ECLI:NL:RBAMS:2025:3661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
13/380098-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereiding en medeplegen van het voorhanden hebben van explosief materiaal en heling van scooters in Amsterdam

Op 30 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en explosieven, alsook van heling van gestolen scooters. De zaak kwam voort uit een melding van een vermoedelijke inbraak bij een garagebox in Amsterdam op 26 november 2024. De politie trof de verdachte aan bij de garagebox, waar 75 stuks Super Cobra 6 en een fasciapakket werden aangetroffen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van deze explosieven en het medeplegen van de heling van twee scooters. Tijdens de rechtszitting op 16 mei 2025 werd de vordering van de officier van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van het voorhanden hebben van de explosieven, maar sprak de verdachte vrij van de voorbereidingshandelingen gericht op het teweegbrengen van een ontploffing, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de specifieke eigenschappen van de explosieven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldheling van een scooter, maar niet van de andere scooter. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/380098-24
Datum uitspraak: 30 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP adres] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.S. Kat, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] (13/379409-24 en 13/133605-25).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – samengevat – ten laste gelegd dat hij zich op 26 november 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
het medeplegen van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, te weten 75 stuks Super Cobra 6;
het medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, door het verwerven en/of voorhanden hebben van een pakket met explosieve stoffen, jerrycans met benzine, zwaar vuurwerk, een regenpak, handschoenen, bivakmuts en scooters;
het medeplegen van het voorhanden hebben van een explosief in de vorm van een fasciapakket;
het medeplegen van de heling van twee scooters.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt al hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 kan bewezen worden dat verdachte wetenschap had van de aangetroffen goederen in de garagebox en dat hij over deze goederen kon beschikken. Verdachte was in het bezit van de sleutel van de garagebox, is in de garagebox geweest en is door iemand gewaarschuwd voor de politie. Daarnaast is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) bij de garagebox gezien, waarbij verdachte vervolgens alleen is achtergelaten met de sleutel. Dit terwijl in de garagebox waardevolle goederen zijn aangetroffen. Gelet hierop kan medeplegen bewezen worden. Dat verdachte slechts bij de garagebox was voor het repareren van deur, is onaannemelijk.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat de aangetroffen goederen zowel in de garagebox als in de voertuigen van verdachte en [medeverdachte 1] - in samenhang bezien - geen ander doel kunnen dienen dan het teweegbrengen van een ontploffing. Dat verdachte en [medeverdachte 1] ook deze intentie hadden, kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat zij nauw en bewust samen werkten en de garagebox kennelijk als stashplek hebben gebruikt.
Bij feit 4 dient verdachte partieel te worden vrijgesproken van de heling van de scooter van het merk Yamaha, omdat deze scooter niet in de originele staat, maar gedemonteerd, in de garagebox is aangetroffen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De wetenschap van en de beschikkingsmacht over de aangetroffen goederen in de garagebox kunnen niet worden vastgesteld. Het vasthouden van de sleutel voor enkele minuten is hiervoor onvoldoende. Verdachte is uitsluitend bezig geweest met het repareren van de garagedeur, is de garagebox niet binnen geweest en heeft de inhoud ervan – mede gelet op het ontbreken van verlichting in de garagebox – niet kunnen waarnemen. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kende op basis van de begroeting door een ‘boks’. Van medeplegen is daarom geen sprake.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 26 november 2024 wordt bij de politie melding gemaakt van een vermoedelijke inbraak bij een garagebox aan de [straat] in Amsterdam. Door de meldster wordt gezien dat een auto met het kenteken [kenteken] voor de garagebox staat geparkeerd en dat twee mannen aan de deur van de garagebox duwen en trekken. Vervolgens ziet zij dat een grijze Volkswagen aan komt rijden en dat de bestuurder van deze auto naar de twee andere mannen loopt. [2]
