ECLI:NL:RBAMS:2025:5954

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
13-173573-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Hongarije met betrekking tot vervolging van strafbare feiten

Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Hongaarse autoriteiten. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, na beoordeling van de inhoud van het EAB en de bijbehorende informatie. De opgeëiste persoon, geboren in 1971 in Hongarije, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB betrekking heeft op een vervolgingsverzoek en niet op de tenuitvoerlegging van een reeds opgelegde straf. Dit werd bevestigd door aanvullende informatie van de Hongaarse autoriteiten, waaruit bleek dat er een hoger beroep loopt tegen een eerdere uitspraak.

De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure die tot het vonnis had geleid. De rechtbank verwierp dit verweer, oordelend dat het EAB voldoende was en dat er geen aanleiding was om de behandeling aan te houden voor nadere informatie van de Hongaarse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat er geen algemeen gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse detentiecentra, met uitzondering van de gevangenis in Tiszalök, en dat de individuele detentiegarantie van de Hongaarse autoriteiten voldoende was om de overlevering toe te staan.

De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 2, 5 en 7 van de OLW, toegepast en vastgesteld dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-173573-25 (EAB VIII)
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 10 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB, zoals aangevuld bij brief van 17 juli 2025, is uitgevaardigd op 29 mei 2025 door
Debrecen Regional Court,Hongarije, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] (Hongarije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [Penitentiaire Inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft, gezamenlijk (maar niet gevoegd) met acht andere EAB’s [2] , plaatsgevonden op de zitting van 7 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. W.M.L. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [3]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een nationaal aanhoudingsbevel van 29 maart 2023 van
the District Court of Debrecenmet referentie 89.B.477/2022/42.
Zoals hierna onder 3.1 nog nader zal worden overwogen, blijkt uit het EAB dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de overlevering verzoekt vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een vijftal naar Hongaars recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [4]
3.1
Genoegzaamheid/Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd, omdat niet duidelijk is of de overlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht ter executie van een reeds aan haar bij vonnis opgelegde straf of ter vervolging van feiten waarvan zij wordt verdacht. Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig is geweest bij de procedure die tot het vonnis in eerste aanleg heeft geleid. De ‘
non-final’beslissing is elektronisch doorgegeven aan ‘
the requested person's agent for service of process, the defence counsel’en dus niet aan de opgeëiste persoon zelf gestuurd. Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt niet of de opgeëiste persoon wist van deze procedure. De verdediging gaat ervan uit dat sprake is van een EAB ter executie van een straf, zodat de toets van artikel 12 OLW dient plaats te vinden. De opgeëiste persoon was niet op de hoogte van de procedure die tot het vonnis heeft geleid waarbij die straf is opgelegd, en ook is niet gebleken dat zij daarvan op de hoogte had moeten zijn. Nu er door de Hongaarse uitvaardigende justitiële autoriteit geen verzetsgarantie is verstrekt, is de opgeëiste persoon in haar verdedigingsrechten geschonden en dient de overlevering te worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. Subsidiair verzoekt de raadsman de rechtbank de behandeling van de zaak aan te houden om van de Hongaarse uitvaardigende justitiële autoriteit meer informatie te verkrijgen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Een toets op grond van artikel 12 OLW is niet op zijn plaats. Uit de van de Hongaarse uitvaardigende justitiële autoriteit ontvangen aanvullende informatie van 4 en 7 juli 2025 blijkt immers dat er hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing in eerste aanleg, dat dit hoger beroep schorsende werking heeft, dat de procedure nog loopt en dat er dus feitelijk sprake is van een vervolgings-EAB. De officier van justitie verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, ECLI: EBAMS:2024:4283, waar in een vergelijkbare zaak de rechtbank geoordeeld heeft dat sprake was van een vervolgings-EAB.
Oordeel van de rechtbank
Uit het EAB blijkt dat tegen de opgeëiste persoon een vonnis in eerste aanleg is gewezen van
the District Court of Debrecenmet kenmerk 9.B.477/2022/137.
Uit aanvullende informatie van de Hongaarse uitvaardigende justitiële autoriteit van 4 juli 2025 blijkt daarbij onder meer:
“The referred EAW has been issued at second instance and as stated in it, still for conducting a criminal proceeding, more precisely, the appeal procedure. Point d) has been filled in regarding the judgment brought at first instance (…). Due to the appeal submitted against it, there is still no final decision in the case.”
Op de vraag of de beslissing in eerste aanleg, gelet op het hoger beroep, wel al voor tenuitvoerlegging vatbaar is, heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit vervolgens op 7 juli 2025 als volgt geantwoord:
“Judgment No, 89.B,477/2022/137. is neither final, nor enforceable based upon the provision of our national law. The appeal submitted against it has a suspensory effect and the proceeding is still ongoing before the court of second instance (the issuing authority, the Regional Court of Debrecen).”
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat op basis van deze informatie kan worden geconcludeerd dat het EAB niet voor de tenuitvoerlegging van een straf wordt gevraagd, maar voor de (verdere) vervolging van de opgeëiste persoon in hoger beroep. Het verweer van de raadsman wordt verworpen. Het EAB is genoegzaam en de toets van artikel 12 OLW is niet aan de orde. De rechtbank ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om van de Hongaarse uitvaardigende justitiële autoriteit nadere vragen te stellen. De rechtbank wijst het door de raadsman daartoe strekkende subsidiair geformuleerde verzoek dan ook af.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: Hongaarse detentieomstandigheden

