ECLI:NL:RBAMS:2025:8275

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
81/302226-20 (promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenmokkel en medeplegen van verblijf in Nederland

Op 3 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenmokkel en het medeplegen van het verschaffen van verblijf in Nederland aan vreemdelingen zonder geldige verblijfsdocumenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, gedurende een periode van meer dan vier jaar, van 1 juni 2017 tot 4 juni 2021, meerdere personen heeft geholpen bij hun wederrechtelijk verblijf in Nederland. De verdachte heeft hen tegen betaling werk laten verrichten en hen huisvesting geboden, terwijl hij wist dat hun verblijf in Nederland wederrechtelijk was. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, die als getuigen optraden, als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat heeft geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81/302226-20 (
promis)
Datum uitspraak: 3 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 en 24 september 2025, en 3 november 2025.
De zaak tegen verdachte (hierna ook: [verdachte] ) is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (81/302231-20) en [medeverdachte 2] (81/277875-21).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.P. Hopman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
primair
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 16 november 2021 te Amsterdam en/of Kralingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
acht, althans één of meer perso(o)n(en) (AMB-018-01 tot en met AMB-018-03, AMB-018-05 t/m AMB-018-07, AMB-018-09 en AMB-018-11), te weten:
1. [naam 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
2. [naam 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3. [naam 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
4. [naam 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
5. [naam 5] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
6. [naam 6] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
7. [naam 7] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ) of op [geboortedatum] te
[geboorteplaats] );
8. [naam 8] , geboren op [geboortedatum] , geboorteplaats niet bekend;
uit winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of hem/haar/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door:
- hem/haar/hen (nummer 1 tot en met 8) tegen betaling werk te laten verrichten voor Schoonmaakbedrijf [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of;
- hem/haar/hen (nummer 1 tot en met 7) te voorzien van huisvesting op [adres bedrijven] , en/of;
- hem/haar/hen (nummer 1 en 2) heeft vervoerd in het kader van het mogelijk maken van werkzaamheden,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;
en verdachte(n) van het plegen van dit feit een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 16 november 2021 te Amsterdam en/of Kralingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
acht, althans één of meer perso(o)n(en) (AMB-018-01 tot en met AMB-018-03,
AMB-018-05 t/m AMB-018-07, AMB-018-09 en AMB-018-11), te weten:
1. [naam 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
2. [naam 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3. [naam 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
4. [naam 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
5. [naam 5] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
6. [naam 6] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
7. [naam 7] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ) of op [geboortedatum] te
[geboorteplaats] ) ;
8. [naam 8] , geboren op [geboortedatum] , geboorteplaats niet bekend;
die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland had(den) verschaft,
krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid heeft doen verrichten, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was;
en verdachte(n), van het plegen van dit feit een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt.
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2019 tot en met 16 november 2021 te Amsterdam en/of Kralingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,
vier, althans één of meer perso(o)n(en) (AMB-018-05 tot en met AMB-018-07 en AMB-018-011), te weten:
1. [naam 8] , geboren op [geboortedatum] , geboorteplaats niet bekend;
2. [naam 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3. [naam 5] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
4. [naam 6] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hem/haar/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
- door [medeverdachte 2] op te laten treden als contactpersoon voor hem/haar/hen in Nederland, en/of;
- door (voor) hem/haar/hen een vliegticket naar Nederland te (laten) kopen;
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te
vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
en verdachte(n), van het plegen van dit feit een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

3.1.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie voor wat betreft het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk is in de vervolging voor zover dat ziet op [naam 4] . Door de verdediging zijn ter zitting stukken overgelegd waaruit blijkt dat hiervoor aan verdachte al een bestuurlijke boete is opgelegd. De strafvervolging voor hetzelfde feit als waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd is in strijd met het ne bis in idem-beginsel en het una via-beginsel.
3.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de bestuurlijke boete in verband met overtreding van de Wet Arbeid Vreemdelingen (Wav) niet aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staat.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
De raadsman heeft één brief van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en twee brieven van de Nederlandse Arbeidsinspectie (hierna: de Arbeidsinspectie) overgelegd. Hieruit volgt dat de Arbeidsinspectie in 2022 en 2023 een boete heeft opgelegd aan [naam bedrijf 2] ., waarvan verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) vennoten zijn.
Uit een door de officier van justitie verstrekt boeterapport van 29 december 2021 volgt dat de Arbeidsinspectie op 4 juni 2021 een overtreding heeft geconstateerd van artikel 2, eerste lid, Wav door [naam bedrijf 2] . Bij die controle was de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ) één van de aangetroffen werknemers. Uit dat boeterapport volgt dat er mogelijk een bestuurlijke boete zal worden opgelegd.
Of er daadwerkelijk een boete is opgelegd voor overtreding van artikel 2 Wav ten aanzien van [naam 4] is op basis van de overgelegde stukken niet vast te stellen. De beschikkingen waarin de boetes zijn opgelegd ontbreken. Uit de stukken van het CJIB kan niet worden afgeleid op welke overtredingen en op welke pleegperioden de boetes betrekking hebben. Reeds hierom kan de rechtbank niet vaststellen of sprake is van ‘hetzelfde feit’. De rechtbank is bovendien met de officier van justitie van oordeel dat zowel het verschil in het te beschermen rechtsbelang waartoe de onderscheiden regelingen (artikelen 197a en 197b Sr enerzijds en artikel 2 Wav anderzijds) strekken, als het verschil in de maximale straf respectievelijk boete die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, dermate groot is dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ als bedoeld in artikel 68 Sr. [1]
De omstandigheid dat [naam 4] in het genoemde boeterapport wordt vermeld, staat dan ook niet aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg. De rechtbank is daarom van oordeel dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.