Als verbalisanten ter plaatse komen, treffen zij verdachte aan die aan het rommelen is aan de bovenzijde van een garagebox. Verdachte vertoont hierbij volgens de verbalisanten gedrag alsof hij zich betrapt voelt. Volgens meldster is het voertuig met het kenteken [kenteken] vertrokken op het moment dat de politie aankwam. De politie ziet in de garagebox een gedemonteerde scooter en een scooter zonder kentekenplaat staan. Verdachte verklaart dat hij een vriend ging ophalen en door twee mannen werd gevraagd of hij hen kon helpen met het sluiten van de garagebox. Verdachte haalt hierbij een sleutel uit zijn borstzak, die de mannen aan hem zouden hebben gegeven. De verbalisanten constateren dat de sleutel past op het hangslot van de garagebox met nummer [nummer] . [3] In het voertuig van verdachte wordt een bivakmuts, een regenjas en grote hoeveelheid plastic handschoenen gevonden. [4]
Dezelfde avond wordt de auto met het kenteken [kenteken] door de politie gevonden met daarin [medeverdachte 1] als bestuurder. Tijdens de doorzoeking van de auto zijn in totaal 13 jerrycans met benzine gevonden. [5]
Tijdens de doorzoeking van de garagebox wordt een vuilniszak gevonden met daarin een kartonnen doos. In de doos blijkt illegaal professioneel knalvuurwerk, namelijk in totaal 75 stuks van het soort Super Cobra 6 [6] , en een zwart ingetapet pakket te zitten. Aan het pakket is een wit gekleurd stroomdraad bevestigd. De verbalisant herkent dit onmiddellijk als zijnde een explosief genaamd ‘fasciapakket’ dat vaak wordt gebruikt bij plofkraken. Aangezien de garagebox gelegen is naast een flat, zijn er vier woningen ontruimd wegens het mogelijke explosiegevaar. [7] Het fasciapakket blijkt meer dan 900 gram flitspoeder te bevatten. Gezien de opbouw, het vernietigende karakter van een dergelijke explosieve constructie en het ontbreken van alternatieve (niet aan explosieven gerelateerde) toepassingen, is het fasciapakket aan te merken als een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of ontploffing zoals vermeld in artikel 2 lid 1, categorie 2, onder 7 van de Wet Wapens en Munitie. [8]
Uit onderzoek naar de aangetroffen scooters met de merken Piaggio Vespa en Yamaha blijkt dat beide scooters gestolen zijn. De Yamaha-scooter is gedemonteerd en deels verpakt in bubbelplastic aangetroffen. Verder zijn in de garagebox meerdere jerrycans, deels leeg en deels gevuld, gevonden. [9]
Op camerabeelden van de garagebox is te zien dat [medeverdachte 1] samen met NN1, die is herkend als [medeverdachte 2] , naar de garagebox rijdt en de garagebox binnengaat. [10] Vervolgens komt er een grijze Volkswagen aangereden, waarin verdachte blijkt te zitten. Verdachte begroet [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] door middel van een ‘boks’ en loopt direct hierna de garagebox in. Nadat verdachte ongeveer 90 seconden in de garagebox is geweest, lijkt hij iets te overhandigen aan [medeverdachte 2] . Vervolgens rijden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen weg, terwijl [verdachte] nog met het slot bezig is en vervolgens door de politie wordt staande gehouden. [11]
Verder blijkt uit de telefoon van verdachte dat hij Snapchatberichten heeft ontvangen enkele minuten nadat hij door de politie voor de garagebox is staande gehouden. Het Snapchataccount ‘ [naam account] ’ stuurt berichten dat de politie er is, verdachte hem niet moet bellen als hij daar nog staat en dat verdachte zo snel mogelijk naar een veilige plek moet gaan. [12] Ook blijkt uit onderzoek naar de telefoon van verdachte dat hij om 17:40 uur twee keer belt naar het Snapchataccount dat in gebruik is bij [medeverdachte 2] . [13] Dit is ongeveer acht minuten voordat verdachte op de camerabeelden van de garagebox te zien is. [14]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de dag zelf werd gebeld met de vraag of hij de deur van de garagebox kon repareren. Toen verdachte bij de garagebox aankwam, is aan hem de sleutel overhandigd, zodat hij de deur weer gerepareerd kon sluiten, aldus verdachte. [15]
3.3.2.
Bewezenverklaring medeplegen voorhanden hebben Cobra’s en fasciapakket (Zaak A, feiten 1 en 3)
Juridisch kader
Voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, zoals Cobra’s en een fasciapakket, is vereist dat verdachte het betreffende wapen bewust voorhanden heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of tot de exacte locatie ervan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het eigenlijk niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. [16]
In het geval dat het medeplegen van het voorhanden hebben van wapen is tenlastegelegd, moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van het wapen. Ook dan is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken of tot de exacte locatie van dat explosief of vuurwerk. Daarnaast moet vaststaan dat de verdachte tezamen met de mededader(s) feitelijke macht over het wapen heeft kunnen uitoefenen in de hiervoor weergegeven zin. [17]
