoffen, jerrycans met benzine, zwaar vuurwerk, een regenpak, handschoenen, bivakmuts en scooters;
het medeplegen van het voorhanden hebben van een explosief in de vorm van een fasciapakket;
het medeplegen van de heling van twee scooters (Piaggio Vespa en Yamaha);
ten aanzien van zaak B:
1. het medeplegen van het vervoeren en/of aanwezig hebben van cocaïne, methamfetamine en MDMA.
De volledige (gewijzigde) tenlastelegging is opgenomen in een
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 in zaak A kan bewezen worden dat verdachte wetenschap had van de aangetroffen goederen in de garagebox en dat hij over deze goederen kon beschikken. Verdachte is meerdere keren bij de garagebox geweest, heeft de garagebox samen met [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) geopend en heeft chatcontact gehad over pakketjes met Cobra’s. Verder heeft verdachte jerrycans gevuld met benzine afgeleverd en neergezet in de garagebox. Verdachte heeft hierover een onaannemelijke verklaring afgelegd. Ook kan bewezen worden dat verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) de ten laste gelegde goederen voorhanden heeft gehad, omdat zij samen bij de garagebox zijn gezien en [medeverdachte 1] uiteindelijk de sleutel van de garagebox heeft.
Ten aanzien van feit 2 in zaak A geldt dat de aangetroffen goederen zowel in de garagebox als in de voertuigen van verdachte en [medeverdachte 1] - in onderlinge samenhang bezien - geen ander doel kunnen dienen dan het teweegbrengen van een ontploffing. Dat verdachte en [medeverdachte 1] ook deze intentie hadden, kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat zij nauw en bewust samenwerkten en de garagebox kennelijk als stashplek hebben gebruikt.
Bij feit 4 in zaak A dient verdachte partieel te worden vrijgesproken van de heling van de scooter van het merk Yamaha, omdat deze scooter niet in de originele staat, maar gedemonteerd, in de garagebox is aangetroffen.
Ten aanzien van het onder zaak B tenlastegelegde kan worden bewezen dat verdachte cocaïne en MDMA heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad. Uit onderzoek blijkt niet dat verdachte het middel methamfetamine voorhanden heeft gehad. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van dit middel.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder zaak A tenlastegelegde vrijspraak bepleit.
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat het teweegbrengen van een ontploffing het doel was door het enkele afleveren en vullen van jerrycans met benzine. Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte de andere genoemde goederen genoemd in zaak A voorhanden heeft gehad. Verdachte had geen sleutel van de garagebox, de Cobra’s en het fasciapakket waren niet zichtbaar en verdachte is maar kort in de garagebox geweest. Hoewel verdachte de scooters heeft gezien, kan niet worden vastgesteld dat hij wist of redelijkerwijs moest weten dat deze gestolen waren. Gelet op de gedragingen van verdachte, namelijk het enkele afleveren van de jerrycans, is geen sprake geweest van een nauwe bewuste samenwerking in de zin van medeplegen.