4.Inleiding

Op 2 mei 2019 ontving de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (I-SZW, hierna ook: de Arbeidsinspectie) een melding van Humanitas over een mogelijk slachtoffer van arbeidsuitbuiting. Het zou gaan om [naam 1] (hierna: [naam 1] ), die zou hebben gewerkt voor ‘ [naam bedrijf 3] ’ van ‘ [verdachte] ’ (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] , ook wel [roepnaam verdachte 1] en [roepnaam verdachte 2] in het dossier genoemd, hierna ook: [verdachte] ) en ‘ [naam bedrijf 4] ’ op naam van diens moeder ‘ [medeverdachte 1] ’ (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] , hierna: [medeverdachte 1] ). Naar aanleiding van deze melding heeft een intakegesprek plaatsgevonden met [naam 1] , waarna hij aangifte heeft gedaan tegen zijn voormalige werkgevers.
Op 10 juli 2019 volgde een tweede melding van Humanitas bij de Arbeidsinspectie, wederom over mogelijke arbeidsuitbuiting. Deze melding betrof [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Met hem is een intakegesprek gevoerd en hij heeft vervolgens aangifte gedaan tegen zijn voormalige werkgevers.
[naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat zij gedurende hun werkzaamheden voor verdachte en zijn moeder, medeverdachte [medeverdachte 1] , in de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres bedrijven] hebben verbleven. [medeverdachte 1] zou zelf op het adres [adres medeverdachte 1] wonen. De werkgever, genaamd ‘ [verdachte] ’, zou wonen op het adres [adres] .
Naar aanleiding van het voorgaande is door de politie het onderzoek Barron [2] gestart.
Uit internetonderzoek en inzage in het handelsregister van de Kamer van Koophandel volgen aanwijzingen dat de bedrijven waarvoor [naam 1] en [naam 2] hebben gewerkt vermoedelijk de bedrijven [naam bedrijf 2] . en [naam bedrijf 1] betreffen (hierna samen ook te noemen: [naam bedrijven] ). Verdachte en zijn moeder [medeverdachte 1] zijn de (mede)vennoten van deze ondernemingen. Deze vennootschappen staan ingeschreven op het adres [adres bedrijven] . Uit het Kadaster volgt dat [medeverdachte 1] eigenaar is van deze woning en dat zij tevens eigenaar is van de woningen aan de [adres bedrijven] . Verdachte is mede-eigenaar van een pand aan het adres [adres] .
In de politiesystemen zijn twee mutaties geregistreerd waarbij verdachte betrokken was.
Op 11 januari 2015 zagen politiemedewerkers een man in de laadruimte stappen van een bestelbus op naam van [naam bedrijven] . Verdachte was de bestuurder van die bestelbus. De politiemedewerkers kregen het idee dat de man in de laadruimte, waarvan later bleek dat dit medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) was, zwart werk in strijd met zijn verblijfsdocument (een V-document voor rechtmatig verblijf) zou gaan verrichten.
Op 26 februari 2019 controleerden politiemedewerkers een Mercedes Vito op naam van [naam bedrijven] . Verdachte was de bestuurder van het voertuig en op de achterbank zaten drie personen, [naam 2] , [naam 1] en [naam 9] (hierna: [naam 9] ), van wie de politie constateerde dat zij vreemdelingen waren die hier leken te werken.
Bij de Belastingdienst zijn de loonaangiften opgevraagd van [naam bedrijven] over de periode van januari 2015 tot en met 4 juni 2021. Hieruit kwam naar voren dat voor [naam 1] en [naam 2] geen loonaangifte is gedaan.
Op 12 augustus 2020 kreeg de Arbeidsinspectie wederom een melding binnen over illegale arbeid bij [naam bedrijven] , dit keer van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De IND had op 6 augustus 2020 vlak na elkaar twee (anonieme) meldingen ontvangen. Eén over illegale werkzaamheden bij [naam bedrijven] met foto’s van de voor- en achterzijde van een tijdelijke Portugese verblijfsvergunning op naam van [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en een melding dat er bij [naam bedrijven] veel mensen illegaal werken en dat deze mensen wonen in het ‘
house’ aan de [adres bedrijven] .
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres bedrijven] op 4 juni 2021 trof de politie twee personen aan, te weten [naam 6] (hierna: [naam 6] ) en [naam 5] (hierna: [naam 5] ). [naam 6] verklaarde hier voor werk te zijn, en dat hij was opgehaald door [medeverdachte 2] . Tijdens de doorzoeking zijn verschillende telefoons in beslag genomen. In de onder verdachte in beslag genomen telefoon stonden chatgesprekken met het telefoonnummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ‘ [naam 10] ’. Dit nummer kwam overeen met het nummer van de telefoon die onder [medeverdachte 2] bij zijn aanhouding in beslag is genomen. Na het uitlezen van deze telefoons bleek dat er in chatgesprekken (veelvuldig) werd gesproken over het werven van nieuwe werknemers in het buitenland, de uitbetaling van de huidige werknemers en het onderbrengen van deze personen in de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres bedrijven] .
Op 4 juni 2021 heeft een inspecteur van de afdeling Handhaving en Toezicht Bouw en Gebruik van de gemeente Amsterdam op verzoek van de politie het pand [adres bedrijven] gecontroleerd op brandveiligheid. Naar aanleiding van deze controle heeft de gemeente Amsterdam bestuursdwang toegepast door het sluiten van dit pand. Daarbij is bepaald dat het gebruik van de woning [adres bedrijven] voor kamergewijze verhuur beëindigd moest worden. In het besluit tot toepassen van bestuursdwang worden de overtredingen genoemd op basis van de Woningwet en het Bouwbesluit 2021: het ontbreken van een gebruiksmelding van kamergewijze verhuur en de afwezigheid van rookmelders. De gemeente Amsterdam heeft ook vermeld dat zij deze situatie niet wilde legaliseren wegens strijd met de Huisvestingsverordening.
Uit al het voorgaande is de verdenking ontstaan dat verdachte zich, samen met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , schuldig maakte aan mensensmokkel dan wel illegale tewerkstelling.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, met dien verstande dat ten aanzien van feit 1 geldt dat dit heeft plaatsgevonden in de periode vanaf 31 augustus 2017 tot 4 juni 2021.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van zowel het onder 1 primair en subsidiair als het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1
Het kan niet worden bewezen dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de in de tenlastelegging genoemde personen wederrechtelijk in Nederland verbleven. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf. Aangevers [naam 1] en [naam 2] hebben wisselend verklaard over onder meer de startdatum van het werk en over de voorwaarden waaronder zij voor verdachte hebben gewerkt. Deze verklaringen zijn daarom niet betrouwbaar. Van [naam 8] kan in het geheel niet worden vastgesteld dat hij voor [naam bedrijven] heeft gewerkt dan wel dat hij door verdachte en/of zijn medeverdachten in een woning is ondergebracht.
Ten aanzien van feit 2
Uit het dossier volgt dat het initiatief, de uitvoering en de communicatie met de in de tenlastelegging genoemde personen niet vanuit verdachte plaatsvond, maar vanuit medeverdachte [medeverdachte 2] . Enige aanwijzing van regie dan wel aansturing door verdachte ontbreekt. Daar komt bij dat de in de tenlastelegging genoemde personen allen over een geldige verblijfsvergunning in Portugal beschikten, wat maakt dat zij vrij konden reizen binnen het Schengengebied en dus ook naar Nederland. De enkele intentie om in Nederland te gaan werken, maakt de toegang niet automatisch onrechtmatig. De juridische kwalificatie van ‘wederrechtelijke toegang’ kan tot slot niet worden gebaseerd op gedragingen die pas ná binnenkomst hebben plaatsgevonden en die onder het tweede lid van artikel 197a Sr vallen.
Van het ten laste gelegde ‘een beroep of gewoonte maken’ dient eveneens vrijspraak te volgen, omdat het hier om slechts vier personen gaat waarbij verdachte alleen bij twee personen een instemmend bericht heeft gestuurd. Er kan daarom niet zonder meer worden aangenomen dat sprake is van een structurele herhaling. Daarbij is er geen bewijs voor enige coördinatie of regie, structurele betrokkenheid dan wel een professionele organisatie.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Om uit te leggen hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen, geeft zij hieronder allereerst een overzicht van de feiten en omstandigheden waar zij op basis van het dossier vanuit gaat. Daarna volgt een bespreking van de verschillende bestanddelen van artikel 197a Sr waarin mensensmokkel strafbaar is gesteld. Daarna zal de rechtbank uitleggen op basis waarvan zij van oordeel is dat er voldoende bewijs is voor hetgeen verdachte wordt verweten.
5.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [3]
5.3.1.1. Aangiftes [naam 1] en [naam 2]
[naam 1] heeft op 12 juni 2019 aangifte gedaan tegen verdachte en zijn moeder, [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] wordt door [naam 1] ‘ [medeverdachte 1] ’ genoemd. [4] Hij heeft verklaard dat hij sinds 1 september 2018 tot 8 april 2019 voor verdachte en [medeverdachte 1] heeft gewerkt. [5] Hij is op 1 september 2018 begonnen met werken toen hij illegaal werd. Hij heeft [medeverdachte 1] als eerste ontmoet. [medeverdachte 1] vroeg of hij het werk aankon waarop hij ‘ja’ zei en waarna [medeverdachte 1] zei dat hij de rest over het salaris en de huur van haar zoon zou horen. [6] Hij heeft aan [medeverdachte 1] en verdachte verteld dat hij illegaal was en zij hebben zijn pasje gezien. [7] Ten tijde van zijn werkzaamheden verbleef [naam 1] op het adres [adres bedrijven] , in een woning van [medeverdachte 1] . Voor zijn werkzaamheden kreeg [naam 1] 5 euro per uur. De huur werd ingehouden van zijn loon. [8]
[naam 2] heeft verklaard dat hij, toen hij uitgeprocedeerd was, via een vriend in contact is gekomen met verdachte en zijn moeder voor onderdak. [naam 2] verklaarde dat hij vanaf 2016 tot 3 juli 2019 voor verdachte en zijn moeder heeft gewerkt. [9] Toen hij verdachte voor het eerst ontmoette zei verdachte dat hij [naam 2] onderdak zou bieden in ruil voor werk. [10] Daarna bracht verdachte [naam 2] naar een vrouw die hij aan [naam 2] voorstelde als zijn moeder. Zij liep met [naam 2] naar de [adres bedrijven] en gaf hem een sleutel van de voordeur. In deze woning heeft [naam 2] vervolgens verbleven. [11] Op de eerste dag van zijn werkzaamheden heeft [naam 2] aan verdachte verteld dat hij illegaal in Nederland verbleef en dat hij geen werkvergunning had. [12] Volgens [naam 2] ontving hij 250,- euro per vijftien dagen en werd de huur van zijn inkomsten afgetrokken. [13]
Zowel [naam 2] als [naam 1] verklaarden dat in de woningen op de [adres bedrijven] en 8 nog meer mensen woonden die illegaal in Nederland verbleven en voor verdachte en [medeverdachte 1] werkzaam waren. [14]
[naam 1] en [naam 2] hebben beiden verklaard over een man genaamd [naam 10] / [naam 10] , die ook voor verdachte werkte en volgens [naam 2] een soort toezichthoudende rol had. [15] Volgens [naam 1] werd deze man ook wel de ‘front man’ genoemd en zorgde hij ervoor dat de taken verdeeld werden. [16] Hij bracht mensen in contact met verdachte. [17] [naam 1] herkende [medeverdachte 2] op foto’s als ‘ [naam 10] ’. [18] Ook [naam 2] herkende deze persoon op de foto’s als ‘ [naam 10] ’. [19]
5.3.1.2. Ondernemingen en de adressen
Internetonderzoek en bevraging van de Kamer van Koophandel leidden tot de twee bedrijven, die in dit vonnis worden aangeduid als [naam bedrijven] . Beide ondernemingen vermelden als bezoekadres de [adres bedrijven] . Uit informatie van de Kamer van Koophandel volgt dat verdachte en [medeverdachte 1] als (mede)vennoten van deze bedrijven staan ingeschreven. Uit de Gemeentelijke Basis Administratie volgt dat [medeverdachte 1] staat ingeschreven op het adres [adres bedrijven] . [20] De woningen aan de [adres bedrijven] staan sinds 11 juni 1985 op naam van [medeverdachte 1] . [21] Verdachte en zijn echtgenote zijn eigenaar van de woning aan [adres] . [22]
5.3.1.3. Aanvullend onderzoek
Mutaties
In de politiesystemen zijn twee mutaties opgenomen waarin verdachte voorkomt. De eerste registratie ziet op een controle op 11 januari 2015, waarbij medeverdachte [medeverdachte 2] in de laadruimte van een bestelbus op naam van [naam bedrijven] werd aangetroffen. De politie kreeg de indruk dat [medeverdachte 2] , weliswaar in het bezit van een V-document, mogelijk zwarte arbeid in strijd met zijn verblijfsdocument ging verrichten. Uit de mutatie volgt dat verdachte als bestuurder van deze bestelbus hierop is aangesproken en aangaf dit te begrijpen. [23]
De tweede registratie heeft betrekking op een controle op 26 februari 2019 van een Mercedes Vito voorzien van kenteken [kenteken] , welk voertuig sinds 21 februari 2018 op naam staat van [naam bedrijven] . Uit de mutatie volgt dat verdachte als bestuurder in het voertuig zat en dat er drie personen, waaronder [naam 1] en [naam 2] , op de achterbank van dit voertuig zaten. De politie constateerde dat [naam 1] en [naam 2] vreemdelingen waren en dat zij niet in Nederland mochten werken. [24]
Informatieaanvragen Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND)
Uit de brief van de IND van 8 december 2020 volgt dat [naam 1] in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 8 april 2019 geen verblijfstitel in Nederland had en dat arbeid in die periode niet was toegestaan. Vanaf 2 januari 2017 tot en met 2 januari 2018 beschikte [naam 1] over een W-document met als beperking ‘TWV vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan’ (de rechtbank begrijpt: tewerkstellingsvergunning, hierna: TWV). Vanaf 12 juni 2019 beschikte [naam 1] over een verblijfsvergunning waarbij arbeid vrij is toegestaan. [25]
Uit dezelfde brief volgt dat [naam 2] in de periode van 11 maart 2018 tot en met 3 juli 2019 geen verblijfstitel had in Nederland en arbeid niet was toegestaan. Per 24 september 2019 heeft [naam 2] een verblijfsvergunning verkregen waarbij arbeid vrij was toegestaan.