Beoordeling
Het dossier bevat belastende feiten en omstandigheden, namelijk dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bevond bij de garagebox waar de Cobra’s en het fasciapakket zijn aangetroffen, hij in de garagebox is geweest, hij is aangetroffen met de sleutel van de garagebox in zijn zak en berichten op zijn telefoon zijn gevonden die hem waarschuwen voor de politie. Deze feiten en omstandigheden kunnen, in samenhang beschouwd, redengevend worden geacht voor het bewijs van de aan verdachte in dit verband ten laste gelegde feiten. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij voor deze feiten en omstandigheden een aannemelijke verklaring geeft die deze redengevendheid ontzenuwt. Verdachte heeft zijn verklaring echter op geen enkele wijze handen en voeten kunnen geven. Ook wordt zijn verklaring niet door het dossier ondersteund. Omdat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van de Cobra’s en het fasciapakket. Verdachte heeft ook over de aangetroffen goederen in de garagebox kunnen beschikken, gelet op het feit dat hij in de garagebox is geweest en de sleutel bij zich had. Uit de ontmoeting tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de berichten gevonden op de telefoon van verdachte, leidt de rechtbank af dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Hierbij neemt de rechtbank mee dat verdachte alleen is achtergelaten in het bezit van de sleutel van de garagebox. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de samenwerking gericht was op het voorhanden hebben van de inhoud van de garagebox, waaronder de 75 Cobra’s en het fasciapakket. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde.
3.3.3.
Vrijspraak medeplegen voorbereidingshandelingen teweegbrengen ontploffing (Zaak A, feit 2)
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder zaak A feit 2 tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen of stoffen bestemd waren tot het begaan van het opzettelijk stichten van brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing. Daartoe dient te worden beoordeeld of die voorwerpen of stoffen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. [18]
Bij de strafbare voorbereiding van het opzettelijk stichten van brand en/of het teweegbrengen van een ontploffing dient het opzet van de voorbereider niet alleen te zijn gericht op brandstichting dan wel teweegbrengen van een ontploffing, maar moet zijn opzet tevens zijn gericht op het in artikel 157 Sr omschreven gevaar, in die zin dat dit opzet betrekking moet hebben op het naar algemene ervaringsregels voorzienbare gevaar van bedoelde voorwerpen en/of stoffen voor de door art. 157 Sr beschermde rechtsgoederen. [19]
Ten aanzien van verdachte is bewezenverklaard dat hij de goederen in de garagebox voorhanden heeft gehad, omdat het niet anders kan zijn dat hij zich minst genomen bewust was van de waarschijnlijke aanwezigheid daarvan. Hierbij is niet vastgesteld dat verdachte zich bewust was van de specifieke eigenschappen en kenmerken van het aangetroffen vuurwerk en explosief. Deze mate van bewustheid is in dit geval wel nodig om te kunnen vaststellen welk (misdadig) doel verdachte met het gebruik van deze goederen voor ogen had. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet had op brandstichting en/of het teweegbrengen van een ontploffing.
3.3.4.
Bewezenverklaring medeplegen schuldheling (Zaak A, feit 4)
Vastgesteld kan worden dat twee gestolen scooters in de garagebox zijn aangetroffen. Zoals onder rubriek 4.3.2. is geoordeeld, had verdachte beschikkingsmacht over de aangetroffen goederen in de garagebox en kan het medeplegen worden bewezen. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij de scooters in de garagebox heeft zien staan. Uit de omstandigheid dat de verbalisanten direct bij het kijken in de garagebox de scooter zonder kenteken (later blijkt van het merk Piaggio Vespa) opvalt, leidt de rechtbank af dat verdachte redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat dit een gestolen scooter betrof. De rechtbank is daarom van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de schuldheling van de scooter.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de scooter van het merk Yamaha niet kan worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze scooter gestolen was. Deze scooter was immers gedemonteerd en deels verpakt in bubbelplastic. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de heling van de scooter van het merk Yamaha.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
op 26 november 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 75 stuks knalvuurwerk (Super Cobra 6),
voorhanden heeft gehad;

