Op 7 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een klager, wiens hond in beslag was genomen na een bijtincident, een klaagschrift indiende op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De hond, een Amerikaanse Staffordshire terriër, was op 4 mei 2025 in beslag genomen na het bijten van twee slachtoffers, waarbij ernstige verwondingen waren toegebracht. De rechtbank heeft de procedure behandeld in een openbare raadkamer op 23 september 2025, waarbij de advocaat van de klager, mr. H.E. Brink, en de officier van justitie, mr. R. Willemsen, zijn gehoord. De klager zelf was niet verschenen. De rechtbank heeft verschillende stukken in overweging genomen, waaronder rapporten van het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht, die de risico's van de hond beoordeelden. Het team concludeerde dat de hond een zeer hoog risico voor mensen vormde en niet terug naar de eigenaar kon. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de hond aan de klager, en dat de voortzetting van het beslag in overeenstemming was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het beklag werd ongegrond verklaard en het verzoek tot aanhouding van de behandeling werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de beslissing niet op de inhoud van de strafzaak vooruitliep, maar dat de risicoanalyse van het Riskassessmentteam niet terzijde kon worden geschoven. De klager heeft de mogelijkheid om beroep in cassatie aan te tekenen binnen veertien dagen na betekening van de beslissing.