ECLI:NL:RBAMS:2025:5749

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
13-103328-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Frankrijk

Op 5 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Frankrijk was uitgevaardigd. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Tunesië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de detentieomstandigheden in Frankrijk centraal stonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen gevaar bestaat voor de detentieomstandigheden in Franse huizen van bewaring, met name voor mannelijke gedetineerden. De rechtbank heeft aanvullende vragen gesteld aan de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden, waaronder de beschikbare persoonlijke ruimte in cellen en de mogelijkheid tot deelname aan activiteiten buiten de cel. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd en het onderzoek geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de vragen aan de Franse autoriteiten voor te leggen. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon verlengd. De zaak zal opnieuw worden behandeld binnen de verlengde termijn van 30 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/103328-25
Datum uitspraak: 5 augustus 2025
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 16 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 januari 2025 door
the Public Prosecutor at the Judicial Court of Nantes,Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] (Tunesië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 17 juni 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B.G.M.C. Peters, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Tunesisch-Arabische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 1 juli 2025
De rechtbank heeft op 1 juli 2025 een tussenuitspraak gewezen, [3] waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak opgenomen vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen op grond van
artikel 22, vijfde lid, OLW nog eens met dertig dagen verlengd en gelijktijdig de
gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 22 juli 2025
De behandeling van het EAB is - met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling
- voortgezet op de zitting van 22 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk in de Tunesisch-Arabische taal. De behandeling is vervolgens meerdere uren onderbroken, omdat de tolk niet langer beschikbaar was en er een vervangende tolk moest worden gezocht. De behandeling is aan het einde van de middag voortgezet waarbij de opgeëiste persoon afstand heeft gedaan van zijn recht om bij dit deel van de zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw. De raadsvrouw heeft, met instemming van de officier van justitie en de rechtbank, schriftelijk laatste woord van de opgeëiste persoon ingebracht, dat aan het dossier is toegevoegd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen op grond van
artikel 22, vijfde lid, OLW nog eens met dertig dagen verlengd en gelijktijdig de
gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 5 augustus 2025
De rechtbank heeft op de uitspraakzitting van 5 augustus 2025 de behandeling van de zaak – met toestemming van partijen enkelvoudig –gesloten. De rechtbank heeft vervolgens direct uitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Tunesische nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 1 juli 2025

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 1 juli 2025 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de genoegzaamheid van het EAB, de strafbaarheid van de feiten en het evenredigheidsverweer. Hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen, kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; Franse detentieomstandigheden

4.1
Inleiding
De rechtbank verwijst naar haar overwegingen in de tussenuitspraak van 1 juli 2025 ten aanzien van de detentieomstandigheden, die hier als herhaald en ingelast worden beschouwd. Kort samengevat heeft de rechtbank op basis van informatie die van de uitvaardigende justitiële autoriteit op 6 mei 2025 is verkregen, vastgesteld dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd in het detentiecentrum in Nantes, waar op dat moment sprake is van een bezettingsgraad van 185,55%. Blijkens informatie van 27 mei 2025 is de oppervlakte van de cellen, waar twee tot drie personen verblijven, 10 m2, met afgescheiden sanitaire faciliteiten. Verder is vermeld dat er verschillende activiteiten buiten de cel worden aangeboden.
De rechtbank heeft de officier van justitie in de tussenuitspraak de gelegenheid geboden om de volgende aanvullende vragen te stellen aan de Franse autoriteiten:
- hoeveel individuele celruimte (personal space) staat een gedetineerde in de detentie-instelling in Nantes ter beschikking, en is dit inclusief of exclusief het sanitair?
Indien gedetineerden beschikken over individuele celruimte (personal space) van minder dan 3m2 (exclusief sanitair) heeft de rechtbank - gelet op het arrest Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, punt 73) - ook de volgende aanvullende vragen:
- is de beperking van de individuele celruimte enkel voor korte tijd, bij gelegenheid en in geringe mate ten opzichte van de vereiste minimale 3 m2?
- wordt hierbij voldoende bewegingsvrijheid buiten de cel geboden en worden buiten de cel passende activiteiten worden aangeboden?
- is in de inrichting in het algemeen sprake van decente detentieomstandigheden en wordt de betrokkene niet onderworpen aan andere elementen die worden beschouwd als verzwarende omstandigheden voor slechte detentieomstandigheden?
Op 9 juli 2025 is van de Franse autoriteiten de volgende aanvullende informatie ontvangen.
“The restroom block (shower + toilet) is included in the 10m² allowance, meaning each inmate has less than 3m² of personal space. The reductions in personal space are relatively significant, ranging from 24 hours per day (if none of the three cellmates leave their cell, not even for a walk) to 15 hours per day (the time each inmate must be in their cell, including nights). In this case, this means that the cellmates participate in activities outside of their cell (walking, work, school, etc.). This figure is unpredictable, given that it depends exclusively on the inmates.”
Op aanvullende vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) zijn op 10 juli 2025 de volgende antwoorden van de Franse autoriteiten ontvangen.
“- It is indeed possible for an inmate to spend 9 hours a day outside their cell if the inmate agrees to go for walks and if they do not pose a danger to themselves and/or others, if it is possible to offer them work and/or take classes.
- There are no other aggravating factors in the detention conditions of the person sought.
- The investigating magistrate may request that the remand center place the inmate in a cell with only two inmates so that they have at least 3m² of personal space (excluding sanitary facilities). However, the investigating magistrate does not have the authority to decide on this point; the final decision rests with the prison administration.”
De rechtbank is in een andere zaak bekend geraakt met statistische gegevens van de
Direction de l’Administration Pénitentiaire Bureau de la donnée, de la recherche et de l’évaluationvan het Franse
Ministère de la Justice [4] betreffende de bezettingsgraad in Franse detentie-instellingen. De rechtbank heeft een deel van deze gegevens laten vertalen en deze voorafgaand aan de zitting aan partijen doen toekomen met het verzoek om hierover een standpunt in te nemen.
4.2
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de voornoemde statistische gegevens op het standpunt gesteld dat een reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon bij overlevering wordt blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest), omdat veel detentie-instellingen in Frankrijk overbevolkt zijn. In het Huis van Bewaring in Nantes is de bezettingsgraad 187 procent. De Franse autoriteiten hebben geen garantie geboden dat de opgeëiste persoon in Nantes minimaal 3 m2 persoonlijke ruimte exclusief sanitaire voorzieningen binnen een cel zal hebben. Aan het overleveringsverzoek moet geen gevolg worden gegeven op grond van artikel 11 OLW.
4.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar de voornoemde statistische gegevens, op het standpunt gesteld dat de te hoge bezettingsgraad niet geldt voor elk Huis van Bewaring of afdeling daarvan binnen een penitentiaire inrichting (hierna gezamenlijk aangeduid als HvB) in Frankrijk, waardoor er geen algemeen gevaar kan worden aangenomen voor alle HvB’s in Frankrijk. Zo zijn er in de regio Straatsburg HvB’s met een bezettingsgraad van rond de 100 procent. Uit de statistische gegevens blijkt wel dat de bezettingsgraad in Nantes te hoog is. Het openbaar ministerie heeft meer tijd nodig om vragen te stellen over de detentieomstandigheden in het HvB in Nantes en om een detentiegarantie te verkrijgen van de directeur van deze detentie-instelling. De officier van justitie verzoekt om aanhouding om de beslistermijn te verlengen met 30 dagen op grond van artikel 22, vierde lid onder b, en vijfde lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
4.4
Oordeel van de rechtbank
Toetsingskader
Voor de beoordeling van de detentieomstandigheden sluit de rechtbank aan bij een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 15 oktober 2019. [5] Uit dit arrest volgt onder meer dat, wanneer een gedetineerde over minder dan 3 m2 aan persoonlijke ruimte beschikt in een meerpersoonscel, dit een sterk vermoeden van schending van het verbod op een onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengt. [6] Dit sterke vermoeden van schending van het in artikel 4 Handvest bedoelde verbod kan blijkens het arrest normaliter alleen worden weerlegd indien: [7]
- de persoonlijke ruimte enkel voor korte tijd, bij gelegenheid en in geringe mate wordt gereduceerd ten opzichte van de vereiste minimale 3 m2;
- hierbij voldoende bewegingsvrijheid buiten de cel wordt geboden en buiten de cel passende activiteiten worden aangeboden;
- in de inrichting in het algemeen sprake is van decente detentieomstandigheden en de betrokkene niet wordt onderworpen aan andere elementen die worden beschouwd als verzwarende omstandigheden voor slechte detentieomstandigheden.
