In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 juli 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door het District Court of Lublin op 13 februari 2025, betreft een vrijheidsstraf van drie jaar, waarvan nog 2 jaar, 11 maanden en 7 dagen resteert. De opgeëiste persoon, geboren in 1992 in Polen, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft de Poolse nationaliteit. Tijdens de zitting op 8 juli 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De raadsman voerde aan dat de overlevering onevenredig zou zijn gezien het geringe strafrestant, maar de rechtbank oordeelde dat dit argument niet opgaat. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen bewijs is dat de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde een negatieve invloed hebben gehad op de behandeling van de zaak van de opgeëiste persoon. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij zij de relevante wetsbepalingen heeft genoemd, waaronder de artikelen 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en 416 van het Wetboek van Strafrecht.