ECLI:NL:RBAMS:2025:5007

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
13-041074-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 15 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de rechtbank van Eerste Aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België. De rechtbank had eerder op 28 mei 2025 een tussenuitspraak gedaan waarin de grondslag en inhoud van het EAB en de dubbele strafbaarheid van de feiten waren vastgesteld. De rechtbank heeft ook een terugkeergarantie gegeven en deze voldoende bevonden, ondanks de zorgwekkende detentieomstandigheden in België. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld en vastgesteld dat de individuele detentiegarantie voor de opgeëiste persoon in de gevangenis in Brugge voldoende is om het algemene gevaar van schending van grondrechten in detentie weg te nemen.

Tijdens de zittingen op 15 mei, 24 juni en 1 juli 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de beslistermijn en de gevangenhouding meerdere keren verlengd. De raadsman heeft betoogd dat de detentiegarantie niet voldoende was, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft deze toegestaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/041074-25
Datum uitspraak: 15 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 13 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 februari 2025 door de onderzoeksrechter van de rechtbank van Eerste Aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting op 15 mei 2025
De rechtbank heeft het EAB behandeld op de zitting van 15 mei 2025, in aanwezigheid van
mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A. van der Horst, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak van 28 mei 2025
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 28 mei 2025 [3] het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om nader onderzoek te doen naar de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in België.
De rechtbank heeft de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW verlengd met 30 dagen.
De (geschorste) gevangenhouding heeft de rechtbank op grond van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen.
Zitting op 24 juni 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB met instemming van de officier van justitie en de raadsman hervat op de zitting van 24 juni 2025 in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de sluiting op de zitting van 15 mei 2025. Op de zitting waren mr. A. L. Wagenaar, officier van justitie, en de gemachtigd raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig. De opgeëiste persoon was vanwege persoonlijke omstandigheden niet aanwezig.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de zitting van 1 juli 2025 om de raadsman in de gelegenheid te stellen een standpunt in te nemen over kort voor de zitting overgelegde informatie over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in België.
Zitting op 1 juli 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB met instemming van de officier van justitie en de raadsman hervat op de zitting van 1 juli 2025 in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing op de zitting van 24 juni 2025. Op de zitting waren mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie, en de opgeëiste persoon en zijn raadsman aanwezig.
De rechtbank heeft de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW verlengd met 30 dagen.
De (geschorste) gevangenhouding heeft de rechtbank op grond van artikel 27, derde lid, OLW verlengd met 30 dagen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Beslissingen in de tussenuitspraak van 28 mei 2025