De verblijfsstatus van [naam 2] gedurende zijn verblijf in Nederland is nader onderzocht en het resultaat daarvan is uiteengezet in de door de officier van justitie overgelegde e-mail van de IND van 17 september 2025. Uit de e-mail volgt dat [naam 2] van 14 oktober 2015 tot en met 18 januari 2017 in een asielprocedure liep, waarmee hij in die periode rechtmatig verblijf had in Nederland. Uit deze e-mail komt ook naar voren dat in deze periode een TWV was vereist om legaal werkzaamheden in Nederland te verrichten. [26]
Belastingdienst
Op 19 november 2020 zijn de loonaangiften van [naam bedrijven] opgevraagd over de periode vanaf 11 maart 2018 tot en met 19 november 2020. Uit de door de Belastingdienst verstrekte gegevens volgt dat voor [naam 1] en [naam 2] geen loonaangifte is gedaan. [27] Op 2 september 2021 zijn de loonaangiften van [naam bedrijven] opgevraagd over de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2018. Ook in deze periode komen [naam 1] en [naam 2] niet voor in de loonaangiften van [naam bedrijven] . [28]
Observatie
Op 25 mei 2021 zijn door het observatieteam van de FIOD de woningen aan de [adres bedrijven] geobserveerd. Het observatieteam zag om 8:32 uur een vrouw met een gele jas de woning aan de [adres bedrijven] naar binnen lopen. Deze vrouw toonde gelijkenissen met een door het politieteam ter beschikking gestelde foto van [naam 3] . [29]
Op 4 juni 2021 werden de woningen aan de [adres bedrijven] opnieuw geobserveerd. Het observatieteam zag om 7:31 uur een man de woning aan de [adres bedrijven] verlaten, vervolgens op een fiets stappen en om 7:56 uur samen met een vrouw op een andere locatie in Amsterdam in een bus met kenteken [kenteken] stappen. [30] De bus stond op naam van [naam bedrijven] [31] en werd bestuurd door verdachte. [32] De man en de vrouw stapten om 8:21 uur uit op de Pampuslaan in Weesp en gingen daar een deur binnen links van perceel [nummer] . Van de man en de vrouw zijn door het observatieteam foto’s gemaakt. [33] De personen op die foto’s komen overeen met de man en de vrouw op de foto die is gemaakt bij de werkplekcontrole bij [naam bedrijf 5] . Dit betroffen [naam 4] (hierna: [naam 4] ), genoemd in de tenlastelegging, en [naam 11] (hierna: [naam 11] ). [34]
5.3.1.4. Doorzoekingen en inbeslagneming gegevensdragers
Op 4 juni 2021 vond een doorzoeking plaats in de woningen aan de [adres bedrijven] . Tijdens die doorzoeking troffen de verbalisanten op de bovenverdieping van de woning aan de [adres bedrijven] twee personen aan, te weten [naam 6] en [naam 5] . De verbalisanten constateerden dat de woning aan de [adres bedrijven] uit meerdere woonlagen bestond en dat meerdere ruimtes waren ingericht als aparte kamers voor bewoning, die met verschillende sleutels geopend dienden te worden. [35]
De gemeente Amsterdam heeft op 4 juni 2021 een inspectie in die woning uitgevoerd en het pand daarop gesloten. Er was sprake van een overtreding van de Woningwet en het Bouwbesluit 2021, omdat nooit een gebruiksmelding is gedaan van kamergewijze verhuur en er geen rookmelders aanwezig waren. De gemeente Amsterdam wilde de situatie niet legaliseren wegens strijd met de Huisvestingsverordening. [36]
Tijdens de doorzoeking zijn diverse gegevensdragers in beslag genomen, waaronder twee telefoons van het merk Apple. Van deze telefoons is het interne geheugen met daartoe bestemde soft- en hardware uitgelezen. [37]
In de woning op het adres [adres] , de woning van verdachte, vond op 4 juni 2021 eveneens een doorzoeking plaats. Ook bij die doorzoeking werden meerdere gegevensdragers in beslag genomen. [38]
Onder medeverdachte [medeverdachte 2] is een telefoon van het merk Samsung in beslag genomen. Ook die telefoon is uitgelezen. [39]
5.3.1.5. Bij wie waren de in beslag genomen telefoons in gebruik?
Telefoonnummer verdachte
Onder verdachte is een telefoon in beslag genomen met het telefoonnummer [nummer] . Verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 4 juni 2021 verklaard dat hij het beste te bereiken is op dat telefoonnummer. [40] Ook ter terechtzitting van 22 september 2025 heeft verdachte verklaard dat dit zijn nummer is. [41] De rechtbank stelt vast dat verdachte de gebruiker is van dit telefoonnummer en schrijft de chats die met dit nummer zijn verstuurd dan wel ontvangen toe aan verdachte.
Telefoonnummer van [medeverdachte 1]
Onder [medeverdachte 1] is een telefoon in beslag genomen met het telefoonnummer [nummer] . Met deze telefoon werd gebruik gemaakt van Whatsapp. Eén van de Whatsappgesprekken werd gevoerd met het telefoonnummer van verdachte, opgeslagen in deze telefoon onder de naam ‘ [verdachte] ’. Ook stond in de telefoon een Whatsappgesprek vanuit het telefoonnummer + [nummer] , dat was opgeslagen onder de naam ‘ [naam 12] Amsterdam’.