3.

op 26 november 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief in de vorm van een fasciapakket, bevattende flitspoeder, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;

4.

op 26 november 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een anderen een scooter (Piaggio Vespa GTS 300) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten en verdachte

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Strafmotivering

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld, werk heeft en een opleiding aan het volgen is.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen
geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van
een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 75 stuks Super Cobra 6 en een fasciapakket. Het voorhanden hebben van dergelijk explosief materiaal vormt een enorm gevaar voor de veiligheid van personen. Explosies zorgen voor veel onrust en schade bij omwonenden, maar dragen ook bij aan gevoelens van angst in de samenleving
.Het fasciapakket en het vuurwerk zijn bewaard in een garagebox in een woonwijk, waarbij een klein ongeluk grote gevolgen had kunnen hebben. Verdachte heeft zich daar naar het zich laat aanzien in het geheel niet om bekommerd. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de heling van een scooter. Dit brengt overlast voor de betrokkene met zich mee en bevordert het plegen van diefstal.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 27 maart 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 3 januari 2025, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker. Hieruit blijkt – zakelijk weergegeven – dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Als beschermende factoren worden gezien dat verdachte uit een steunend gezin komt en dat hij positieve toekomstplannen heeft. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat verdachte zich structureel bezighoudt met criminele activiteiten. Verdachte wordt dan ook geacht in staat te zijn zelf toekomstige justitiële contacten te kunnen voorkomen. Een interventie is gelet hierop ook niet nodig. Het advies is om het volwassenenstrafrecht toe te passen, omdat op grond van het wegingskader geen aanwijzingen zijn voor de toepassing van het jeugdstrafrecht.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld. Voor het voorhanden hebben van een explosief is het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Voor het voorhanden hebben van vuurwerk zijn er geen oriëntatiepunten. Mede omdat de rechtbank het onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen acht, komt zij tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank tilt het zwaarst aan het voorhanden hebben van de combinatie van een grote hoeveelheid Cobra’s en het fasciapakket. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij een beperkte rol heeft gehad bij de bewezen verklaarde feiten. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf.
Gelet op de jonge leeftijd van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Dit dient te fungeren als een flinke stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

7.Voorlopige hechtenis

De raadsvrouw heeft verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
De rechtbank vindt het niet nodig dat verdachte direct bij uitspraak weer vast komt te zitten en is van oordeel dat verdachte – hangende een eventueel hoger beroep – de uitkomst van zijn strafzaak in vrijheid mag afwachten. Mocht verdachte besluiten niet in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak, dan wordt hij vanzelf opgeroepen om zijn straf uit te komen zitten. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opnieuw te schorsen. Het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis is apart geminuteerd.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
1. STK Computer (G6589961);
2. 1 STK Sleutel (G6586759);
3. 1 STK Telefoontoestel (G6586759).
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan verdachte, omdat de bewezen verklaarde feiten niet met behulp van de in beslag genomen voorwerpen zijn begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
  • 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde onder feit 2 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder feiten 1, 3 en 4 heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is
bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien feit 1:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van schuldheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Computer (G6589961);
2. 1 STK Sleutel (G6586759);
3. 1 STK Telefoontoestel (G6586759).
Voorlopige hechtenis
Wijst afhet verzoek tot
opheffingvan het bevel tot voorlopige hechtenis.
Beveelt de schorsing van de voorlopige hechtenis, welke beslissing apart is geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Wiewel, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en I. Struijkenkamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 mei 2025.
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-2 van 26 november 2024, p. 1-3 (PV VGL).
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-ll van 27 november 2024, p. 14-18 (digitale nummering, PV Toetsing).
4.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 20244074 van 29 november 2024, p.74-79 (PV VGL).
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-13van 27 november 2024, p. 19-22 (digitale nummering, PV Toetsing).
6.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, inclusief bijlagen, met nummer 2024283267 van 30 januari 2025, p. 154-163 (PV VGL).
7.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-14 van 27 november 2024, p.23-27 (digitaal genummerd, PV Toetsing).
8.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-35 van 27 november 2024, p.34-37 (digitaal genummerd, PV Toetsing).
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024283267-14 van 27 november 2024, p.23-27 (digitaal genummerd, PV Toetsing).
10.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer 2024283267 van 18 december 2024, p.237-238; proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer 2024283267 van 19 december 2024, p.239-240; proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar met nummer 2024283267 van 19 december 2024, p.243-243 (Nazending d.d. 27 februari 2025).
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024283267 van 30 november 2024, p.52-67 (PV VGL).
12.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 20258588 van 3 december 2024, p. 89-99 (Nazending raadkamer).
13.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 20550320 van 13 februari 2025, p. 245-246 (Nazending d.d. 27 februari 2025).
14.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2024283267 van 30 november 2024, p.52-67 (PV VGL).
15.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 mei 2025.
16.Hoge Raad 31 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:504.
17.Hoge Raad 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1938,
18.Hoge Raad 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213; Hoge Raad 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503.
19.Hoge Raad 5 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4230.