Inleiding
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken [5] op basis van het rapport van
the Comittee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading treatment or Punishment(hierna: CPT) van 3 december 2024 overwogen dat sprake is van een onveilige situatie in de penitentiaire inrichting in Tiszalök, gelet op de
ill-treatmentvan gedetineerden door het gevangenispersoneel en het geweld tussen gedetineerden onderling. Daarop heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Tiszalök een algemeen reëel gevaar bestaat dat zij aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld in de zin van artikel 4 Handvest.
Bij brief van 9 juli 2025 heeft van het
Department of International Criminal Law​​​​​​​van het
Ministery of Justice of Hungaryde volgende individuele detentiegarantie ​​​​​​​opgesteld:
"The Hungarian authorities guarantee that in case the surrender of [de opgeëiste persoon] occurs, she will not be placed in the Tiszalök National Prison and — in line with our attached binding assurance — she will be transported for placement to the Szombathely National Prison as soon as possible.Our assurance is valid concerning all the already existing and future arrest warrants issued by our national authorities."
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de door de Hongaarse uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie een algemeen gevaar dient te worden aangenomen voor alle detentiecentra in Hongarije. Dit geldt des te meer nu de opgeëiste persoon een Roma is en Roma’s in Hongaarse detentiecentra worden gediscrimineerd. Ook blijkt uit de aanvullende informatie niet concreet hoeveel vierkante meter ruimte de opgeëiste persoon zal krijgen en hoeveel uur per dag de opgeëiste persoon buiten de cel mag verblijven. De overlevering van de opgeëiste persoon dient dan ook te worden geweigerd, aldus de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Er is geen sprake van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens op basis waarvan een algemeen gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling aangenomen moet worden voor gevangenissen in Hongarije, afgezien van het algemeen gevaar dat is aangenomen voor de gevangenis in Tiszalök. De rechtbank heeft recent meermaals de overlevering toegestaan voor personen voor wie een soortgelijke garantie was afgegeven. Dat opgeëiste persoon tot de Roma behoort, maakt dit niet anders.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van haar eerder uitgezette lijn [6] , te weten dat in het algemeen geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse gevangenissen (met uitzondering van de gevangenis in Tiszalök). De raadsman heeft geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in Hongarije naar voren gebracht, die duiden op een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden – of meer specifiek: Roma – in Hongarije, buiten het gevaar dat voor Tiszalök is vastgesteld. Dergelijke gegevens zijn ook niet bij de rechtbank ambtshalve bekend. Het gevaar zoals is aangenomen voor de penitentiaire inrichting in Tiszalök ziet – zoals hiervoor opgemerkt – overigens op de
ill-treatmentvan gedetineerden door het gevangenispersoneel en het geweld tussen gedetineerden onderling; niet op de beschikbare ruimte voor gedetineerden en/of aantal uren buiten de cel.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [7]
Uit deze individuele detentiegarantie van het
Department of International Criminal Law​​​​​​​van het
Ministery of Justice of Hungaryvan 9 juli 2025 volgt dat gegarandeerd wordt dat de opgeëiste persoon na overlevering niet zal worden geplaatst in
the Tiszalök Penitentiary Center.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de verstrekte individuele garantie, hiermee het vastgestelde algemene reële gevaar met betrekking tot de penitentiaire inrichting in Tiszalök voor de opgeëiste persoon weggenomen. De weigeringsgrond van artikel 11 OLW staat niet aan de overlevering in de weg.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
Debrecen Regional Court,Hongarije, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 augustus 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Met parketnummers 13-151946-25 (EAB I), 13-151904-25 (EAB II), 13-151916-25 (EAB III), 13-151933-25 (EAB IV), 13-167648-25 (EAB V), 13-167719-25 (EAB VI), 13-173538-25 (EAB VII) en 13-173589-25 (EAB IX).
3.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Bijvoorbeeld Rechtbank Amsterdam 13 februari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:1257, na de tussenuitspraak van 7 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:232
7.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.