ECLI:NL:RBAMS:2025:4372

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
1310187625
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Hongarije met betrekking tot strafbeschikking en detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juni 2025 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Tatabánya Regional Court in Hongarije. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Hongarije, was feitelijk verblijvend op een adres in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat hij een advocaat had gemachtigd om zijn verdediging te voeren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, maar met schorsing tot aan de uitspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten voldoende heeft kunnen uitoefenen, ondanks dat hij niet persoonlijk aanwezig was bij de beslissing die leidde tot de strafbeschikking. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden van toepassing waren en de detentieomstandigheden in Hongarije, zoals bevestigd door een individuele detentiegarantie, geen belemmering vormden voor de overlevering. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Overleveringswet (OLW) en heeft geconcludeerd dat de overlevering kan plaatsvinden zonder schending van de rechten van de opgeëiste persoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-101876-25
Datum uitspraak: 25 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 16 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 februari 2025 door
the Penal Enforcement Unit of the Tatabánya Regional Court, Tatabánya,Hongarije
,(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (Hongarije),
feitelijk verblijvende op het adres
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting 11 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable Judgment No. 3.B.192/2023/65 of the Tatabánya Regional Court dated 17 April 2024, which became final and binding by judgment No. Bf.I.64/2024/15. of the Györ Court of Appeal on 25 June 2024.In this judgment, the Court ordered the enforcement of the suspended custodial sentence imposed in order No. 4.Bpk.223/2019/2 of the Esztergom District Court on 06 August 2019, which became final and binding on 03 September 2019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden, die nog volledig resteren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
Ten aanzien van de beslissing van
the Tatabánya Regional Court dated 17 April 2024, which became final and binding by judgment No. Bf.I.64/2024/15. of the Györ Court of Appeal on 25 June 2024heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten voldoende heeft kunnen uitoefenen.
Ten aanzien van de beslissing van de tenuitvoerlegging van de straf opgelegd door
the Esztergom District Court on 06 August 2019, which became final and binding on 03 September 2019met nummer
No. 4.Bpk.223/2019/2heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd. De opgeëiste persoon is niet in persoon aanwezig geweest bij de beslissing van 6 augustus 2019 waarbij hem een straf van anderhalf jaar is opgelegd. Deze beslissing is vervolgens per brief naar zijn adres gestuurd waarbij werd vermeld dat de opgeëiste persoon binnen acht dagen hoger beroep kon instellen. De opgeëiste persoon heeft dat niet gedaan en vervolgens is die beslissing definitief geworden. Deze gang van zaken doet vermoeden dat sprake is geweest van een buitengerechtelijke strafoplegging. Hierdoor heeft de opgeëiste persoon onvoldoende zijn verdedigingsrechten kunnen uitoefenen. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de behandeling van de zaak dient te worden aangehouden om van de Hongaarse autoriteiten de bevestiging te krijgen dat opgeëiste persoon alsnog hoger beroep tegen deze beslissing kan instellen.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de beslissing van
the Tatabánya Regional Court dated 17 April 2024stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat dit de laatste instantie is waarbij over de schuld van de opgeëiste persoon is geoordeeld. De opgeëiste persoon was in persoon aanwezig op die zitting en dus is artikel 12 OLW niet van toepassing.
Het arrest met nummer
No. Bf.I.64/2024/15. of the Györ Court of Appeal on 25 June 2024is de laatste beoordeling over de straf van de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon was niet in persoon aanwezig op deze zitting, maar zijn gemachtigde raadsman wel. Ten aanzien van deze beslissing doet zich de situatie voor als bedoeld in artikel 12 sub b OLW.
Uit de aanvullende informatie van de Hongaarse uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de beslissing van 6 augustus 2019 van
the Esztergom District Courteen strafbeschikking is. Deze strafbeschikking is per post opgestuurd naar het door opgeëiste persoon opgegeven adres en op 28 augustus 2019 op dat adres ontvangen. Hierbij is de opgeëiste persoon tevens geïnformeerd dat hij binnen acht dagen hoger beroep kon instellen. Dat heeft de opgeëiste persoon niet gedaan en vervolgens is de beslissing definitief geworden. De opgeëiste persoon heeft in deze procedure een adresinstructie gekregen. De bij deze beslissing opgelegde voorwaardelijke straf is op 17 april 2024 door
the Tatabánya Regional Courttenuitvoergelegd wegens het plegen van een nieuw strafbaar feit. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de situatie als bedoeld in artikel 12 sub c OLW zich voordoet.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de beslissing vanthe Tatabánya Regional Court dated 17 April 2024, which became final and binding by judgment No. Bf.I.64/2024/15. of the Györ Court of Appeal on 25 June 2024.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] De rechtbank zal daarom de procedure in hoger beroep aan artikel 12 OLW toetsen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren, en dat deze advocaat tijdens het proces zijn verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
Ten aanzien van de beslissingthe Esztergom District Court on 06 August 2019, which became final and binding on 03 September 2019met nummerNo. 4.Bpk.223/2019/2.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een strafbeschikking, die - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de stukken volgt dat de opgeëiste persoon gedurende de ‘criminal proceedings’ voor het feit waarvoor hij de strafbeschikking opgelegd heeft gekregen een adres heeft opgegeven. De opgeëiste persoon heeft daarbij een adresinstructie ontvangen, waarbij hij is gewezen op de verplichting om adreswijzigingen door te geven en op de gevolgen van het nalaten daarvan. De strafbeschikking is gezonden aan het door de opgeëiste persoon opgegeven adres. De rechtbank stelt dan ook vast dat de opgeëiste persoon van de procedure tegen hem op de hoogte was. Door zich niet op het door hem opgegeven adres bereikbaar te houden voor op de strafprocedure betrekking hebbende correspondentie, heeft de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om over de strafbeschikking gehoord te worden, dan wel is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. De overlevering levert daarom geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om van de Hongaarse autoriteiten de bevestiging te krijgen dat opgeëiste persoon alsnog hoger beroep tegen deze beslissing kan instellen en wijst het daartoe strekkende verzoek van de raadsman dan ook af.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; Hongaarse detentieomstandigheden

Inleiding
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken [5] op basis van het rapport van
the Comittee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading treatment or Punishment(hierna: CPT) van 3 december 2024 overwogen dat sprake is van een onveilige situatie in de penitentiaire inrichting in Tiszalök, gelet op de
ill-treatmentvan gedetineerden door het gevangenispersoneel en het geweld tussen gedetineerden onderling. Daarop heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Tiszalök een algemeen reëel gevaar bestaat dat zij aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld in de zin van artikel 4 Handvest.
Van
The Ministry of Justice of Hungary Department of International Criminal Lawis op 20 mei 2025, voor zover van belang, de volgende informatie ontvangen:
“The Ministry of Justice of Hungary has the honour to inform you that the National Headquarters of the Hungarian Prison Service which has jurisdiction in Hungary to provide this binding assurance, guarantees that [opgeëiste persoon] Hungarian national will, if surrendered from the Netherlands pursuant to the European arrest warrant No. Szv.510-509/2023/14. issued by the Regional Court of Tatabánya not be detained in the Tiszalök Penitentiary Center.”
Standpunten van de raadsman en de officier van justitie
De raadsman en de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat met deze individuele detentiegarantie het algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon is weggenomen.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6]
Uit deze individuele detentiegarantie van
The Ministry of Justice of Hungary Department of International Criminalvan 20 mei 2025 volgt dat gegarandeerd wordt dat de opgeëiste persoon na overlevering niet zal worden geplaatst in
the Tiszalök Penitentiary Center. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de verstrekte individuele garantie, hiermee het vastgestelde algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon weggenomen. De weigeringsgrond van artikel 11 OLW staat niet aan de overlevering in de weg.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Penal Enforcement Unit of the Tatabánya Regional Court, Tatabánya,Hongarije, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. L.F. Bögemann en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos en G.S. Haas, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Bijvoorbeeld Rechtbank Amsterdam 13 februari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:1257, na de tussenuitspraak van 7 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:232
6.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.