ECLI:NL:RBAMS:2025:4974

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
13-108643-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Frankrijk

Op 15 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Irak in 1995, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 11 juni 2025 en 1 juli 2025 behandeld, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft de gevangenhouding bevolen en de termijn voor uitspraak over de overlevering verlengd.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in de Franse instellingen onderzocht, met name in Lille-Loos-Sequedin en Lille-Annoeullin, waar de opgeëiste persoon na overlevering waarschijnlijk zal worden gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in deze instellingen, gezien de hoge bezettingsgraad en de beperkte persoonlijke ruimte voor gedetineerden. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen om statistische gegevens over de bezettingsgraad in Franse detentie-instellingen te verstrekken aan de partijen en hen in de gelegenheid te stellen hun standpunt hierover te geven. De zaak is geschorst voor onbepaalde tijd, met een nieuwe zitting gepland uiterlijk op 23 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-108643-25
Datum uitspraak: 15 juli 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 24 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 februari 2025 door de
Procureur de la République près le Tribunal Judiciaire de Lille, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 11 juni 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is - conform de door hem ondertekende afstandsverklaring van 10 juni 2025 - niet verschenen. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. L.D. Lubrano, advocaat te Rotterdam.
De rechtbank heeft de gevangenhouding bevolen.
Zitting van 1 juli 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB met instemming van de raadsvrouw en de officier van justitie in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 1 juli 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is - conform de door hem ondertekende afstandsverklaring van 30 juni 2025 - niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw. [2]
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [3] Daarnaast heeft de rechtbank de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW nogmaals met dertig dagen verlengd - ingaand op het moment waarop de termijn van negentig dagen verstrijkt - onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Iraakse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een te betekenen vonnis op tegenspraak van de strafrechtbank te Lille – JIRS kamer van 5 november 2024, met kenmerk 22005000004.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar en elf dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“De beslissing is niet persoonlijk aan betrokkene betekend, maar:
-
De beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en
-
De betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en
-
De betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk 10 dagen.
De betrokkene kan kan[sic]
desgewenst verzet of hoger beroep aantekenen en dus opnieuw worden berecht voor het gerechtshof.”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: Franse detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat voor de detentie-instellingen in Nîmes, Nanterre, Bois-d’Arcy en Metz en, voor voorlopig gedetineerden, ook de detentie-instellingen Lille-Loos-Sequedin, Montauban en Toulouse een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [5]
Naar aanleiding van de vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) van 12 mei 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op 17 juni 2025 de volgende informatie verstrekt over de detentieomstandigheden:
“1. Where will the requested person, after his possible surrender to France, most likely be detained (in which penitentiary institution)?After his possible surrender to France, he will most likely be detained in LILLE-LOOS-SEQUEDIN penitentiary institution or LILLE-ANNOEULLIN penitentiary institution.
(…)
- What is the current occupancy rate in this detention facility?The current occupancy rate is 157,3% in LILLE-LOOS-SEQUEDIN and 140% in LILLE-ANNOEULLIN.
- How much personal space will be available to him in a single cell and how much in a multi-person cell, and does the amount of personal space – also for the multi-person cell– include or exclude the sanitary facilities (also in view of the situation of overpopulation at the time of answering this question)?All the cells, whether single or shared, are 9 m² in LILLE-LOOS-SEQUEDIN and between 9 and 12 m² in LILLE-ANNOEULLIN. Most of them are occupied by two or three people in LILLE-ANNOEULLIN and by two or three people in LILLE-LOOS-SEQUEDIN.
- Do the multi-person cells contain properly shielded toilets?Sanitary facilities are included in the 9 to 12m² surface area. They are located behind walls that allow them to be isolated from the view of fellow inmates.
(…)
- How many hours per day do the detainees spend in their cell?It depends on the activities they take part in. They are obliged to stay in their cells from 7pm to 7am.
- What options do detainees have for ventilation, work, sports, education and other activities outside their cell?All its activities are offered, as well as religious worship and visiting rooms.
- Are these options accessible to all detainees? Yes, provided that they behave correctly (no violence towards other inmates, no aggression towards prison staff, no discovery of prohibited objects).
- How many hours per day can detainees participate in these activities?Up to 9 hours.
- Do the penitentiary institutions in general have decent detention conditions and will the requested person not be subjected to other elements that are considered aggravating circumstances for poor detention conditions?Yes. The two prisons are recent establishments that are regularly maintained and have not been the subject of any convictions for unworthy conditions of detention.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat sprake is van een algemeen gevaar dat de opgeëiste persoon zal worden blootgesteld aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de detentie-instelling Lille-Loos-Sequedin of Lille-Annoeullin. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van
