Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De officier van justitie had op 8 april 2025 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy in Warschau op 3 januari 2025. De verdachte, geboren in Polen in 1993, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 3 juni 2025 was de verdachte niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti.
De rechtbank heeft de identiteit van de verdachte vastgesteld en de grondslag van het EAB beoordeeld. De raadsvrouw voerde aan dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd, omdat de verdachte mogelijk niet op de hoogte was van de zitting in Polen. De officier van justitie betoogde echter dat de informatie in het EAB betrouwbaar was en dat de verdachte op de hoogte was gesteld van de zitting. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de juistheid van het EAB te twijfelen en verwierp het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat voldaan was aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden van toepassing waren. De rechtbank stelde vast dat de verdachte was gedagvaard en dat er geen bewijs was dat de informatie in het EAB onjuist was. De rechtbank oordeelde dat de overlevering van de verdachte aan Polen kon plaatsvinden voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en drie maanden, opgelegd door de Poolse autoriteiten.