Uit voornoemd arrest volgt daarnaast dat, wanneer een gedetineerde beschikt over een persoonlijke ruimte tussen 3 en 4 m2 in een meerpersoonscel, geconcludeerd kan worden dat sprake is van een schending van het in artikel 4 Handvest bedoelde verbod indien het gebrek aan ruimte gepaard gaat met andere slechte materiële detentieomstandigheden, in het bijzonder het ontbreken van toegang tot een binnenplaats of tot frisse lucht en daglicht, slechte ventilatie, te lage of te hoge binnentemperaturen, gebrek aan privacy op het toilet of slechte sanitaire en hygiënische omstandigheden. [8]
Wanneer een gedetineerde beschikt over meer dan 4 m2 aan persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel en dit aspect van zijn materiële detentieomstandigheden dus geen problemen oplevert, blijven de andere aspecten van deze omstandigheden relevant voor de beoordeling of de detentieomstandigheden van de betreffende gedetineerde adequaat zijn in het licht van artikel 4 Handvest. [9]
Bij de berekening van de beschikbare persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel mag de ruimte die wordt ingenomen door sanitaire voorzieningen niet worden meegerekend. [10]
Toepassing van het toetsingskader in deze zaak
Uit tabel 11 van de statistische gegevens van de
Direction de l’Administration Pénitentiaire Bureau de la donnée, de la recherche et de l’évaluationvan het Franse
Ministère de la Justicevan 1 mei 2025 (tabel hieronder ingevoegd), volgt dat op 1 mei 2025 alleen in HvB’s sprake was van overbevolking. In alle andere soorten instellingen was geen sprake van een gemiddelde bezettingsgraad van hoger dan 100 procent. De gemiddelde bezettingsgraad in de HvB’s per
1 mei 2025 is 163,2 procent.
Het probleem met overbevolking lijkt zich dan ook alleen in structurele mate voor te doen in HvB’s. De rechtbank constateert daarnaast dat de algemene detentiepopulatie in Frankrijk sinds mei 2020 in alle categorieën (in min of meerdere mate) is gestegen. Dit blijkt uit
‘grafiek 3a: Maandelijkse ontwikkeling van de aantallen geregistreerde personen en geregistreerde gedetineerden, hieronder (uit de brontekst) ingevoegd.
Weliswaar kan uit deze tabel niet zonder meer worden afgeleid dat deze stijging zich in de afgelopen jaren in de HvB’s heeft voorgedaan, maar de rechtbank acht dat wel waarschijnlijk nu de overbevolking zich vooral daar voordoet. Tabel 24 in de voornoemde statistische gegevens biedt een overzicht van alle Franse detentie-instellingen waar de bezettingsgraad hoger dan 120 procent is. De rechtbank constateert dat de overgrote meerderheid, namelijk 116 van de 127 (afdelingen van) detentie-instellingen die in deze tabel zijn opgenomen, HvB’s zijn.
De statistische gegevens weerspiegelen wat de rechtbank betreft ook het beeld dat volgt uit de rapporten die
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) in de loop der jaren ten aanzien van de detentie-omstandigheden in Frankrijk heeft uitgebracht. In de rapporten naar aanleiding van de periodieke bezoeken in 2010 [11] , 2015 [12] en 2019 [13] wordt telkens aandacht gevraagd voor de ernstige overbevolking in de bezochte detentie-instellingen. Naar aanleiding van het periodieke bezoek in 2024 is nog geen rapport uitgebracht, maar in het nieuwsbericht dat het CPT heeft gepubliceerd naar aanleiding van dit bezoek staat wel dat de bezochte detentie-instellingen te maken hebben met
“severe challenges linked to overcrowding”. [14]
Voor bepaalde detentie-instellingen heeft de rechtbank al eerder een algemeen gevaar aangenomen. Voor deze specifieke instellingen constateerde de rechtbank dat de opgeëiste personen over minder dan 3 m² zouden beschikken en dat onvoldoende compenserende factoren aanwezig waren. [15]
Uit de voornoemde statistieken en rapporten blijkt dat de overbevolking zich structureel, wijdverspreid en in ernstige mate voordoet in de HvB’s.
De statistieken bevatten een aparte tabel (tabel 36) waarin onder meer de bezettingsgraad van plaatsen voor vrouwen in de detentie-instellingen wordt weergegeven. Daaruit volgt dat er ook vrouwenafdelingen zijn die kampen met overbevolking, maar in significant mindere mate. [16] De rechtbank leidt hieruit af dat het structurele probleem van overbevolking zich met name voordoet in de afdelingen in HvB’s waar mannelijke gedetineerden zijn gehuisvest.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de problematiek van overbevolking in de mannenafdelingen van Franse HvB’s dermate ernstig, wijdverspreid en structureel is dat aanleiding bestaat om voor alle mannenafdelingen van HvB’s aan te nemen dat er een algemeen reëel risico bestaat dat opgeëiste personen die na overlevering daar gedetineerd worden, zullen worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 Handvest, omdat er een reëel risico bestaat dat zij gedetineerd worden in een meerpersoonscel met een persoonlijke leefruimte van minder dan 3 m2.