De gebruiker van het nummer [nummer] stuurde op 2 juni 2021 het volgende bericht naar het contact [naam 12] : ‘
om 7 uur in de avond komen paar sollicitanten, Kijk of je nog bij wilt, Ik begrijp dat je moe bent, Zo niet laat ik jou weten hoe en wat, Mama’. De persoon opgeslagen als [naam 12] stuurde daarop diezelfde dag terug: “
Mama, vanavond kan ik er helaas niet bij zijn, maar hoor graag van jou wat je ervan vond. [42]
Verdachte heeft verklaard dat hij een broertje heeft genaamd [naam 12] . [43] Uit de informatie uit de Basisregistratie personen volgt dat [medeverdachte 1] een zoon heeft genaamd [naam 12] . [44] De rechtbank acht het gelet daarop aannemelijk dat de persoon die staat opgeslagen als ‘ [naam 12] ’, de zoon van [medeverdachte 1] is.
Daar komt bij dat ook [naam 2] als telefoonnummer van [medeverdachte 1] heeft doorgegeven [nummer] . Zij stond in de telefoon van [naam 2] opgeslagen onder de naam ‘Madam’. [45]
Gelet op het voorstaande in combinatie met de inhoud van voornoemde berichten, stelt de rechtbank vast dat het telefoonnummer [nummer] bij [medeverdachte 1] in gebruik was. Dat betekent dat berichten die met dit nummer zijn verstuurd en door dit nummer zijn ontvangen, worden toegeschreven aan [medeverdachte 1] .
Telefoonnummer van [medeverdachte 2]
Aan de telefoon die onder medeverdachte [medeverdachte 2] in beslag is genomen bij zijn aanhouding op 18 november 2021 is het nummer + [nummer] gekoppeld. Tijdens het onderzoek aan de telefoon van verdachte en de telefoon van [medeverdachte 1] , bleek dat het telefoonnummer + [nummer] in beide telefoons stond opgeslagen. In het toestel van verdachte stond het nummer opgeslagen onder de naam ‘ [naam 10] ’ [46] , en in het toestel van [medeverdachte 1] als ‘ [naam 10] ’. [47]
Bij het AZC was het telefoonnummer [nummer] bekend als het telefoonnummer van [medeverdachte 2] . [48] [medeverdachte 2] heeft ook zelf verklaard dat deze telefoon bij hem in gebruik was. [49] De rechtbank stelt gelet daarop vast dat [medeverdachte 2] de gebruiker is van het toestel met telefoonnummer + [nummer] en schrijft de berichten die zijn verstuurd met en zijn ontvangen door dit nummer toe aan [medeverdachte 2] .
5.3.1.6. Inhoud van de telefoons
Informatie uit de telefoon van verdachte
Uit de chatgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 2] vanaf mei 2017 voor verdachte werkte. Hij verstuurde overzichten van gewerkte uren. Daarnaast stond [medeverdachte 2] in contact met nieuwe werknemers en regelde hij dat zij bij verdachte kwamen werken. [medeverdachte 2] stuurde foto’s van verblijfsdocumenten van deze werknemers aan verdachte. Volgens deze documenten mochten deze werknemers niet in Nederland werken. [medeverdachte 2] regelde in sommige gevallen dat werknemers in de woning aan de [adres bedrijven] konden verblijven. Uit de chatgesprekken volgt dat [medeverdachte 2] de werknemers aanstuurde, veelal in opdracht van verdachte. [50]
Informatie uit de telefoon van [medeverdachte 1]
Uit Whatsappgesprekken tussen [medeverdachte 1] en verschillende werknemers en familieleden komt naar voren dat [medeverdachte 1] zich bezighield met het aannemen van nieuwe werknemers voor [naam bedrijven] , inzicht had in de documenten van nieuwe werknemers en wist dat niet alle personen met een verblijfsvergunning mochten werken. Daarnaast komt naar voren dat zij zich in ieder geval sinds januari 2016 tot juli 2020 bezighield met het aansturen van werknemers en het inwerken van nieuwe werknemers. Zij nam beslissingen over de werkzaamheden, bemoeide zich met het uitbetalen van werknemers en gaf [medeverdachte 2] daartoe instructies. [51]
Informatie uit de telefoon van [medeverdachte 2]
Uit berichten in de telefoon van [medeverdachte 2] komt naar voren dat [medeverdachte 2] werknemers (uit het buitenland) regelde om voor verdachte te werken. Hieruit volgt ook dat hij werknemers opdrachten gaf over waar en hoe laat zij moesten werken en hij betaalde ook namens ‘de baas’ salaris uit. Daarnaast gaven werknemers gewerkte uren aan hem door, regelde hij vliegtickets, haalde hij werknemers op als zij in Nederland aankwamen en regelde hij het verblijf voor werknemers (op de [adres bedrijven] ). [52]
5.3.1.7. Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr), - kort gezegd: mensensmokkel - is vereist dat verdachte, al dan niet uit winstbejag, behulpzaam is geweest bij een persoon toegang tot, doorreis door of verblijf te verschaffen in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie, of betrokkene daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden, dat de toegang, de doorreis of het verblijf wederrechtelijk is. Voor hulp bij illegaal verblijf (artikel 197a lid 2 Sr) is winstbejag een vereiste.