Ten aanzien van het onder zaak B tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat bewezen kan worden dat verdachte cocaïne en MDMA heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 26 november 2024 wordt bij de politie melding gemaakt van een vermoedelijke inbraak bij een garagebox aan [straat] in Amsterdam. Door de meldster wordt gezien dat een auto met het kenteken [kenteken] voor de garagebox staat geparkeerd en dat twee mannen aan de deur van de garagebox duwen en trekken. Vervolgens ziet zij dat een grijze Volkswagen aan komt rijden en dat de bestuurder van deze auto naar de twee andere mannen loopt. [2]
Als verbalisanten ter plaatse komen, treffen zij medeverdachte [medeverdachte 1] aan die aan het rommelen is aan de bovenzijde van een garagebox. [medeverdachte 1] vertoont hierbij volgens de verbalisanten gedrag alsof hij zich betrapt voelt. [medeverdachte 1] haalde de sleutel van die betreffende garagebox uit zijn borstzak. [3] Volgens meldster is het voertuig met het kenteken [kenteken] vertrokken op het moment dat de politie aankwam. De politie ziet in de garagebox een gedemonteerde scooter en een scooter zonder kentekenplaat staan. In het voertuig van [medeverdachte 1] wordt een bivakmuts, een regenjas en grote hoeveelheid plastic handschoenen gevonden. [4]
Dezelfde avond wordt de auto met het kenteken [kenteken] door de politie gevonden met daarin verdachte als bestuurder. Op de achterbank van de auto zagen de verbalisanten meerdere witte jerrycans met gele vloeistof erin. Verdachte verklaart dat hij net heeft getankt, omdat hij aan motorcrossen doet. Tijdens de doorzoeking van de auto zijn in totaal 13 jerrycans met benzine gevonden. [5] In de motorkap van de auto wordt een plastic zak aangetroffen met daarin verschillende soorten verdovende middelen. [6] Onderzoek van het NFI heeft uitgewezen dat het om cocaïne en MDMA gaat. [7]
Tijdens de doorzoeking van de garagebox wordt een vuilniszak gevonden met daarin een kartonnen doos. In de doos blijkt illegaal professioneel knalvuurwerk, namelijk in totaal 75 stuks van het soort Super Cobra 6 [8] , en een zwart ingetapet pakket te zitten. Aan het zwarte pakket is een wit gekleurd stroomdraad bevestigd. De verbalisant herkent dit onmiddellijk als een explosief genaamd ‘fasciapakket’ dat vaak wordt gebruikt bij plofkraken. Aangezien de garagebox gelegen is naast een flat, zijn er vier woningen ontruimd wegens het mogelijke explosiegevaar. [9] Het fasciapakket blijkt meer dan 900 gram flitspoeder te bevatten. Gezien de opbouw, het vernietigende karakter van een dergelijke explosieve constructie en het ontbreken van alternatieve (niet aan explosieven gerelateerde) toepassingen, is het fasciapakket aan te merken als een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of ontploffing zoals vermeld in artikel 2 lid 1, categorie 2, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie. [10]
Uit onderzoek naar de aangetroffen scooters van de merken Piaggio Vespa en Yamaha blijkt dat beide scooters gestolen zijn. De Yamaha-scooter is gedemonteerd en deels verpakt in bubbelplastic aangetroffen. Verder zijn in de garagebox meerdere jerrycans, deels leeg en deels gevuld, gevonden. [11] De jerrycans die in de garagebox zijn aangetroffen komen overeen met de jerrycans die in het voertuig van verdachte lagen. [12]
Op camerabeelden van de garagebox is te zien dat verdachte als bestuurder van de auto met kenteken [kenteken] naar de garagebox rijdt. Verdachte is in het gezelschap van NN1, die is herkend als [medeverdachte 2] . [13] Te zien is dat [medeverdachte 2] de deur van de garagebox opent en vervolgens met verdachte de garagebox binnengaat. Verdachte doet handschoenen aan, haalt jerrycans uit zijn auto en loopt hiermee de garagebox in. Hierna zet verdachte jerrycans op de achterbank van zijn auto. Verdachte en [medeverdachte 2] zijn vervolgens samen bezig met het slot van de garagedeur. Er komt een grijze Volkswagen aangereden, waarin [medeverdachte 1] blijkt te zitten. [medeverdachte 1] begroet verdachte en [medeverdachte 2] door middel van een ‘boks’ en gaat gedurende ongeveer 90 seconden de garagebox in. Vervolgens rijdt verdachte samen met [medeverdachte 2] weg, terwijl [medeverdachte 1] nog met het slot bezig is en daarna door de politie wordt staande gehouden. [14]
Op camerabeelden van een BP-tankstation is te zien dat verdachte kort voor het betreden van de garagebox, samen met [medeverdachte 2] vijf jerrycans met benzine tankt en in zijn auto plaatst. [15] Uit onderzoek naar het voertuig waarin verdachte reed, voorzien van kenteken [kenteken] , blijkt dat het voertuig tussen oktober en november 2024 zes keer bij de betreffende garagebox is geweest. [16] Verder is in de telefoon van verdachte chatverkeer gevonden over het ophalen van cobra’s. Op 4 november 2024 stuurt verdachte namelijk het bericht: ‘1 pakje cobra gaat ie geven 3stuks is niksss’. [17]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij als taxichauffeur werkt en dat aan hem is gevraagd om jerrycans van A naar B te vervoeren. Hij heeft ook verklaard dat hij in de deuropening van de garagebox is geweest en de scooters heeft gezien, maar dat de overige spullen bedekt waren met vuilniszakken. Als vergoeding voor het vullen en brengen van 13 jerrycans zou hij een vergoeding van ongeveer € 200,- à € 300,- hebben gekregen. Van dat bedrag moest ook de benzine betaald worden. Ten aanzien van de aangetroffen verdovende middelen heeft verdachte verklaard dat de drugs al twee maanden in zijn kofferbak lagen. [18]
3.3.2.
