ECLI:NL:RBAMS:2025:6860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
13/168014-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de opgeëiste persoon uit Polen

Op 11 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 14 mei 2025 door de Poolse autoriteiten, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 2001 in Polen. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering op 12 augustus 2025 gestart, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens. Tijdens deze zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

In een tussenuitspraak op 19 augustus 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de officier van justitie in staat te stellen aanvullende informatie op te vragen van de Poolse autoriteiten over de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de vervolgzitting op 29 oktober 2020, maar oordeelde dat dit niet relevant was voor de overlevering, aangezien er geen inhoudelijke behandeling had plaatsgevonden op die zitting. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon impliciet afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht en dat zijn onzorgvuldigheid bij het niet verschijnen op de zitting de overlevering niet in de weg stond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen, waaronder de artikelen 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 12 van de OLW. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/168014-25
Datum uitspraak: 11 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 20 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 mei 2025 door
the Circuit Court in Świdnica, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] (Polen),
opgegeven verblijfadres: [verblijfadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 12 augustus 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat in Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak
Bij tussenuitspraak van 19 augustus 2025 [3] heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie te vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met het oog op de toetsing aan de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Zitting 28 augustus 2025
De behandeling van de vordering is, met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de zitting van 28 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

Bij tussenuitspraak van 19 augustus 2025 heeft de rechtbank al geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB (rubriek 3) de strafbaarheid van het feit (rubriek 4) en over de toetsing aan artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU (rubriek 5). Die overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen in rubriek 3.1 van haar tussenuitspraak van 19 augustus 2025. Die overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak van 19 augustus 2025 heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum op 19 augustus 2025 de volgende vragen voorgelegd aan de Poolse autoriteiten:
“At the adjourned hearing of 29 October 2020, did a (full or partial) hearing on the merits of the case take place? Or was a judgement delivered only?
If, at the adjourned hearing of 29 October 2020, there was a (full or partial) hearing on the merits of the case: in what manner was the requested person informed of this hearing, given that he had not been summoned for it?”
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 21 augustus 2025 hierop als volgt geantwoord:

With regard to the European arrest warrant issued for [de opgeëiste persoon] , born on the [geboortedag] 2001 in [geboorteplaats] , with file reference Ill Kop 74/25, and in response to the request of 19 August 2025 for supplementary information, the District Court of Law in Wałbrzych wishes to inform you that in case III 1712/19 the District Court of Law in Wałbrzych scheduled the main trial for the 1st of October 2020. A notification about this scheduled date of the trial was sent to [de opgeëiste persoon] , to the address provided by him during the interview/interrogation in the preparatory proceedings, that is: 7/16 Dmowskiego Street, Wałbrzych. There were two notices of attempted service left for him by a postal operator and then it was returned to the Court as a postal item not collected/picked up by the addressee within the prescribed time limit. The said postal mail was deemed to have been served in the mode specified in Article 133 paragraph 2 of the Code of Criminal Procedure (i.e. by substituted service). At the trial on the 1st of October 2020, after completing the preliminaries, the Presiding Judge of the judicial panel ordered the opening of the judicial process and briefly presented the charges listed in the indictment. Because of the fact that the accused persons did not appear at the trial, the Presiding Judge read out - pursuant to Article 389 paragraph 1 of the Code of Criminal Procedure - the explanations provided by the accused persons. Then, he ordered the evidentiary proceedings. Pursuant to Article 392 paragraph 1 of the Code of Criminal Procedure and Article 394 paragraph 1 of the Criminal/Penal Code the Court decided that (the transcripts of) the testimonies of witnesses listed in the indictment be considered disclosed in their entirety without reading them out as it took the view that the direct taking/hearing of this evidence at the trial was not indispensable because the parties had had the opportunity to familiarize themselves with the contents thereof. After that the Presiding Judge ordered an adjournment of the trial until the 29th of October 2020 in order that information on the accused persons' criminal histories/previous convictions could be included in the case files. Pursuant to Article 402 paragraph 1 of the Code of Criminal Procedure the Presiding Judge did not order that the accused persons be notified about the new date of the trial.
At the trial on the 29th of October 2020, pursuant to Article 394 paragraphs 1 and 2 of the Code of Criminal Procedure, evidence from the documents gathered in the case files and the information on the accused persons' criminal histories/previous convictions were considered disclosed without reading them out. After that, the Presiding Judge declared the judicial process to be closed. The court drew up the judgment, the contents of which the Presiding Judge announced publicly.
Additionally, the District Court of Law in Wałbrzych wishes to advise that according to Article 402 paragraph 1 sentences 1 and 3 of the Code of Criminal Procedure "if the presiding judge, upon ordering an adjournment, fixes the date and place when the trial will be continued, those present at the adjourned trial are obliged to appear at the continued trial without summons.Persons entitled to appeardo not have to be notified of a next date even if they did not participate in the adjourned trial.
According to Article 374 paragraph 1 if the Code of Criminal Procedure it is the accused person's right but not duty to participate in the trial.
The above means that the accused person does not have to be notified of a next date of the trial even if he did not participate in the adjourned trial. If persons entitled thereto, the accused person included, are interested in the course of the proceedings, they have to take some action on their own to obtain information about the course of the proceedings, and also about the fact that the trial was adjourned/paused and that there was a new date scheduled for the continuation thereof.
In this case [de opgeëiste persoon] was notified of the date of the trial schedule for the 1st of October 2020 by a substituted service. He did not appear at the said trial and -as the person entitled to appear but not obliged thereto- he did not have to be notified of a new date of the trial."
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was de vervolgzitting op 29 oktober 2020. De opgeëiste persoon is op die zitting niet bijgestaan door een advocaat die zijn verdediging heeft gevoerd. Nu de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen is voor overlevering een garantie nodig dat de opgeëiste persoon een nieuw en eerlijk proces krijgt in Polen.
Standpunt van de officier van justitie
Primair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het niet relevant is of de opgeëiste persoon op de hoogte was van de vervolgzitting op 29 oktober 2020, omdat uit de aanvullende informatie van 19 augustus 2025 volgt dat er geen inhoudelijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op die zitting. Subsidiair kan de rechtbank afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, aangezien de opgeëiste persoon kennelijk onzorgvuldig is geweest door, ondanks de aan hem gegeven adresinstructie, niet bereikbaar te zijn voor de autoriteiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft reeds in de tussenuitspraak van 19 augustus 2025 geoordeeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces. De oproeping voor de zitting van 1 oktober 2020 is naar het door hem opgegeven adres verstuurd. Daarnaast is hij in het vooronderzoek als verdachte door de politie gehoord en heeft hij een adresinstructie ontvangen. Op grond van de voornoemde omstandigheden heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon impliciet afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht bij de zitting van 1 oktober 2020, dan wel dat hij met betrekking tot de uitoefening van zijn verdedigingsrechten kennelijk onzorgvuldig is geweest.
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 21 augustus 2025 volgt dat het onderzoek ter zitting, nadat de behandeling daarvan grotendeels op 1 oktober 2025 had plaatsgevonden, is aangehouden tot de vervolgzitting van 29 oktober 2020 ter completering van het dossier, aangezien het strafblad van de opgeëiste persoon nog ontbrak. Ook op de vervolgzitting is de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen. Hij is voor die zitting ook niet nog afzonderlijk opgeroepen.
Naar het oordeel van de rechtbank strekt de eerder vastgestelde onzorgvuldigheid zich tegen deze achtergrond ook uit tot de vervolgzitting op 29 oktober 2020. De rechtbank ziet daarin dan ook aanleiding om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
De rechtbank weegt mee dat de opgeëiste persoon – terwijl hij op de hoogte was van de verdenking en de strafzaak – naar Nederland is vertrokken, zonder de Poolse justitiële autoriteiten hiervan op de hoogte te stellen. In dit licht moet worden geoordeeld dat het aan de onzorgvuldigheid van de opgeëiste persoon zelf te wijten is dat hij niet op de hoogte was van de vervolgzitting op 29 oktober 2020, die overigens nog slechts strekte tot toevoeging van het strafblad van de opgeëiste persoon aan het dossier. Het toestaan van de overlevering levert daarom geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Świdnica, Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.