Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 oktober 2024, met producties,
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring en niet-ontvankelijkheid, met producties,
- de conclusie van antwoord in onbevoegdheidsincident,
- de rolmededeling van 22 januari 2025 van deze rechtbank waarin het verzoek van [eiser] tot mondelinge behandeling van dit incident is geweigerd,
- het verzoek van 18 maart 2025 van deze rechtbank aan partijen nader schriftelijk te reageren in het bevoegdheidsincident,
- de akte van uitlatingen over de conclusie van antwoord in het incident, met producties, van EYBV en EYAN,
- de akte uitlating in incident van [eiser] .
2.De feiten
“NL Admission Agreement”. In artikel 7 van de NL Admission Agreement is bepaald dat
“(…) any disputes which may arise from this NL Admission Agreement shall be settled in accordance with article 21 of the NL Rules.”
21 Arbitration
“A Admission Agreement”) is bepaald dat
“(…) any disputes which may arise from this A Admission Agreement shall be settled in accordance with article 25 of the A Rules.”
“Partner”) een door hem ondertekende volmacht aan EY (EYA en EYAN) gestuurd, en op 30 maart 2019 een zo goed als gelijkluidende volmacht uit eigen naam (
“Professional”) en namens [bedrijf] (
“Partner”). In de tekst van de volmacht van 30 maart 2019 is op enkele plaatsen
“and the Professional”toegevoegd aan de tekst van de volmacht van een dag eerder. Waar dat het geval is, is in het citaat hieronder aangegeven met [
and the Professional]. De wijzingen in grammatica zijn eveneens weergegeven tussen rechte haken. De tekst van de volmacht, zoals ondertekend door [eiser] op 29 maart 2019 [en van 30 maart 2019], luidt als volgt:
and the Professional] wish[es] to provide a power of attorney to the members of the board of EYA and EYAN to effect the cessation of the partner’s membership of EYA and the admittance as a partner of EYAN as in connection therewith it is intended that: on or about 31 March 2019 (or such earlier or later date as may actually be the case), the Partner [
and the Professional] shall become a party to:
and the Professional] hereby give[s] a
and the Professional] in the following legal acts:
and the Professional] the Documents;
“AN Admission Agreement”) is in artikel 7 bepaald dat
“(…) any disputes which may arise from this AN Admission Agreement shall be settled in accordance with article 25 of the AN Rules.”
25 Arbitration
3.Het geschil
in de hoofdzaak
modus operandi– van [eiser] moet worden ontmoedigd. Dit alles is voldoende aanleiding voor een veroordeling in de volledige proceskosten.
- EYAN heeft geen rechtsgeldig aanbod gedaan voor de omzetting van de overeenkomst met EYA omdat het bestuur van EYAN pas op 31 maart 2019 is benoemd (randnummers 17 en 18 dagvaarding);
- daarom is [eiser] op 29 of 30 maart 2019 niet bevoegd geweest een schriftelijke overeenkomst met EYAN te sluiten (randnummers 19 tot en met 21 dagvaarding);
- daarbij is niet van belang wanneer de gevolmachtigde de volmacht gebruikt, zoals de rechtbank Noord-Holland ten onrechte heeft overwogen in het vonnis van 27 november 2024;
- de volmacht is niet bepaalbaar omdat deze is gericht op een onduidelijke juridische constructie: was er sprake van contractovername of van overgang van onderneming (pagina’s 3 en 4 incidentele conclusie van antwoord)?
4.De beoordeling
inleidend – aard van de vorderingen in de hoofdzaak
“NL Admission Agreement”) tussen enerzijds EYNL en anderzijds [bedrijf] en [eiser] , namens EYNL ondertekend op 31 maart 2014 en door [eiser] op 16 april 2014;
“A Admission Agreement”) tussen enerzijds EYA en anderzijds [bedrijf] en [eiser] , ondertekend op 31 maart 2014 namens EYA en op 16 april 2014 door [eiser] , mede namens [bedrijf] ;
“AN Admission Agreement”) tussen enerzijds EYAN en anderzijds [bedrijf] en [eiser] , ondertekend op 1 april 2019 namens EYAN door haar bestuurder [naam 1] , en namens [bedrijf] en [eiser] door gevolmachtigde [naam 1] ;
- vonnis van 12 mei 2021 van de voorzieningenrechter te Rotterdam, bekrachtigd door gerechtshof Den Haag, 15 maart 2022,
- vonnis van 26 juli 2021 van de voorzieningenrechter te Rotterdam, bekrachtigd door gerechtshof Den Haag, 22 december 2022,
- beschikking van 15 september 2022 van de rechtbank Rotterdam, bekrachtigd door gerechtshof Den Haag, 9 juli 2024, en
- vonnis van 18 januari 2023 van de rechtbank Rotterdam.
- de mondelinge uitspraak van 31 augustus 2021 van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam,
- de bekrachtiging daarvan door het gerechtshof Den Haag in de uitspraak van 20 december 2022 en
- de bekrachtiging van die uitspraak door de Hoge Raad op 2 februari 2024.
- de beschikking van 20 december 2022 van het gerechtshof Den Haag (rechtsoverwegingen 5.13 e.v.), in hoger beroep van de mondelinge uitspraak van 31 augustus 2021 van de kantonrechter te Rotterdam, bekrachtigd door de Hoge Raad bij beschikking van 2 februari 2024;
- de beschikking van 26 juli 2021 van het gerechtshof Den Haag (rechtsoverweging 5.6);
- het arrest van 20 december 2022 van het gerechtshof Den Haag (rechtsoverwegingen 5.10 tot en met 5.12), in hoger beroep van het vonnis van 26 juli 2021 van de voorzieningenrechter te Rotterdam;
- de beschikking van 15 september 2022 van de rechtbank Rotterdam (rechtsoverwegingen 4.6 en 4.7);
- de beschikking van 9 juli 2024 van het gerechtshof Den Haag (rechtsoverwegingen 6.27 tot en met 6.29);
- het vonnis van 18 januari 2023 van de rechtbank Rotterdam (rechtsoverwegingen 4.24 tot en met 4.28); en
- het vonnis van 27 november 2024 van de rechtbank Noord-Holland (rechtsoverweging 4.29).
“ [eiser] heeft een melding gedaan op grond van de Wet bescherming klokkenluiders”. Anders dan [eiser] meent is daarmee niet rechtens vast komen te staan dat hij klokkenluider in de zin van de Wet bescherming klokkenluiders is.