Bewezenverklaring medeplegen voorhanden hebben Cobra’s en fasciapakket (Zaak A, feiten 1 en 3)
Juridisch kader
Voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, zoals Cobra’s en een fasciapakket, is vereist dat verdachte het betreffende wapen bewust voorhanden heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie ervan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het eigenlijk niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. [19]
In het geval dat het medeplegen van het voorhanden hebben van wapen is tenlastegelegd, moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van het wapen. Ook dan is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken of tot de exacte locatie van dat explosief of vuurwerk. Daarnaast moet vaststaan dat de verdachte tezamen met de mededader(s) feitelijke macht over het wapen heeft kunnen uitoefenen in de hiervoor weergegeven zin. [20]
Beoordeling
Het dossier bevat belastende feiten en omstandigheden, namelijk dat verdachte zich samen met [medeverdachte 2] , en later ook met [medeverdachte 1] , bevond bij de garagebox waar het vuurwerk en het explosief zijn aangetroffen, hij in de garagebox is geweest om jerrycans in- en uit te laden, een bericht op zijn telefoon is gevonden over het leveren van Cobra’s en de auto waarin hij reed meerdere keren bij de garagebox is geweest. Deze feiten en omstandigheden kunnen, in samenhang beschouwd, redengevend worden geacht voor het bewijs van de aan verdachte in dit verband ten laste gelegde feiten. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij voor deze feiten en omstandigheden een aannemelijke verklaring geeft die deze redengevendheid ontzenuwt. Verdachte heeft echter wisselend verklaard en heeft op nadere vragen van de rechtbank geen afdoende antwoord kunnen geven. Omdat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van de Cobra’s en het fasciapakket. Gelet op zijn aanwezigheid in de garagebox en zijn handelingen met betrekking tot de jerrycans heeft verdachte ook kunnen beschikken over de aangetroffen goederen in de garagebox. Daarnaast heeft verdachte door middel van zijn gedragingen een bijdrage geleverd aan de nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Uit de ontmoeting tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] leidt de rechtbank af dat zij van elkaar wisten dat eenieder van hen toegang had tot de garagebox, waarbij [medeverdachte 1] vervolgens ook alleen is achtergelaten in het bezit van de sleutel van het slot van de garagebox. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat deze samenwerking gericht was op het voorhanden hebben van de inhoud van de garagebox, waaronder de 75 Cobra’s en het fasciapakket. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde.
3.3.3.
