ECLI:NL:RBAMS:2025:4373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
1309718825
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Frankrijk

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 2001, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 11 juni 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon voldoende is geïnformeerd over de beschuldigingen en dat de garantie van terugkeer naar Nederland bij een eventuele veroordeling voldoende is. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij is vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, in Frankrijk strafbaar zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook overwogen dat de detentieomstandigheden in Frankrijk geen belemmering vormen voor de overlevering. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-097188-25
Datum uitspraak: 25 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 4 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 maart 2025 door
the Public Prosecutor of the Judical Court of Creteil, France,(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
nu uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
[.]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
arrest warrant dated 18 March, 2025, Arrest warrant issued by Cyril PAQUAUX, investigating judge at the Judicial Court of Creteil.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB niet voldoet aan de vereisten van artikel 2 lid 2 OLW en dat de overlevering daarom dient te worden geweigerd. Uit het EAB blijkt de betrokkenheid van de opgeëiste persoon niet. Uit het EAB blijkt weliswaar dat de auto van opgeëiste persoon bij de strafbare feiten betrokken was, maar niet de betrokkenheid van de opgeëiste persoon zelf. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij zijn auto vaak uitleent.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan, nu het EAB genoegzaam is. De OLW vereist namelijk niet dat de gronden van de verdenking en de precieze rol van de opgeëiste persoon worden vermeld in het EAB. Het aanhoudingsbevel is door een onderzoeksrechter uitgevaardigd en er is dus in rechte getoetst of er voldoende verdenking tegen de opgeëiste persoon was voor het uitvaardigen daarvan. Het is voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk waarvan hij wordt verdacht. Het EAB bevat een feitomschrijving, pleegplaats, pleegdatum en een beschrijving van de feiten. Het specialiteitsbeginsel is daarmee voldoende gewaarborgd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is het volgende van belang.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een genoegzaam EAB. Uit de feitomschrijving volgen de pleegplaats, pleegdatum en de omschrijving van de feiten. In het bij het EAB behorende A-formulierstaat vermeld dat de opgeëiste persoon als dader wordt aangemerkt zodat ook helder is wat de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de omschreven feiten zou zijn.
Daarbij komt dat sprake is van een vervolgings-EAB, waarbij de overlevering is gevraagd ten behoeve van een nog lopend strafrechtelijk onderzoek. De precieze gang van zaken met betrekking tot de feiten waarvan de opgeëiste persoon in Frankrijk wordt verdacht en de mate van zijn betrokkenheid daarbij is in deze fase nog onderwerp van onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank is het specialiteitsbeginsel voldoende gewaarborgd.
Voor zover door de verdediging is betoogd dat onvoldoende duidelijk is waarop de uitvaardigende justitiële autoriteit de verdenking tegen de opgeëiste persoon baseert, overweegt de rechtbank dat artikel 2 OLW niet de eis stelt dat in het EAB de verdenking wordt onderbouwd. Het is ook vaste rechtspraak dat de overleveringsrechter niet in de beoordeling van de gronden van de verdenking treedt.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie,illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen,
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Deputy Prosecutorbij
The Court of Créteil (France)heeft op 16 mei 2025 de volgende garantie gegeven:
“Mr [opgeëiste persoon] being a Dutch national, I hereby certify that he will be able to return to the Netherlands to serve his prison sentence if he is sentenced in the future, pursuant to Article 5, paragraph 3 of the Framework Decision on the European arrest warrant (2002/584/JHA).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat het zwaartepunt van het onderzoek in Frankrijk ligt, de bewijsmiddelen zich daar bevinden, de drugs in Frankrijk zijn ingevoerd, de medeverdachten daar worden vervolgd en het Nederlandse Openbaar Ministerie niet heeft aangegeven voornemens te zijn de opgeëiste persoon voor deze feiten te vervolgen.
In dat licht vormt het gegeven dat de feiten geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Artikel 11 OLW: Franse detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er voor de detentie-instellingen in Nîmes, Nanterre, Bois-d’Arcy en Metz en voor voorlopig gedetineerden ook de detentie-instellingen Lille-Loos-Sequedin, Montauban en Toulouse een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [5]
Uit de aanvullende informatie van 16 mei 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon gedetineerd zal worden in het detentiecentrum Fresnes (
the detention center of FRESNES).
Bij uitspraak van 3 september 2024 [6] van deze rechtbank is al geoordeeld dat op dat moment geen sprake was van een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in
the detention center of FRESNES. Artikel 11 OLW staat daarom niet aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Public Prosecutor of the Judical Court of Creteil, France,voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. L.F. Bögemann en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam 30 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3763 (ten aanzien van Nîmes); rechtbank Amsterdam 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5123 (ten aanzien van Nanterre); rechtbank Amsterdam 14 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:782 (ten aanzien van Bois d'Arcy); rechtbank Amsterdam 20 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4047 (ten aanzien van Lille-Loos-Sequedin); rechtbank Amsterdam 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5399 (ten aanzien van Toulouse en Montauban); rechtbank Amsterdam 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6162 (ten aanzien van Metz).
6.rechtbank Amsterdam 3 september 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5742.