ECLI:NL:RBAMS:2025:7212

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
25/871
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.M. Klinkhamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wegslepen van een auto in strijd met parkeerverbod en de rechtmatigheid van bestuursdwang

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd op 1 oktober 2025, wordt het beroep van Edsons & Partners Vastgoed Adviseur B.V. tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam behandeld. Eiseres was het niet eens met het besluit om haar auto weg te slepen, omdat deze geparkeerd stond in strijd met een parkeerverbod. De rechtbank beoordeelt of het besluit van verweerder om de auto weg te slepen rechtmatig was. Eiseres stelt dat het parkeerverbod niet duidelijk was aangegeven en dat zij niet op de hoogte was van de geldende regels. De rechtbank komt tot de conclusie dat de verkeersborden voldoende duidelijk waren en dat de auto van eiseres terecht is weggesleept. De rechtbank wijst het beroep van eiseres ongegrond en verklaart dat zij de kosten voor het wegslepen van haar auto niet terugkrijgt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van weggebruikers om zich te vergewissen van de geldende verkeersregels en de noodzaak van handhaving van parkeerverboden voor het vrijhouden van wegen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/871

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2025 in de zaak tussen

Edsons & Partners Vastgoed Adviseur B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] )

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

( [gemachtigde verweerder] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van verweerder om de auto van eiseres weg te slepen. Volgens verweerder stond de auto geparkeerd in strijd met een parkeerverbod. Eiseres is het niet eens met dat besluit. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden van eiseres of verweerder de auto mocht wegslepen.
1.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder de auto van eiseres mocht wegslepen. Eiseres krijgt geen gelijk en krijgt de kosten die zij heeft moeten betalen voor het wegslepen van haar auto daarom niet terug.

Procesverloop

2. Op 20 juli 2024 heeft verweerder bestuursdwang toegepast door de auto van eiseres weg te slepen en de kosten daarvan in rekening te brengen bij eiseres.
2.1.
Met het bestreden besluit van 14 januari 2025 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de toepassing van de bestuursdwang ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
3. Op 19 juli 2024 om 08:31 uur hebben gemeentelijke toezichthouders situatiefoto’s gemaakt van de parkeerstrook in de [adres] in [vestigingsplaats] . Op die foto’s zijn op de stoep evenwijdig aan de geparkeerde auto’s drie verkeersborden (hierna; de verkeersborden) te zien. Met de verkeersborden werd aangegeven dat een deel van de parkeerstrook op 20 juli 2024 van 07:00 uur tot 17:00 uur als laad- en losplek moest worden aangemerkt en daar niet geparkeerd mocht worden. De auto van eiseres is op 20 juli 2024 om 08:12 uur weggesleept uit de [adres] . Dat is volgens eiseres onrechtmatig gebeurd, omdat volgens haar niet kenbaar en duidelijk was dat er een parkeerverbod gold. Ook vindt eiseres dat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld en haar had moeten waarschuwen voordat de auto werd weggesleept. Daarnaast was het volgens eiseres niet noodzakelijk om de auto weg te slepen, omdat de auto geen hinder veroorzaakte. Eiseres verzoekt de rechtbank het bestreden besluit te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten. Daarnaast vraagt eiseres vergoeding van de schade, bestaande uit de gemaakte taxikosten op de dag van het wegslepen van de auto. Hierna zal de rechtbank de beroepsgronden van eiseres bespreken.
3.1.
Bij deze uitspraak is een bijlage met de relevante wet- en regelgeving gevoegd.
Is het bestreden besluit aan bezwaarmaker gericht?
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit niet tijdig aan haar bekend is gemaakt en zich ten onrechte richt tot haar directeur in plaats van tot haar als rechtspersoon.
4.1.
Omdat de beslistermijn van verweerder geen fatale termijn is en eiseres geen ingebrekestelling aan verweerder heeft verzonden, heeft eiseres haar beroepsgrond over de beslistermijn op zitting laten vallen. De beroepsgrond over de adressering van het bestreden besluit slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gericht aan eiseres. Dat de bezwaarschriftencommissie in haar advies de directeur van eiseres aanmerkt als bezwaarmaker, betekent niet dat verweerder niet in het bestreden besluit naar dat advies heeft kunnen verwijzen.
Was het parkeerverbod kenbaar en duidelijk voor weggebruikers?
5. Volgens eiseres was het niet kenbaar dat er op 20 juli 2024 een parkeerverbod gold op de plek waar haar auto geparkeerd stond. De verkeersborden waren daarvoor volgens haar niet afdoende. Zij checkt namelijk op de website van de gemeente of er verkeersbesluiten zijn genomen en krijgt daar ook meldingen van, maar in dit geval was er geen verkeersbesluit gepubliceerd. Daarnaast waren de verkeersborden volgens eiseres niet twee dagen voorafgaand aan het parkeerverbod geplaatst en waren ze niet duidelijk zichtbaar. Er stonden volgens eiseres hoge auto’s, schaftwagens en cabines voor de verkeersborden. Ook was niet duidelijk op welk gedeelte van de parkeerstrook het parkeerverbod gold, omdat het gedeelte dat in de praktijk met de verkeersborden als laad- en losplek was aangemerkt langer was dan in het aanwijzingsbesluit en het rapport van bevindingen is vastgelegd. Eiseres stelt dat de verkeersborden dus ver uit elkaar stonden en ook daarom niet goed zichtbaar waren. Ter vergelijking verwijst eiseres naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2896. In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat de aldaar relevante verkeersborden niet waren geplaatst in overeenstemming met de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeersvoorschriften, waardoor het college van burgermeester en wethouders niet tot kostenverhaal voor het wegslepen had mogen overgaan.
5.1.
Verweerder bevestigt dat geen verkeersbesluit is gepubliceerd en dat de parkeerstrook waar het parkeerverbod gold in de praktijk langer was dan in het aanwijzingsbesluit en het rapport van bevindingen is vastgelegd. [1] Volgens verweerder is het echter zo dat weggebruikers de onderzoeksplicht hebben om bij het parkeren de feitelijke situatie na te gaan. Zij moeten op verkeersborden kijken of er een parkeerverbod geldt. [2] Verweerder betoogt dat eiseres de verkeersborden heeft kunnen en moeten zien en had moeten opvolgen. Verweerder stelt dat de verkeersborden niet pas zijn geplaatst op 19 juli 2024 om 08:31 uur. Wel hebben toezichthouders op dat moment foto’s gemaakt van de verkeersborden en de auto’s die toen al geparkeerd stonden, zodat die auto’s de volgende dag kosteloos werden verwijderd. Auto’s zoals die van eiseres, die na dat moment zijn geparkeerd en op 20 juli 2024 geparkeerd stonden in strijd met het parkeerverbod, zijn weggesleept op kosten van de eigenaar.
5.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank volgt verweerder in zijn betoog dat uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de situatie ter plaatse bepalend is voor de vraag of een parkeerverbod van kracht is. Zelfs als verkeersborden niet zijn geplaatst met inachtneming van geldende voorschriften of het aanwijzingsbesluit, moeten die borden worden opgevolgd. [3] Verkeersdeelnemers moeten zich er dus van vergewissen wat op ter plaatse bevindende verkeersborden is aangegeven. Beoordeeld moet worden of de verkeersborden in dit geval als zodanig herkenbaar en zichtbaar waren. Daarbij gaat de rechtbank uit van de foto’s die op 19 en 20 juli 2024 zijn gemaakt van de situatie ter plaatse.
5.3.
Uit de foto’s van 19 en 20 juli 2024 blijkt dat verweerder de laad- en losplek in overeenstemming met de verkeersvoorschriften heeft aangegeven. Op de stoep, evenwijdig aan de parkeerstrook, stonden drie borden. Er stond en middenbord met pijlen naar weerskanten en een begin- en een eindbord die met een pijl verwezen naar het middenbord. Hoewel de afstand waarvoor het parkeerverbod gold groter was dan was aangegeven in het rapport van bevindingen en het aanwijzingsbesluit, waren de verkeersborden duidelijk zichtbaar. Uit de foto’s blijkt ook dat de auto van eiseres stond geparkeerd tussen twee van de borden en niet dat die borden aan het zicht waren onttrokken. Hoewel de rechtbank niet precies kan vaststellen wanneer de verkeersborden zijn geplaatst, is niet in geschil dat de auto van eiseres pas na het plaatsten van de borden is geparkeerd. Degene die de auto van eiseres heeft geparkeerd had zich van het parkeerverbod kunnen en moeten vergewissen. De uitspraak van de Afdeling waarnaar eiseres verwijst, gaat over een geval waarin sprake was van één bord dat niet op juiste wijze langs de rijbaan, maar tegen de rijrichting in en achter een container was geplaatst. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Heeft verweerder gehandeld in overeenstemming met het zorgvuldigheids- en gelijkheidsbeginsel?