Uit de afkortingslijst bij de statistische gegevens volgt dat zowel verdachten als personen met een (rest)straf van niet meer dan twee jaar in HvB’s worden gedetineerd. [17] Nu de opgeëiste persoon in Frankrijk verdacht wordt van een strafbaar feit, zal hij na overlevering geplaatst worden in een HvB zodat het hiervoor aangenomen algemeen reëel gevaar op hem van toepassing is.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in voornoemde detentie-instellingen, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in deze detentie-instellingen impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de opgeëiste persoon bij overlevering onmenselijk of vernederend zal worden behandeld. [18]
Om te verzekeren dat artikel 4 Handvest in het concrete geval wordt geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens concreet en nauwkeurig na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Frankrijk een reëel gevaar zal lopen te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van dat artikel wegens de omstandigheden waarin hij in de uitvaardigende lidstaat zal worden gedetineerd. [19]
Dit leidt ertoe dat het onderzoek zal worden heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
1. Kan worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon zal beschikken over een individuele leefruimte (
personal space) van minstens 3 m² exclusief sanitaire voorzieningen in een meerpersoonscel, – gelet op het arrest Dorobantu? [20]
2. Zo nee, dan heeft de rechtbank ook de volgende aanvullende vragen:
a. kan ten aanzien van de opgeëiste persoon gegarandeerd worden dat een dergelijke reductie van de individuele leefruimte ten opzichte van de vereiste minimale 3 m² enkel voor korte tijd, bij gelegenheid en in geringe mate zal plaatsvinden?
b. wordt hierbij voldoende bewegingsvrijheid buiten de cel geboden en worden hierbij buiten de cel passende activiteiten geboden?
c. is in deze penitentiaire inrichting verder sprake van decente detentieomstandigheden en wordt de opgeëiste persoon niet onderworpen aan andere elementen die worden beschouwd als verzwarende omstandigheden voor slechte detentieomstandigheden?
Daarbij merkt de rechtbank op dat de Franse autoriteiten ten aanzien van de detentie-instelling in Nantes op 9 en 10 juli 2025 vraag 1 inmiddels in algemene zin ontkennend hebben beantwoord en al in algemene zin informatie hebben verschaft in het kader van de compenserende factoren als bedoeld in de vragen 2a tot en met 2c. De vragen in dit tussenvonnis stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid om specifiek ten aanzien van de opgeëiste persoon een detentiegarantie te verstrekken die voor hem het vastgestelde algemeen reëel gevaar wegneemt, ofwel in het HvB in Nantes ofwel in een andere detentie-instelling.
In afwachting van het antwoord op voornoemde vragen, zal de rechtbank op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van 22, derde lid, OLW moet beslissen met 30 dagen verlengen, onder gelijktijdige verlenging van de vrijheidsbeneming op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Het onderzoek ter zitting zal worden geschorst voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat de zaak binnen de verlengde termijn van 30 dagen wederom op zitting zal worden aangebracht.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen voornoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
VERLENGTde beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen onder gelijktijdige verlenging van de vrijheidsbeneming op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak uiterlijk twee weken vóór het verstrijken van de verlengde beslistermijn (op 30 september 2025) opnieuw op zitting wordt gepland.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen de nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Tunesisch-Arabische of Franse taal tegen de voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.S. Haas, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 augustus 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Rb Amsterdam 1 juli 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:4562.
4.https://www.justice.gouv.fr/documentation/etudes-et-statistiques/statistiques-mensuenes-population-detenue-
5.HvJ EU 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (
6.HvJ EU 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (
7.HvJ EU 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (
8.HvJ EU 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (
9.HvJ EU 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (
10.HvJ EU 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (
11.CPT/Inf (2012) 13
12.CPT/Inf (2017) 7
13.CPT/Inf (2021) 14
14.https://www.coe.int/en/web/cpt/-/the-council-of-europe-s-anti-torture-committee-cpt-visits-france
15.Zie onder andere: rb Amsterdam 30 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3763 (ten aanzien van Nîmes); rb Amsterdam 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5123 (ten aanzien van Nanterre); rb Amsterdam 14 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:782 (ten aanzien van Bois d'Arcy); rb Amsterdam 20 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4047 (ten aanzien van Lille-Loos-Sequedin); rb Amsterdam 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5399 (ten aanzien van Toulouse en Montauban); rb Amsterdam 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6162 (ten aanzien van Metz).
16.In 14 van de 49 vrouwenafdelingen is de overbevolking groter dan 120 procent.
18.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punten 91 en 93.
19.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punten 92 en 94.
20.HvJ EU 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (