ECLI:NL:RBAMS:2025:4904

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
13/130805-25 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Lublin, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in 1999 in Polen en momenteel gedetineerd in Nederland, werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Polen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen algemeen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Opole Lubelskie. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon voerde aan dat er wel degelijk een risico was op mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende objectieve gegevens waren om dit te onderbouwen. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) was voldaan en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/130805-25 (EAB I)
Datum uitspraak: 10 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 1 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
4 februari 2025 door
the Regional Court in Lublin(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in het [J.C.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat in Amersfoort, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB, artikel 12 OLW

Het EAB vermeldt een
judgment of the District Court Lublin-Zachód in Lublinvan 9 maart 2022 met referentie
IX K 528/24. Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 30 mei 2025 volgt dat de in het EAB opgenomen datum van het vonnis niet klopt. Het vonnis met referentie
IX K 528/24is blijkens die aanvullende informatie gewezen op 26 juli 2024 (de datum die ook in onderdeel f) van het EAB genoemd staat). De rechtbank zal het EAB dan ook verbeterd lezen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon nog volledig te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
Artikel 12 OLW
In onderdeel d) van het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid én dat hij voor dat proces op 1 februari 2022 in persoon is opgeroepen (een datum die ligt vóór de pleegdatum van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, 29 juli 2023). De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de behandeling aan te houden teneinde hierover vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank gaat, met de officier van justitie, echter uit van de aanvullende informatie van 30 mei 2025 en het bijbehorende opnieuw ingevulde onderdeel d) van het EAB en ziet deze als vervanging van het in het EAB opgenomen onderdeel d). Uit dit opnieuw ingevulde onderdeel d) (en uit de aanvullende informatie zelf) blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis met referentie
IX K 528/24heeft geleid. De weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 OLW doet zich dus niet voor. De rechtbank ziet op grond van het voorgaande dan ook geen aanleiding om de behandeling aan te houden om nadere vragen te stellen.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden Polen

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering niet kan worden toegestaan subsidiair dat de behandeling moet worden aangehouden, zodat aan de uitvaardigende justitiële autoriteit een garantie kan worden gevraagd dat de opgeëiste persoon niet in de gevangenis van Opole Lubelskie zal worden geplaatst. De opgeëiste persoon zou tijdens een eerder verblijf in deze gevangenis stelselmatig getreiterd en mishandeld zijn door het gevangenispersoneel. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsvrouw in haar pleitnota een tekstbericht van de moeder van de opgeëiste persoon opgenomen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 11 OLW niet aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg staat. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd is niet voldoende onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij in eerdere uitspraken steeds tot het oordeel is gekomen dat er geen algemeen reëel gevaar bestaat dat veroordeelde gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Polen onmenselijk of vernederend worden behandeld.
De raadsvrouw heeft geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd waaruit zou kunnen volgen dat er een algemeen reëel gevaar bestaat dat gedetineerden in de gevangenis van Opole Lubelskie door het gevangenispersoneel stelselmatig getreiterd en mishandeld worden. Nu van een dergelijk
algemeengevaar voor Poolse gedetineerden geen sprake is, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of sprake is van een dergelijk
concreetgevaar voor de opgeëiste persoon.
Concluderend staat artikel 11 OLW niet aan overlevering in de weg.
7.
Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Lublin(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (