Op 12 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Regional Court in Konin, Polen, is uitgevaardigd. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1977 in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 29 juli 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, en een Poolse tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het Poolse vonnis heeft geleid, en dat er geen garanties zijn verstrekt zoals vereist in artikel 12 OLW. De rechtbank overweegt dat de opgeëiste persoon impliciet afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht en dat hij onzorgvuldig is geweest in de uitoefening van zijn verdedigingsrechten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering op basis van artikel 12 OLW kan worden geweigerd, maar dat er geen reden is om van deze weigeringsgrond af te zien.
De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van gelijkstelling met een Nederlander beoordeeld, maar vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de vereisten van artikel 6a OLW. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Polen beoordeeld en geen algemeen reëel gevaar aangenomen voor onmenselijke behandeling. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en het onderzoek ter zitting heropend voor gelijktijdige behandeling met een andere zaak.