ECLI:NL:RBAMS:2025:6828

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
16 september 2025
Zaaknummer
AMS 25/4789 en AMS 25/4768
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 17 september 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn van 8 januari 2025 behandeld. Eiseres heeft haar beroep te laat ingediend, waardoor de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 19 februari 2025 eindigde, maar eiseres heeft pas op 11 augustus 2025 contact opgenomen met verweerder. Eiseres stelt dat zij slechts een deel van het besluit heeft ontvangen en dat zij daardoor niet tijdig kon reageren. De rechtbank oordeelt echter dat het bestreden besluit correct is geadresseerd en dat eiseres voldoende gelegenheid had om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank wijst ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat het bestreden besluit in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 25/4789 en AMS 25/4768

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2025 in de zaken tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 8 januari 2025.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank wijst daarom ook het verzoek om een voorlopige voorziening af. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3.1.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden/gepubliceerd. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.2.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Overwegingen
4. Het bestreden besluit is van 8 januari 2025 en is verzonden naar het bij verweerder bekende adres van eiseres, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 19 februari 2025. Eiseres heeft op 11 augustus 2025 verweerder gemaild waaruit blijkt dat eiseres beroep wil instellen tegen het bestreden besluit. Op 20 augustus 2025 heeft verweerder deze e-mail in het kader van de doorzendplicht van artikel 6:15 van de Awb doorgezonden naar de rechtbank en verzocht om het beroep in behandeling te nemen.
5. Eiseres voert aan dat zij in januari 2025 slechts één pagina van het bestreden besluit heeft ontvangen. Zij heeft niet de tweede pagina ontvangen met daarop de handtekening en de rechtsmiddelenclausule. Eiseres heeft ook geen bijlages ontvangen. Pas op 24 juli 2025 heeft eiseres, na herhaald aandringen, enkele losse stukken van verweerder ontvangen. Op 20 augustus 2025 heeft eiseres het bestreden besluit voor het eerst volledig onder ogen gezien. Het beroep van 11 augustus 2025 is volgens eiseres daarom tijdig ingediend, zelfs voordat de beroepstermijn rechtsgeldig kon aanvangen.
6.1.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep [5] (CRvB) wordt als uitgangspunt gehanteerd dat, ingeval van niet aangetekende verzending van een besluit, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het besluit is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst op dat adres. Dit brengt met zich dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit correct is geadresseerd en is voorzien van een verzenddatum. Verweerder heeft de verzending van het bestreden besluit echter niet aannemelijk kunnen maken vanwege het ontbreken van een deugdelijke verzendadministratie. Er kunnen niettemin contra-indicaties zijn op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het bestreden besluit wel moet zijn ontvangen door de geadresseerde, waarmee zonder nader bewijs ook de verzending aannemelijk is. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om gevallen waarin naar aanleiding van het besluit handelingen zijn verricht of om informatie is gevraagd waaruit kan worden afgeleid dat de aanbieding van het poststuk met het besluit aan het adres van betrokkene wel heeft plaatsgevonden. [6]
6.3.
Eiseres stelt dat zij half januari 2025 alleen de eerste pagina van het bestreden besluit heeft ontvangen waarin staat dat een SMI-indicatie wordt toegekend voor de periode 1 januari t/m 25 maart 2025. In het beroep voert eiseres aan dat zij, ten tijde van het ontvangen van deze pagina rond half januari 2025, met deze pagina feitelijk niets kon omdat er toen nog slechts twee maanden resteerden waarin nieuwe inschrijving/plaatsing in de kinderopvang niet meer haalbaar was. Gelet op deze reactie van eiseres acht de rechtbank het aannemelijk dat het bestreden besluit op 8 januari 2025 op de juiste wijze aan eiseres bekend is gemaakt, dat zij dit heeft ontvangen en dat zij kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan. Voor zover daarbij pagina’s of bijlagen hebben ontbroken, lag het op de weg van eiseres om daarover contact op te nemen met verweerder juist omdat op de eerste pagina van het bestreden besluit wordt verwezen naar de bijlagen [7] . Het voorgaande betekent dat de termijn voor het instellen van beroep is aangevangen op 9 januari 2025 en dat eiseres dus buiten de termijn van zes weken beroep heeft ingesteld.
7.1.
Eiseres voert aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat het te late indienen van het beroep aan haar te wijten is. Eiseres is namelijk langdurig en aantoonbaar overbelast als primaire verzorger van twee zorgintensieve kinderen. Daarnaast moet eiseres continu handelen in het belang van de zaak door actief te zoeken naar opvang en overleg te voeren met betrokken instanties. De rechtbank leest hierin een beroep op de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024 [8] waaruit blijkt dat er ruimte is voor een ruimere toepassing van artikel 6:11 van de Awb, waarbij ook geringe verwijtbaarheid aanleiding kan zijn om een termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
7.2.
De rechtbank volgt dit standpunt van eiseres niet. Het is begrijpelijk dat eiseres in de periode januari tot maart 2025 druk was met het organiseren van opvang voor haar kinderen. Dit ontslaat haar echter niet van de verantwoordelijkheid om contact op te nemen met verweerder als daar aanleiding toe is of om tijdig beroep in te (laten) stellen. Er is niet gebleken dat eiseres gedurende de hele beroepstermijn in zodanige omstandigheden verkeerde dat het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk was om - al dan niet voorlopig en zonder motivering - beroep aan te tekenen of dat door een gemachtigde te laten doen. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres pas ruim zes maanden na het einde van de termijn beroep heeft ingesteld bij de rechtbank en er dus geen sprake is van een geringe termijnoverschrijding. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen aanleiding is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. De rechtbank wijst daarom ook het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak met nummer AMS 25/4789:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
in de zaak met nummer AMS 25/4768:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Haeften, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C.M. Schilder, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
5.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2023:1739.
6.Uitspraak van de CRvB van 16 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:884.
7.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1144.