3.7.Grief 1 in het incidentele hoger beroephoudt in dat de voorzieningenrechter ten onrechte de vordering van [geïntimeerde] tot afgifte van [naam 2] en diens paspoort heeft afgewezen. Omdat [geïntimeerde] de desbetreffende vordering ter zitting in hoger beroep heeft ingetrokken, behoeft deze grief geen behandeling.
3.8.1.Met
grief 6 in het principale hoger beroepkomen [appellanten] op tegen de jegens [appellant 2] uitgesproken veroordeling onder 5.6 van het bestreden vonnis en de gronden waarop die veroordeling berust.
3.8.2.Uit de weergave van het geschil met betrekking tot deze twee appartementen en de beoordeling ervan, kortom, uit de context van de veroordeling onder 5.6 van het bestreden vonnis blijkt genoegzaam dat deze veroordeling ziet op (slechts) deze appartementen, hun respectieve huurders etc. Het dictum is dus – anders dan [appellanten] betogen – niet onvoldoende bepaald om ten uitvoer te kunnen worden gelegd.
3.8.3.Evenals kennelijk de voorzieningenrechter acht het hof voldoende spoedeisend belang aanwezig bij de door [geïntimeerde] verzochte voorzieningen, gelet op haar opzegging van de beheerovereenkomsten.
3.8.4.Tussen partijen staat niet ter discussie dat met betrekking tot [straat 1] een beheerovereenkomst tussen [geïntimeerde] en [appellant 2] tot stand is gekomen.
3.8.5.[appellanten] betogen dat ten aanzien van [straat 2] niet tussen [geïntimeerde] en [appellant 2] , maar tussen [geïntimeerde] en Kala Consulting (de eenmanszaak van [appellant 1] ) een beheerovereenkomst is gesloten. In dat kader hebben zij bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in eerste aanleg (als productie 20) een stuk overgelegd, getiteld ‘Lease Agreement’, dat betrekking heeft op [straat 2] en dat volgens hen door [geïntimeerde] is ondertekend. [geïntimeerde] heeft evenwel gemotiveerd betwist dat zij dit stuk heeft ondertekend . Om die reden kan het hof niet van de echtheid van dit stuk uitgaan. Tegen de achtergrond van het feit dat [geïntimeerde] onweersproken heeft gesteld (en bovendien met productie 36 heeft gestaafd) dat zij in de periode van juni 2024 tot en met december 2024
van [appellant 2]de huurpenningen ter zake [straat 2] heeft ontvangen, hebben [appellanten] onvoldoende gemotiveerd betwist dat [geïntimeerde] (ook) de beheerovereenkomst met betrekking tot dit appartement met [appellant 2] (en niet met Kala Consulting) heeft gesloten. In zoverre faalt de grief dus.
3.8.6.Omdat [geïntimeerde] de beheerovereenkomsten met [appellant 2] heeft opgezegd, kan in redelijkheid van laatstgenoemde worden gevergd dat zij de huurders van de twee appartementen bevestigt dat de beheerovereenkomsten tussen haar en [geïntimeerde] zijn geëindigd. Dit deel van de vordering is dan ook terecht toegewezen.
3.8.7.Verder heeft [geïntimeerde] als eigenaar, (zeker) nu de beheerovereenkomsten zijn geëindigd, in beginsel recht op het ontvangen van de sleutels van de twee appartementen. Ten aanzien van [straat 2] is de vordering in zoverre dan ook terecht toegewezen. Op grond van hetgeen ter zitting in hoger beroep is besproken is evenwel onvoldoende aannemelijk dat [appellant 2] over de sleutels van [straat 1] beschikt en evenmin dat zij dat ten tijde van de wijzing van het bestreden vonnis (wel) deed. De vordering tot afgifte van de sleutels van [straat 1] zal daarom alsnog worden afgewezen.
3.8.8.Voor wat betreft de verstrekking door [appellant 2] van de gegevens van de huurders aan [geïntimeerde] acht het hof de vordering terecht toegewezen. Omdat de beheerovereenkomsten met betrekking tot [straat 1] en [straat 2] zijn geëindigd, moet [geïntimeerde] als de eigenaar van deze appartementen de gelegenheid hebben om (rechtstreeks) contact op te nemen met de huurders en te beschikken over de door [appellant 2] en die huurders gesloten huurovereenkomsten. De AVG verzet zich daartegen niet, in het bijzonder niet gezien artikel 6 lid 1 aanhef en sub b daarvan.
3.8.9.De conclusie is dat de grief faalt, behoudens ten aanzien van, als gezegd, de sleutels van [straat 1] .
Hoogte dwangsom met betrekking tot de veroordeling inzake de appartementen
3.9.1.De tegen de hoogte van de dwangsom per dag gerichte
grief 2 in het incidentele hoger beroepheeft [geïntimeerde] ter zitting in hoger beroep ingetrokken, zodat daarop niet behoeft te worden beslist.
3.9.2.Niet ingetrokken heeft [geïntimeerde] haar voor het eerst in hoger beroep ingestelde vordering dat aan de veroordeling onder punt 5.6 van het dictum van het bestreden vonnis voor wat betreft de toekomst een dwangsom van € 1.000,00 per dag moet worden verbonden. Het hof ziet tot het opleggen van deze (hogere) dwangsom echter geen aanleiding. Mede in het licht van het feit dat zij tot op heden geen aanspraak heeft gemaakt op dwangsommen, heeft [geïntimeerde] namelijk onvoldoende toegelicht waarom zij de onderhavige verhoging van de dwangsom wenst.