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 28 mei 2025 in de overwegingen 3 tot en met 5 de grondslag en inhoud van het EAB en de dubbele strafbaarheid van de feiten vastgesteld. Ook heeft de rechtbank de verstrekte terugkeergarantie, die is weergegeven in de tussenuitspraak, voldoende bevonden. Deze overwegingen, inclusief de terugkeergarantie, worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Inleiding
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4] In de uitspraak is de onmenselijke behandeling, waarop het algemene gevaar ziet, als volgt nader ingevuld:
  • toenemende overbevolking, waardoor sprake is van grondslapers en de minimale persoonlijke ruimte van 3 m2 in een meerpersoonscel niet meer is gewaarborgd;
  • een groot gebrek aan personeel waardoor het geweld tussen gedetineerden toeneemt;
  • gedetineerden blijven tot 23 uur op hun cel;
  • er zijn vrijwel geen georganiseerde activiteiten buiten hun cel;
  • de benodigde zorg wordt niet geboden;
  • er zijn telkens korte stakingen gedurende welke de eerder afgesproken “guaranteed services” niet geleverd worden
  • de toiletten in de cel zijn vaak niet of niet deugdelijk afgeschermd;
  • de gevangenissen zijn verouderd en niet schoon.
Bij uitspraak van 29 januari 2025 [5] heeft de rechtbank het algemene gevaar, voor zover dat ziet op de overbevolking, de grondslapers, het verblijf tot 23 uren op cel en het vrijwel ontbreken van activiteiten buiten de cel, nader toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat het zwaartepunt ligt bij de zogenaamde ‘grondslapers’ en de overbevolking. Het algemene gevaar dat gedetineerden 23 uur per dag in de cel verblijven achtte de rechtbank in voldoende mate weggenomen met de in alle zaken verstrekte (gelijkluidende) individuele detentiegarantie, waarin onder meer is gegarandeerd dat er voldoende activiteiten buiten de cel werden georganiseerd, waaronder in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak de officier van justitie verzocht nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de omstandigheden voor de opgeëiste persoon in de gevangenis in Gent. De reden hiervoor hield verband met de vanwege het algemene gevaar bij brief van 10 april 2025 verstrekte individuele detentiegarantie voor de opgeëiste persoon voor de gevangenis in Gent. De rechtbank zag aanleiding voor deze nadere vragen vanwege het door de raadsman overgelegde jaarverslag 2024 van de Commissie van Toezicht van de gevangenis in Gent. Daaruit volgde onder meer dat vrijwel alle activiteiten in deze gevangenis niet meer door konden gaan vanwege de enorme overbevolking.
Nadat de officier van justitie deze vragen had gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, is nadere informatie verstrekt over de gevangenis in Gent. De officier van justitie heeft naar aanleiding van deze informatie, die een onvoldoende beantwoording van de gestelde vragen bevatte, nogmaals nadere vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Hierop heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken – Centrale autoriteit bij brief van 20 juni 2025 de volgende detentiegarantie verstrekt voor de opgeëiste persoon:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[de opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Brugge indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [de opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte.
Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Uit deze garantie blijkt dat de opgeëiste persoon niet meer in de gevangenis in Gent, maar in de gevangenis in Brugge zal worden geplaatst na zijn overlevering.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de individuele detentiegarantie ten aanzien van de gevangenis in Brugge het algemene gevaar van schending van grondrechten in detentie in België niet voldoende wegneemt voor de opgeëiste persoon en dat daarom geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat nadere vragen moeten worden gesteld over de omstandigheden voor de opgeëiste persoon in de gevangenis in Brugge.
De raadsman heeft de volgende stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt:
  • jaarverslagen 2022, 2023 en 2024 van de Commissie van Toezicht bij de gevangenis in Brugge;
  • een mediabericht van 17 februari 2023 ‘Gevangenis van Brugge overbevolkt: “Drie gevangen in cel voor één persoon”;
  • een mediabericht van 27 maart 2025 ‘Gevangenis van Brugge is tikkende tijdbom: overbevolking, drugsproblemen en erbarmelijke ziekenboeg’;
  • een mediabericht van 28 maart 2025 ‘”Brugse gevangenis is tikkende tijdbom”: onafhankelijke Commissie kritisch voor overbevolking en stijgende drugsproblematiek’.
De raadsman benoemt in het bijzonder als zorgwekkende omstandigheden die uit de stukken naar voren zouden komen:
  • nauwe cellen van 8 m2 met daarin drie personen;
  • slechte hygiëne;
  • slechte medische zorg;
  • enorme overbevolking;
  • geweld;
  • rokers op de cel;
  • 23 uur per dag op cel.
Tot slot heeft de raadsman, onderbouwd met stukken, naar voren gebracht dat de opgeëiste persoon nierstenen heeft en dat nader onderzoek zal worden gedaan naar mogelijk kwaadaardige plekjes op zijn nieren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, kort samengevat, op het standpunt gesteld dat de door de raadsman overgelegde stukken het algemene gevaar van schending van grondrechten in detentie in België bevestigen, maar dat de individuele detentiegarantie ten aanzien van de gevangenis in Brugge voor de opgeëiste persoon dit algemene gevaar wegneemt.
Oordeel van de rechtbank
In Belgische EAB-zaken worden vanwege het door de rechtbank vastgestelde algemene gevaar op schending van grondrechten in detentie in België al geruime tijd identieke individuele detentiegaranties verstrekt ten aanzien van verschillende gevangenissen. De rechtbank heeft die individuele detentiegaranties altijd voldoende bevonden om het algemene gevaar voor de betreffende opgeëiste personen weg te nemen, met uitzondering van de gevangenis in Gent, zoals is overwogen in de tussenuitspraak. Daarbij gaat de rechtbank aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover de rechtbank beschikt uit van de geboden zekerheid in de individuele detentiegaranties. [6]
De rechtbank komt in deze zaak op basis van die globale beoordeling ook tot het oordeel dat de individuele detentiegarantie (ten aanzien van de gevangenis in Brugge), die identiek is aan de in andere zaken verstrekte garanties, voldoende is om het algemene gevaar voor de opgeëiste persoon weg te nemen.
De door de raadsman overgelegde algemene stukken en door hem gesignaleerde zorgwekkende omstandigheden bevestigen het al vastgestelde algemene gevaar. De informatie in die stukken duidt niet op een zodanige verslechtering van de omstandigheden dat er op voorhand aan moet worden getwijfeld of de voor de opgeëiste persoon verstrekte garanties wel zullen of kunnen worden nageleefd.
Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank voorts niet vaststellen dat de medische problemen van de opgeëiste persoon, zonder dat de rechtbank wil afdoen aan het leed dat de opgeëiste persoon er door ondervindt, dermate complex zijn dat die aanleiding geven tot het stellen van nadere vragen over de garanties die zijn verstrekt met betrekking tot de medische zorg.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het primaire verweer van de raadsman en wijst de rechtbank het subsidiaire verzoek tot het stellen van nadere vragen af.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 140, 196, 282 en 301 Wetboek van Strafrecht, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 2, 5, 6 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter van de rechtbank van Eerste Aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L. Kole, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet (OLW).
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.