6. Eiseres voert aan verweerder haar had moeten waarschuwen voordat hij overging tot het wegslepen van haar auto. Volgens eiseres heeft een toezichthouder dat namelijk bij in ieder geval één buurvrouw ook gedaan. Om dat te onderbouwen heeft eiseres op de zitting een schermafbeelding van een whatsappbericht uit een whatsapp met de buurvrouw overgelegd. Ook wijst eiseres op dossierstuk 3, ‘Melding [nummer] ’, zoals aangeleverd door verweerder. In dat stuk is opgenomen dat op 20 juli 2024 melding is gedaan van overtreding van het parkeerverbod. Verder is opgenomen hoe de melding is afgehandeld. Er staat: “1 x verplaatst 1 keer weggehaald eigenaar en 1 x weggesleept".
6.1.
Verweerder betoogt dat het zo kan zijn dat personen die net komen aanlopen worden gewaarschuwd door de toezichthouders, maar dat niet wordt gewaarschuwd door bij mensen aan te bellen. Verder worden de auto’s die al op de foto’s van 19 juli 2024 stonden, kosteloos verplaatst, maar de auto van eiseres stond toen daar nog niet.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het is niet aannemelijk dat verweerder auto’s in een vergelijkbare situatie als die van eiseres heeft verplaatst of door eigenaren heeft laten weghalen. Op de schermafbeelding met het whatsappbericht is te lezen dat de buurvrouw niet meer weet hoe een en ander is verlopen op 20 juli 2024 en of het die dag was dat er iemand bij haar aanbelde over haar auto. Ook is niet duidelijk wanneer de buurvrouw haar auto heeft geparkeerd. Wanneer de auto van de buurvrouw al voor 19 juli 2024 om 08:31 uur geparkeerd stond, had verweerder de auto kosteloos moeten wegslepen. Als hij de eigenaar in zo’n geval waarschuwt of de auto verplaatst, is dat anders dan in het geval van de auto van eiseres die na het plaatsten van de verkeersboorden op 19 juli 2024 is geparkeerd in strijd met het parkeerverbod.
Was het wegslepen noodzakelijk en evenredig?
7. Eiseres voert aan dat er geen noodzaak was voor het wegslepen van haar auto van de parkeerstrook. Gedurende de periode dat het parkeerverbod gold, werd namelijk alleen op de stoep geladen en gelost. Omdat het parkeerverbod ook op een langer stuk gold dan volgens het aanwijzingsbesluit noodzakelijk was, veroorzaakte haar auto geen hinder. Er was genoeg ruimte om op een ander deel van de parkeerstrook te laden en lossen. Verweerder had daarom volgens eiseres met een boete kunnen volstaan en haar auto niet hoeven wegslepen.
7.1.
Verweerder betoogt dat geen sprake hoeft te zijn van hinder, om aan te nemen dat het wegslepen van een auto noodzakelijk is. Nu volgens verweerder met de verkeersborden voldoende duidelijk was aangegeven dat op de plek waar de auto van eiseres stond een parkeerverbod gold, is het met het oog op het vrijmaken van die weg noodzakelijk om de auto weg te slepen. [4] Dat kan ook niet anders volgens verweerder, omdat de toezichthouders die controleren of een parkeerverbod wordt nageleefd geen zicht hebben op de mate van ingebruikname van de verkeersstrook gedurende de hele periode dat een parkeerverbod geldt. Overigens wijst verweerder erop dat er een melding is geweest toen het parkeerverbod gold naar aanleiding waarvan de toezichthouders de controle hebben uitgevoerd.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De vereiste “noodzakelijk” uit artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wvw 1994 ziet op de vraag of het noodzakelijk is een auto weg te slepen om een aangewezen weggedeelte vrij te houden. Omdat de auto van eiseres geparkeerd stond op het met het parkeerverbod aangewezen weggedeelte, was het voor het vrijhouden daarvan dus noodzakelijk de auto weg te slepen. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang op te treden, in de regel ook van die bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden verwacht om niet op te treden. Een bijzondere omstandigheid kan zich voordoen als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Van een bijzondere omstandigheid waardoor verweerder in dit geval had moeten afzien van wegslepen is niet gebleken. Dat eiseres mogelijk geen hinder heeft veroorzaakt, is dat niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitkomst betekent dat eiseres de kosten die zij heeft betaald voor het wegslepen van haar auto niet terugkrijgt. Zij krijgt ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Klinkhamer, rechter, in aanwezigheid van mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Op grond van artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Op grond van artikel 170, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) behoort tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet, de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een op de weg staand voertuig, indien met het voertuig bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
Op grond van artikel 173, eerste lid, onder a, van de Wvw 1994 worden bij algemene maatregel van bestuur de soorten van de in artikel 170, eerste lid, onderdeel c, bedoelde weggedeelten en wegen aangewezen.
Op grond van artikel 173, tweede lid, onder c, van de Wvw 1994 worden bij gemeentelijke verordening nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 170 tot en met 172 en de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur. Die regels betreffen in elk geval de aanwijzing van de weggedeelten en wegen voor welke de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang als bedoeld in artikel 170, eerste lid, onderdeel c geldt.
Op grond van artikel 2 van de Wegsleepverordening [vestigingsplaats] 2017, voor zover thans van belang, worden als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wvw 1994 aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente [vestigingsplaats] voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
In artikel 2, aanhef en onder f, van het Besluit wegslepen van voertuigen is bepaald dat de soorten van weggedeelten en wegen, bedoeld in artikel 173, eerste lid, onder a, van de Wvw 1994 zijn gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
In artikel 24, eerste lid en onder f, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 is bepaald dat een bestuurder zijn voertuig niet mag parkeren op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

Voetnoten

1.Verweerder heeft vastgesteld dat met de borden een parkeerverbod voor 44,79 meter (ongeveer 9 parkeerplaatsen) is aangegeven. Volgens het aanwijzingsbesluit zou het om 5 parkeerplaatsen gaan.
2.Verweerder wijst op de uitspraken van de Afdeling van 13 februari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC4218, en 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3617.
3.Vgl. de uitspraken van de Afdeling van 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3625, en 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1510
4.Verweerder verwijst naar de wettekst in artikel 170, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 24, eerste lid, aanhef en onder f, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.