Voorwaardelijke eisvermeerdering van [geïntimeerde] in hoger beroep
3.10.1.[geïntimeerde] heeft in hoger beroep ‘in voorwaardelijk incidenteel appel’ de vordering geformuleerd, zoals weergeven op pagina 14 van de memorie van antwoord/grieven. De voorwaarde waaronder deze vordering is ingesteld luidt:
“Voor het geval ten aanzien van het appartement [straat 2] niet op voorhand aannemelijk is dat [geïntimeerde] een overeenkomst heeft met [appellant 2] , maar op voorhand aannemelijk geacht wordt dat zij een overeenkomst heeft met Kala Consulting en [appellant 2] tezamen, of alleen met Kala Consulting”.
3.10.2.Nu het hof onder 3.8.5 heeft geoordeeld dat [appellant 2] de contractuele wederpartij van [geïntimeerde] is met betrekking tot de beheerovereenkomst ter zake van [straat 2] , is de voorwaarde waaronder de onderhavige vordering is ingesteld niet vervuld, zodat daarop niet behoeft te worden beslist.
Onvoorwaardelijke eisvermeerdering van [geïntimeerde] in hoger beroep
3.11.1.Ten slotte vordert [geïntimeerde] voor het eerst in hoger beroep, samengevat, dat [appellanten] hoofdelijk, dan wel [appellant 1] , op straffe van de verbeurte van een dwangsom worden veroordeeld om de huurder van [straat 2] te sommeren om binnen twee weken na sommatie het appartement te ontruimen, en om [appellanten] hoofdelijk, dan wel [appellant 1] , te veroordelen tot betaling van de huurpenningen van de huurders van [straat 2] vanaf januari 2025 totdat het appartement ontruimd is.
3.11.2.[geïntimeerde] heeft hiertoe gesteld dat [appellant 2] na opzegging van de beheerovereenkomst [straat 2] aan een zekere [naam 3] heeft verhuurd en dat [appellant 2] de huur van [naam 3] vanaf januari 2025 niet meer aan haar heeft afgedragen. Wel doet Kala Consulting dat, maar steeds veel te laat. [appellanten] hebben dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Voldoende aannemelijk is dan ook dat [appellant 2] [straat 2] onbevoegdelijk aan [naam 3] heeft verhuurd, de huur bij [naam 3] incasseert en deze sinds januari 2025 niet meer aan [geïntimeerde] doorbetaalt.
3.11.3.Gezien het voorgaande zal de vordering tot het schrijven van een sommatiebrief als zojuist omschreven jegens [appellant 2] , de wederpartij van [geïntimeerde] bij de beheerovereenkomst ter zake van [straat 2] , worden toegewezen. Omdat zij [straat 2] onbevoegdelijk aan [naam 3] heeft verhuurd, rust op [appellant 2] immers jegens [geïntimeerde] een inspanningsverplichting om te bewerkstellingen dat [naam 3] het appartement weer verlaat. In dit kader acht het hof de gevorderde sommatiebrief passend. Hiermee is niets gezegd over de rechtspositie van [naam 3] jegens [geïntimeerde] en/of [appellant 2] , al is het maar omdat [naam 3] in dit kort geding geen partij is.
3.11.4.Naar het voorlopig oordeel van het hof vloeit de gehoudenheid van [appellant 2] om de al dan niet van [naam 3] ontvangen huurpenningen (bij wege van schadevergoeding) aan [geïntimeerde] (door) te betalen voort uit het door [appellant 2] na de opzegging van de beheerovereenkomst onbevoegdelijk sluiten van een huurovereenkomst met [naam 3] . Dit is immers jegens [geïntimeerde] , gegeven haar opzegging van de beheerovereenkomst in de zomer van 2024, onrechtmatig. Ook de desbetreffende vordering zal daarom worden toegewezen.
3.11.5.Er bestaat voorshands geen aanleiding om ook [appellant 1] , de directeur-grootaandeelhouder van [appellant 2] , tot het schrijven van een sommatiebrief aan [naam 3] en/of het (door)betalen van huurpenningen te veroordelen. [geïntimeerde] heeft daartoe namelijk onvoldoende gesteld. In zoverre zal de vordering dan ook worden afgewezen.
3.11.6.De aan de veroordeling jegens [appellant 2] te verbinden dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als in het dictum weer te geven. Gezien het bepaalde in artikel 611a lid 1 (slot) Rv, zal, ten slotte, geen dwangsom worden verbonden aan de zojuist besproken betalingsverplichting van [appellant 2] .
Bewijsopdracht en proceskosten
3.12.1.In dit kort geding is geen plaats voor bewijslevering. Reeds daarom zullen de bewijsaanbiedingen van partijen worden gepasseerd.
3.12.2.[appellanten] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het principale hoger beroep, die van de incidentele en provisionele vorderingen daaronder begrepen. Omdat [geïntimeerde] ook ten aanzien van laatstgenoemde vorderingen bij haar memorie van antwoord heeft geconcludeerd, zijn door haar ter zake geen extra kosten gemaakt. De kosten van het principale hoger beroep worden als volgt begroot:
- anticipatie-exploot € 144,48
- vast recht € 349,00
- salaris advocaat
€ 2.428,00(twee punten à € 1.214,00, tarief II)
€ 2.921,48.
3.12.3.Aangezien partijen in het incidentele hoger beroep over en weer ten dele in het ongelijk zijn gesteld, waarbij in aanmerking wordt genomen dat [geïntimeerde] een aantal van haar grieven heeft ingetrokken, zullen de proceskosten van dat beroep tussen partijen worden gecompenseerd als na te melden.