Vrijspraak medeplegen voorbereidingshandelingen teweegbrengen ontploffing (Zaak A, feit 2)
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder zaak A feit 2 tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen of stoffen bestemd waren tot het begaan van het opzettelijk stichten van brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing. Daartoe dient te worden beoordeeld of die voorwerpen of stoffen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. [21]
Bij de strafbare voorbereiding van het opzettelijk stichten van brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing dient het opzet van de voorbereider niet alleen te zijn gericht op brandstichting dan wel teweegbrengen van een ontploffing, maar moet zijn opzet tevens zijn gericht op het in artikel 157 Sr omschreven gevaar, in die zin dat dit opzet betrekking moet hebben op het naar algemene ervaringsregels voorzienbare gevaar van bedoelde voorwerpen en/of stoffen voor de door art. 157 Sr beschermde rechtsgoederen . [22]
Ten aanzien van verdachte is bewezenverklaard dat hij de goederen in de garagebox voorhanden heeft gehad, omdat het niet anders kan zijn dat hij zich minstgenomen bewust was van de waarschijnlijke aanwezigheid daarvan. Hierbij is niet vastgesteld dat verdachte zich bewust was van de specifieke eigenschappen en kenmerken van het aangetroffen vuurwerk en explosief. Deze mate van bewustheid is in dit geval wel nodig om te kunnen vaststellen welk (misdadig) doel verdachte met het gebruik van deze goederen voor ogen had. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet had op brandstichting en/of het teweegbrengen van een ontploffing.
3.3.4.
Bewezenverklaring medeplegen schuldheling (Zaak A, feit 4)
Vastgesteld kan worden dat twee gestolen scooters in de garagebox zijn aangetroffen. Zoals onder rubriek 4.3.2. is geoordeeld, had verdachte beschikkingsmacht over de aangetroffen goederen in de garagebox en kan het medeplegen worden bewezen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij de scooters in de garagebox heeft zien staan. Uit de omstandigheid dat de verbalisanten direct bij het kijken in de garagebox de scooter zonder kenteken (later blijkt van het merk Piaggio Vespa) opvalt, leidt de rechtbank af dat verdachte redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat dit een gestolen scooter betrof. De rechtbank is daarom van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de schuldheling van de scooter.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de scooter van het merk Yamaha niet kan worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze scooter gestolen was. Deze scooter was immers gedemonteerd en deels verpakt in bubbelplastic. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de heling van de scooter van het merk Yamaha.
3.3.5.
Bewezenverklaring aanwezig hebben cocaïne en MDMA (Zaak B)
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte op de zitting, het proces-verbaal met betrekking tot de goednummers van de in beslag genomen verdovende middelen en de resultaten van de drugsanalyses van het NFI, acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk cocaïne en MDMA heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van zaak A:
1.
op 26 november 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 75 stuks knalvuurwerk (Super Cobra 6),
voorhanden heeft gehad;

3.

op 26 november 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief in de vorm van een fasciapakket, bevattende flitspoeder, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;

4.

op 26 november 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een scooter (Piaggio Vespa GTS 300) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
ten aanzien van zaak B:
op 26 november 2024 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid cocaïne en
- een hoeveelheid MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten en verdachte

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Strafmotivering

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, in combinatie met een taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen
verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 75 stuks Super Cobra 6 en een fasciapakket. Het voorhanden hebben van dergelijk explosief materiaal vormt een enorm gevaar voor de veiligheid van personen. Met name nu verdachte ook grote hoeveelheden benzine heeft vervoerd en afgeleverd. Explosies zorgen voor veel onrust en schade bij omwonenden, maar dragen ook bij aan gevoelens van angst in de samenleving
.Het fasciapakket en het vuurwerk zijn bewaard in een garagebox in een woonwijk, waarbij een klein ongeluk grote gevolgen had kunnen hebben. Verdachte heeft zich daar naar het zich laat aanzien in het geheel niet om bekommerd. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de heling van een scooter. Dit brengt overlast voor de betrokkene met zich mee en bevordert het plegen van diefstal. Tot slot heeft verdachte ook ongeveer 18 gram verdovende middelen voorhanden gehad. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid van personen en niet zonder reden verboden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 1 mei 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 14 februari 2025, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker. Hieruit blijkt – zakelijk weergegeven – dat het recidiverisico niet kan worden ingeschat en verdachte geen openheid wil geven met betrekking tot zijn sociale netwerk. De reclassering heeft hierdoor onvoldoende zicht gekregen op zijn psychosociaal functioneren. Dit terwijl uit referenteninformatie blijkt dat bij verdachte sprake is van ADHD-problematiek, waardoor hij ondoordachte keuzes zou maken en weinig proactief is. Een begeleidingstraject acht de reclassering daarom wenselijk. Verdachte heeft meegedeeld open te staan voor begeleiding van de reclassering. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, een Gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden en dagbesteding. Daarnaast adviseert de reclassering de bijzondere voorwaarde begeleid wonen, indien de woonsituatie van verdachte bij zijn ouders niet wenselijk blijkt en het verdachte ontbreekt aan structuur.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor
straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld. Mede omdat de rechtbank het in zaak A onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen acht, komt zij tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank tilt het zwaarst aan de combinatie van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid Cobra’s en het fasciapakket. Verdachte heeft een actieve bijdrage geleverd door zijn rol als bezorger van jerrycans gevuld met benzine. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank ziet aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen om te voorkomen dat verdachte nogmaals de fout ingaat. De rechtbank acht het in dat kader ook van belang dat de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, worden opgelegd. De rechtbank hoopt dat verdachte deze kans met beide handen grijpt en dat hij probeert om, met deze hulp en begeleiding van de reclassering, een andere richting te geven aan zijn leven.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsadvies van 14 februari 2025, passend en geboden.

7.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
1. L Benzine (G6586758);
2. 1 DS Doos (G6586778);
3. 1 STK Snoer (G6586778);
4. 1 STK Cocaïne (G6590780);
5. 1 STK Kristal (6590784);
6. 9 STK Verdovende Middelen (G6587542);
7. 11 STK Verdovende Middelen (G6587553);
8. 8 STK Verdovende Middelen (G6587554);
9. 4 STK Verdovende Middelen (G6587555);
10. 2 STK Verdovende Middelen (G6587556);
11. 8 STK Verdovende Middelen (G6587541);
12. 24 STK Verdovende Middelen (6587545);
13. 28 STK Verdovende Middelen (6587546);
14. 12 STK Verdovende Middelen (G6587547);
15. 3 STK Verdovende Middelen (G6587550);
16. 1 STK Snoer (G6586788);
17. 75 STK Vuurwerk (G6606819);
18. 1 STK Vuurwerk (G6606822);
19. 25 L Benzine (G6586750);
20. 1 STK Telefoontoestel (G6586737).
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de benzine, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het in zaak A onder feit 1 en feit 3 bewezenverklaarde is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
Het vuurwerk, de daarbij behorende snoeren en de doos waarin het zat dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het in zaak A onder feit 1 en feit 3 bewezenverklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De verdovende middelen, waaronder het kristal en de cocaïne, dienen tevens te worden onttrokken aan het verkeer. Met de onder nummers 7 tot en met 10 in beslag genomen verdovende middelen is het bewezenverklaarde onder zaak B begaan en deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. De overige inbeslaggenomen verdovende middelen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Teruggave aan verdachte
De telefoon kan worden teruggegeven aan verdachte, omdat er geen link is tussen de bewezen verklaarde feiten en de telefoon.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
  • 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde in zaak A onder feit 2 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder feiten 1, 3 en 4 tenlastegelegde en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is
bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A, feit 1:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
ten aanzien van zaak A, feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º;
ten aanzien van zaak A, feit 4:
medeplegen van schuldheling;
ten aanzien van zaak B:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland, op het adres [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een nader te bepalen begeleid wonen instelling of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Mocht de huidige woonsituatie bij ouders niet toereikend zijn en het veroordeelde ontbreken aan structuur en/of een stabiele huisvesting, dan kan de toezichthouder overwegen om veroordeelde aan te melden bij een begeleid wonen instelling.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van (betaald) werk of een opleiding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Als algemene voorwaarden gelden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • zijn medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
Verklaart verbeurd de volgende voorwerpen:
1. L Benzine (G6586758);
19. 25 L Benzine (G6586750).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
2. 1 DS Doos (G6586778);
3. 1 STK Snoer (G6586778);
4. 1 STK Cocaïne (G6590780);
5. 1 STK Kristal (6590784);
6. 9 STK Verdovende Middelen (G6587542);
7. 11 STK Verdovende Middelen (G6587553);
8. 8 STK Verdovende Middelen (G6587554);
9. 4 STK Verdovende Middelen (G6587555);
10. 2 STK Verdovende Middelen (G6587556);
11. 8 STK Verdovende Middelen (G6587541);
12. 24 STK Verdovende Middelen (6587545);
13. 28 STK Verdovende Middelen (6587546);
14. 12 STK Verdovende Middelen (G6587547);
15. 3 STK Verdovende Middelen (G6587550);
16. 1 STK Snoer (G6586788);
17. 75 STK Vuurwerk (G6606819);
18. 1 STK Vuurwerk (G6606822).
Gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
20. 1 STK Telefoontoestel (G6586737).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Wiewel, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en I. Struijkenkamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 mei 2025.
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-2 van 26 november 2024, p. 1-3 (PV VGL).
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-ll van 27 november 2024, p. 14-18 (digitale nummering, PV Toetsing).
4.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 20244074 van 29 november 2024, p.74-79 (PV VGL).
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-13van 27 november 2024, p. 19-22 (digitale nummering, PV Toetsing).
6.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 20244074 van 29 november 2024, p.74-79 (PV VGL); Proces-verbaal van bevindingen Inbeslagname drugs abusievelijk onder onjuist BVH-nummer met documentcode 20337761van 23 december 2024, p.122 (PV VGL).
7.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen met nummer 241203-772-792 van 21 januari 2025, p.1-7; Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2024.12.12.117 (aanvraag 004)van 17 januari 2025, opgemaakt door ing. P.H. Walinga, NFI-deskundige forensische drugsanalyse; Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2024.12.12.117 (aanvraag 003) van 12 december 2024, opgemaakt door ing. N. van Doorn, NFI-deskundige forensische drugsanalyse; Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2024.12.12.117 (aanvraag 002) van 12 december 2024, opgemaakt door ing. N. van Doorn, NFI-deskundige forensische drugsanalyse; Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2024.12.12.117 (aanvraag 001) van 12 december 2024, opgemaakt door ing. N. van Doorn, NFI-deskundige forensische drugsanalyse.
8.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, inclusief bijlagen, met nummer 2024283267 van 30 januari 2025, p. 154-163 (PV VGL).
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-14 van 27 november 2024, p.23-27 (digitaal genummerd, PV Toetsing).
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-35 van 27 november 2024, p.34-37 (digitaal genummerd, PV Toetsing).
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-14 van 27 november 2024, p.23-27 (digitaal genummerd, PV Toetsing).
12.Proces-verbaal van bevindingen vergelijking jerrycans met documentcode 20240782 van 28 november 2024, p. 73 (PV VGL).
13.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer 2024283267 van 18 december 2024, p.237-238; proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer 2024283267 van 19 december 2024, p.239-240; proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer 2024283267 van 19 december 2024, p.243-243 (Nazending d.d. 27 februari 2025).
14.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024283267 van 30 november 2024, p.52-67 (PV VGL).
15.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024283267 van 20 december 2024, p.123-126 (Nazending d.d. 25 februari).
16.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024283267 van 24 januari 2025, p.134-135 (PV VGL).
17.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 2038347 van 8 januari 2025, p.136-138 (PV VGL).
18.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 mei 2025.
19.Hoge Raad 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504.
20.Hoge Raad 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1938,
21.Hoge Raad 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213; Hoge Raad 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503.
22.Hoge Raad 5 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4230.