ECLI:NL:RBAMS:2025:4973

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
13-026951-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen gevolg gegeven aan het Europees aanhoudingsbevel uit Letland; officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard

Op 15 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Letland. De officier van justitie had op 17 februari 2025 verzocht om het EAB in behandeling te nemen, maar de rechtbank heeft besloten geen gevolg te geven aan dit verzoek. De opgeëiste persoon, geboren in Letland, was aanwezig bij de zittingen en werd bijgestaan door haar raadsman. Gedurende de procedure zijn er verschillende zittingen geweest, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak meerdere keren heeft verlengd en het onderzoek heeft geschorst om aanvullende informatie van de Letse autoriteiten te verkrijgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een individueel reëel gevaar bestaat voor de opgeëiste persoon indien zij in Letland wordt gedetineerd, vanwege de detentieomstandigheden daar. Dit oordeel is gebaseerd op informatie van het European Committee for the Prevention of Torture (CPT) en andere bronnen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden die het mogelijk zou maken om de overlevering toe te staan. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en het EAB niet in behandeling genomen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de relevante artikelen van de Overleveringswet (OLW) en het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-026951-25
Datum uitspraak: 15 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 17 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 december 2024 door
the Prosecutor General's Office of the Republic of Latvia, Letland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 8 april 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 april 2025, in
aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen
en is bijgestaan door haar raadslieden mrs. M.A.C. de Bruijn en T.E. Korff, advocaten in
Amsterdam, en door een tolk in de Russische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak van 22 april 2025
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 22 april 2025 het onderzoek heropend en geschorst teneinde de officier van justitie de door de rechtbank geformuleerde vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen - ingaande op het moment waarop de termijn van 90 dagen verstrijkt - verlengd onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 13 mei 2025
De behandeling is - met toestemming van partijen - in gewijzigde samenstelling voortgezet op
de zitting van 13 mei 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De
opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door haar gemachtigd raadsman,
mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat in Amsterdam.
Tussenuitspraak van 27 mei 2025
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 27 mei 2025 het onderzoek heropend en geschorst en vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van haar grondrechten als zij in Letland wordt gedetineerd, nu met de aanvullende informatie het eerder vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen. Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is de beslissing over de overlevering aangehouden, omdat een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft een redelijke termijn van dertig dagen gesteld om af te wachten of een wijziging zou kunnen optreden, waarbij op de volgende zitting de rechtbank zal onderzoeken of een wijziging in de omstandigheden is opgetreden. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat als binnen deze termijn zich geen gewijzigde omstandigheden voordoen, geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB.
Daarnaast heeft de rechtbank op basis van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen met zestig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen, onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 1 juli 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB met instemming van de raadsman en de officier van justitie in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 1 juli 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door haar gemachtigd raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat in Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Letse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 22 april 2025

Bij tussenuitspraak van 22 april 2025 heeft de rechtbank geoordeeld over de grondslag en
inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten. Deze overwegingen dienen hier als
herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11: Letse detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 4 van de tussenuitspraak van 27 mei 2025. De overwegingen uit voornoemde uitspraak dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak van 27 mei 2025 is door het Internationaal Rechtshulp Centrum (hierna: IRC) op 12 juni 2025 de volgende mail naar het Secretariaat van de
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) gestuurd:
“Could you confirm that the observations and conclusions regarding the informal hierarchy (‘caste system’) apply exclusively to men’s prisons, and not to women’s prisons in Latvia? And if not, would it be possible to provide me with the relevant information that would avert such a conclusion?”
Het Secretariaat van het CPT heeft per mail van 18 juni 2025 hierop als volgt gereageerd:
“Yes, the CPT observations and findings regarding the informal prisoner hierarchy in the last two reports relate only to men prisons in Latvia.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen wijziging van de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW heeft plaatsgevonden. De raadsman heeft daarom de rechtbank verzocht geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Bij het vaststellen van het algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in Letland is geen onderscheid gemaakt tussen mannen- en vrouwengevangenissen. Het algemene gevaar geldt dan ook voor alle gedetineerden en alle detentie-instellingen in Letland. Uit de aanvullende informatie van het CPT van 18 juni 2025 blijkt niet dat het kastenstelsel niet voor vrouwengevangenissen geldt. Daarnaast hebben de Letse autoriteiten in de aanvullende informatie van 7 maart 2025 en 30 april 2025 niet aangegeven dat het kastenstelsel in vrouwengevangenissen geen rol speelt. Er zijn dus geen aanwijzingen dat vrouwen niet worden blootgesteld aan het kastenstelsel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Uit de aanvullende informatie van 18 juni 2025 blijkt dat de observaties en bevindingen met betrekking tot het kastenstelsel uit de CPT-rapporten van 26 februari 2025 en 11 juli 2023 zien op de mannengevangenissen in Letland. De aanvullende informatie moet zo worden begrepen dat voornoemde rapporten geen conclusies opleveren voor vrouwengevangenissen. Daarom dient met terugwerkende kracht te worden beoordeeld of het algemene gevaar ook voor vrouwengevangenissen bestaat. Weliswaar is er geen informatie beschikbaar waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat het kastenstelsel geen rol speelt in vrouwengevangenissen, zoals bepleit door de raadsman, maar er zijn ook geen objectieve gegevens waaruit volgt dat gedetineerde vrouwen in Letland worden blootgesteld aan het kastenstelsel. Het eerder vastgestelde algemeen gevaar ziet dus niet op gedetineerde vrouwen, zodat de detentieomstandigheden in Letland niet aan overlevering van de opgeëiste persoon in de weg kunnen staan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de aanvullende informatie van het Secretariaat van het CPT niet blijkt dat gedetineerden in een vrouwengevangenis in Letland niet worden blootgesteld aan het kastenstelsel. De Letse autoriteiten hebben in de aanvullende informatie van 7 maart 2025 en 30 april 2025 onvoldoende antwoord gegeven op de vraag naar de concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen het geweld en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel indien zij in Letland in detentie geplaatst wordt. Uit deze aanvullende informatie blijkt niet dat het kastenstelsel geen rol speelt in vrouwengevangenissen in Letland, ondanks dat hier specifiek naar is gevraagd.
De rechtbank ziet daarom in hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd geen aanleiding om terug te komen op het eerder vastgestelde algemeen gevaar van schending van grondrechten in alle detentie-instellingen in Letland.
Noch uit de aanvullende informatie van het Secretariaat van het CPT, noch uit de aanvullende informatie van de Letse autoriteiten blijkt van een wijziging in de omstandigheden als bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW. Het eerder vastgestelde individuele reële gevaar voor de opgeëiste persoon is dan ook niet weggenomen
De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 300 en 304 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7, 11 en 28 OLW.

7.Beslissing

GEEFTmet toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg aan het EAB.
VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
HEFT OPhet - geschorste - bevel gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van G. Riedijk, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.ECLl:NL:RBAMS:2025:2650.