17 juni 2025 blijkt dat in beide detentie-instellingen sprake is van overbevolking. De totale oppervlakte van een cel bedraagt 9 m2 in Lille-Loos-Sequedin en 9 tot 12 m2 in Lille-Annoeullin, terwijl in beide detentie-instellingen twee tot drie gedetineerden op één cel worden geplaatst. Bovendien blijkt uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit dat de sanitaire voorzieningen zijn meegerekend in de totale oppervlakte van de cel. Uitgaande van sanitaire voorzieningen met een oppervlakte tussen de 1,4 en 1,8 m2 en het slechtste scenario waarin drie gedetineerden in een cel van 9 m2 worden geplaatst, concludeert de raadsvrouw dat de opgeëiste persoon in beide detentie-instellingen over een persoonlijke leefruimte van minder dan 3 m2 zal beschikken.
Standpunt van de officier van justitie
In een eerdere uitspraak heeft de rechtbank een algemeen gevaar aangenomen voor de detentie-instelling Lille-Loos-Sequedin. Er geldt geen algemeen gevaar voor de detentie-instelling Lille-Annoeullin. [6] Het IRC heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit gevraagd een garantie te verstrekken dat de opgeëiste persoon niet in Lille-Loos-Sequedin zal worden gedetineerd. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de behandeling van de zaak ter zitting aan te houden om een antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit af te wachten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft meegedeeld dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst in de detentie-instelling Lille-Loos-Sequedin of Lille-Annoeullin. Met betrekking tot de detentie-instelling Lille-Loos-Sequedin heeft de rechtbank eerder geoordeeld dat voor voorlopig gedetineerden een algemeen gevaar van schending van artikel 4 Handvest geldt. [7] In diezelfde uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat een dergelijk algemeen gevaar niet kan worden aangenomen voor voorlopig gedetineerden in de detentie-instelling Lille-Annoeullin.
Alhoewel het in deze zaak gaat om de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf en niet om een voorlopige hechtenis, is het gelet op de door de uitvaardigende justitiële autoriteit genoemde bezettingsgraden naar het oordeel van de rechtbank in de detentie-instellingen van Lille-Loos-Sequedin en Lille-Annoeullin niet onwaarschijnlijk dat hierdoor de waarborgen van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest), in het bijzonder het minimum aan persoonlijke leefruimte van gedetineerden, in de genoemde detentie-instellingen in het gedrang komen. De aanvullende informatie van 17 juni 2025 levert sterke aanwijzingen op dat de opgeëiste persoon mogelijk over minder dan 3 m2 persoonlijke leefruimte (exclusief sanitaire voorzieningen) beschikt.
De rechtbank is uit een andere overleveringszaak ambtshalve bekend met statistische gegevens betreffende alle Franse detentie-instellingen per 1 mei 2025. [8] Deze statistische gegevens zijn afkomstig van het Franse Ministerie van Justitie. Uit deze statistische gegevens volgt dat het probleem van overbevolking in Franse detentie-instellingen zich alleen lijkt voor te doen in
maisons d’arrêten
quartiers maison d’arrêt(hierna: de MA/QMA). De MA/QMA zijn volgens dit document bedoeld voor detentie van verdachten die zich in voorlopige hechtenis bevinden en veroordeelden met een (rest)straf van niet meer dan twee jaren. In deze MA/QMA is de gemiddelde bezettingsgraad in heel Frankrijk (inclusief overzeese gebieden) 163,2% per 1 mei 2025. In alle andere vormen van detentie is de bezettingsgraad per 1 mei 2025 minder dan 100%.
De rechtbank ziet aanleiding om het onderzoek te heropenen om de voornoemde statistische gegevens, die door de rechtbank voor zover relevant zijn vertaald in de Nederlandse taal, aan partijen te verstrekken en hierover hun standpunt te vernemen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de gegevens in deze zaak relevant kunnen zijn. Uit deze gegevens valt immers op te maken dat veroordeelden met een (rest)straf van maximaal twee jaren in dezelfde instelling worden geplaatst als voorlopig gedetineerden, zodat het eerder aangenomen algemeen gevaar voor Lille-Loos-Sequedin voor beide categorieën gedetineerden geldt. Daarnaast roepen de gegevens de vraag op of het algemeen gevaar van schending van artikel 4 Handvest zich niet in bredere zin uitstrekt tot alle MA/QMA in Frankrijk. Op de volgende zitting zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld zich hierover uit te laten.

10.Beslissing

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de in overweging 5 genoemde statistische gegevens, die voorafgaande aan de zitting aan partijen zullen worden verstrekt.
BEPAALTdat de zaak vanwege het verstrijken van de verlengde beslistermijn op 6 augustus 2025,
uiterlijk op 23 juli 2025opnieuw op zitting moet worden gepland.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Koerdische taal (Sorani) tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van G. Riedijk, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Op de afstandsverklaring is
3.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam 30 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3763 (ten aanzien van Nîmes);- rechtbank Amsterdam 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5123 (ten aanzien van Nanterre);- rechtbank Amsterdam 14 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:782 (ten aanzien van Bois d'Arcy);- rechtbank Amsterdam 20 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4047 (ten aanzien van Lille-Loos-Sequedin); - rechtbank Amsterdam 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5399 (ten aanzien van Toulouse en Montauban); - rechtbank Amsterdam 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6162 (ten aanzien van Metz).
6.De officier van justitie heeft verwezen naar ECLI:NL:RBAMS:2024:5122.
7.Rechtbank Amsterdam 20 juni 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:4047).
8.https://www.justice.gouv.fr/documentation/etudes-et-statistiques/statistiques-mensuelles-population-detenue-ecrouee-9