Naar vaste rechtspraak dient het bestanddeel ‘behulpzaam bij’ in artikel 197a Sr in overeenkomstige zin te worden uitgelegd als in artikel 48 Sr, waarin medeplichtigheid in het algemeen strafbaar is gesteld. Het gaat er onder meer om of de verdachte het verblijf van de vreemdeling in Nederland in enigerlei opzicht bevordert of gemakkelijk maakt. In lijn met het doel en de strekking van artikel 197a Sr, te weten het tegengaan van mensensmokkel, en conform het algemeen spraakgebruik dient onder ‘het verblijven in Nederland’ als bedoeld in dat artikel te worden verstaan: elk zich ophouden in Nederland.
Het begrip ‘wederrechtelijk’ in de delictsomschrijving van artikel 197a Sr dient, gelet op de wetsgeschiedenis, te worden uitgelegd als ‘zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid’.
Met wederrechtelijk verblijf wordt bedoeld het verblijf dat niet berust op een aan enige rechtsregel te ontlenen titel. In welke gevallen een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te verblijven, wordt bepaald in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) [53] , in het bijzonder artikel 8 van die wet (rechtmatig verblijf).
In artikel 8 van de Vw staat limitatief vermeld wanneer een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Sub i van dat artikel bepaalt dat de vreemdeling rechtmatig verblijf heeft gedurende de vrije termijn, bedoeld in artikel 12, zolang het verblijf van de vreemdeling bij of krachtens artikel 12 is toegestaan.
Artikel 12, eerste lid, onder c, van de Vw bepaalt - voor zover hier van belang - dat het de vreemdeling die bij binnenkomst heeft voldaan aan de verplichtingen waaraan een persoon bij grensoverschrijding is onderworpen, is toegestaan in Nederland te verblijven, zolang hij geen arbeid verricht voor een werkgever in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
Winstbejag
Voor de in artikel 197a, tweede lid, Sr ten laste gelegde behulpzaamheid bij illegaal verblijf is winstbejag van de verdachte een vereiste. Van winstbejag kan worden gesproken als het handelen van de verdachte is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk behoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel, en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel ook daadwerkelijk werd behaald. Voldoende is dat blijkt dat de verdachte op de bedoelde verrijking uit is geweest (Hoge Raad 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5419).
Beroep of gewoonte
Van ‘een beroep of gewoonte maken’ als bedoeld in artikel 197a Sr is sprake als verdachte zich vaker en met enige regelmaat, al dan niet beroepsmatig, schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel of behulpzaamheid bij het wederrechtelijk verblijf.
5.3.2.
Feiten en omstandigheden van de in de tenlastelegging genoemde personen
1. [naam 1]
Verblijf
heeft verklaard dat hij in 2015 voor het eerst in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend. Die aanvraag is volgens hem in 2017 afgewezen. [54]
Uit informatie van de IND volgt dat [naam 1] in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 8 april 2019 geen verblijfstitel had in Nederland; arbeid was in die periode niet toegestaan. [55]
Werken
[naam 1] heeft in de periode van 1 september 2018 tot 8 april 2019 voor verdachte en [medeverdachte 1] gewerkt. Voor zijn werkzaamheden ontving hij 5 euro per uur. [56] Hij werd door verdachte naar de locatie van de werkzaamheden gebracht. [57]
Uit de brief van de IND van 8 december 2020 volgt dat [naam 1] in de periode van 2 januari 2017 tot en met 2 januari 2018 over een W-document beschikte met als beperking TWV vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan. Vanaf 24 september 2019 heeft [naam 1] een verblijfsvergunning ontvangen waarbij arbeid vrij is toegestaan. De periode die [naam 1] voor [naam bedrijven] heeft gewerkt, valt tussen deze twee perioden in en dat betekent dat [naam 1] gedurende zijn werkzaamheden voor [naam bedrijven] niet in het bezit was van een verblijfsvergunning of W-document. Uit de gegevens van het UWV volgt dat er geen TWV voor [naam 1] is aangevraagd. [58]
De rechtbank stelt dan ook vast dat het voor [naam 1] ten tijde van zijn werkzaamheden voor [naam bedrijven] niet was toegestaan om arbeid te verrichten in Nederland.
Wonen
In de periode dat [naam 1] werkzaamheden voor [naam bedrijven] verrichtte, verbleef hij in de woning op de [adres bedrijven] . [59]
Betrouwbaarheid verklaring van [naam 1]
De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid zorgvuldig moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen in strafzaken. Met name in mensenhandelzaken is behoedzaamheid op zijn plaats. De betrouwbaarheid van belastende verklaringen van vermeende slachtoffers in mensenhandelzaken kan onder druk staan vanwege wraakgevoelens, het belang dat het slachtoffer heeft bij het verkrijgen van een zogenoemde B8-vergunning of het vooruitzicht op andere voorzieningen als onderdak en hulp. Weliswaar wordt verdachte niet vervolgd voor mensenhandel, maar voor mensensmokkel, maar zowel [naam 1] als [naam 2] beschuldigen verdachte ervan hen te hebben uitgebuit.
Met de raadsman stelt de rechtbank vast dat [naam 1] in zijn verhoren soms wisselend heeft verklaard, zoals bijvoorbeeld over het moment waarop hij is gestart met zijn werkzaamheden voor verdachten. De rechtbank zal zijn verklaringen daarom behoedzaam gebruiken. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [naam 1] tegenover de rechter-commissaris over de aanvang van zijn werkzaamheden en de voorwaarden waaronder hij voor verdachten heeft gewerkt, steun vindt in de overige bevindingen in het dossier en daarom betrouwbaar zijn.
2. [naam 2]
Verblijf
heeft verklaard dat hij in 2015 naar Nederland is gevlucht vanuit Pakistan. [60]
Van 14 oktober 2015 tot en met 18 januari 2017 liep [naam 2] in een asielprocedure, zodat hij rechtmatig verblijf had in Nederland. Hij mocht in die periode (beperkt) werken, mits een TWV was verleend.
Van 14 februari 2017 tot en met 31 augustus 2017 liep [naam 2] in de beroepsfase van zijn asielprocedure, zodat hij gedurende die periode rechtmatig verblijf had in Nederland. In de periode van 31 augustus tot en met 19 oktober 2017 verbleef [naam 2] niet rechtmatig in Nederland. Vanaf 19 oktober 2017 liep [naam 2] in een procedure voor verblijf voor een medische behandeling en op 1 december 2017 diende hij een herhaalde asielaanvraag in. Tot 5 februari 2018, het moment waarop de IND zijn aanvraag afwees, had [naam 2] dus rechtmatig verblijf in Nederland. Daarna volgde tot 12 juli 2019 een periode van onrechtmatig verblijf in Nederland. In de perioden waarin hij rechtmatig in Nederland verbleef mocht hij slechts (beperkt) werken als een TWV was verleend. [61]
Werk
[naam 2] heeft verklaard dat hij tot 3 juli 2019 voor verdachten heeft gewerkt. [62] Uit de chatgesprekken die verdachte met [naam 2] heeft gevoerd, volgt dat [naam 2] aan verdachte zijn uren doorgaf die hij voor verdachte had gewerkt. Hieruit blijkt dat de gewerkte uren vanaf juni 2017 aan verdachte zijn doorgegeven. [63] Hij werd door verdachte naar de locatie van de werkzaamheden gebracht. [64]
Wonen
In de periode dat [naam 2] voor verdachten werkte, verbleef hij in de woning op de [adres bedrijven] . [65]
Wederrechtelijk verblijf
Vastgesteld wordt dat [naam 2] weliswaar gedurende de ten laste gelegde periode deels rechtmatig in Nederland verbleef, maar dat geen TWV voor hem is aangevraagd. Uit de informatie van de IND volgt dat dit wel was vereist om in Nederland werkzaamheden te mogen verrichten. Dat betekent dat [naam 2] ook in de perioden dat hij een verblijfsstatus had en voor verdachten werkte, wederrechtelijk in Nederland verbleef.
3. [naam 3]
Verblijf
Zowel [naam 1] als [naam 2] hebben verklaard dat in de woningen aan de [adres bedrijven] en 8 nog andere illegale personen verbleven die werkten voor [naam bedrijven] . Zo zou ook [naam 3] in één van deze woningen verblijven. Volgens [naam 2] verbleef zij hier vanaf april of mei 2019 tot in ieder geval 3 juli 2019. [66] beschikte over een Nepalees paspoort en een Portugees verblijfsdocument, geldig tot en met 6 november 2020. [67] Uit de brief van de IND van 2 september 2021 blijkt dat van haar geen verblijfsaanvraag bekend is. [68]
Werken
Op 13 april 2019 stuurde [medeverdachte 2] een bericht naar verdachte waarin hij schreef dat er op maandag een nieuwe vrouw zou komen. Vervolgens stuurde [medeverdachte 2] een foto van een vrouw waarop de naam [naam 3] stond. Op diezelfde dag stuurde [medeverdachte 2] verdachte de volgende berichten: "
I heard she works very good." en "
lf she works with us, she will be fit and fine". Op 18 april 2019 stuurde [medeverdachte 2] : “
The new lady is staying in house 6 trom today. Naw she is working with madam. Madam says she works good. lf you have work tomorrow, she wants to work with the team sir". [69] Volgens getuige [naam getuige 1] werkte [naam 3] voor [naam bedrijven] en verbleef zij bij het bedrijf waar ze werkte. [70]
In de telefoon van verdachte stonden berichten afkomstig van het telefoonnummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ' [naam 3] ', waarin gewerkte uren over de periode van 1 mei 2019 tot en met 22 november 2019 werden doorgegeven. Ook stonden er berichten in de telefoon van verdachte die waren gestuurd vanuit het telefoonnummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ' [naam 3] ', waarin gewerkte uren over de periode van 13 januari 2020 tot en met 1 juni 2021 werden doorgegeven. Vanuit het telefoonnummer + [nummer] werden foto’s van documenten op naam van [naam 3] gestuurd. De gebruiker van het nummer + [nummer] werd aangesproken met ‘ [naam 13] ’. Ook de gebruiker van het nummer + [nummer] werd ‘ [naam 13] ’ genoemd. [71] Op 1 november 2021 heeft de politie telefonisch contact geprobeerd op te nemen met het nummer + [nummer] . Toen de politie door dit nummer werd teruggebeld, stelde de vrouw zich voor als [naam 3] . [72]
Uit het voorgaande volgt dat zowel het telefoonnummer + [nummer] als het telefoonnummer + [nummer] bij [naam 3] in gebruik waren. De rechtbank stelt vast dat de berichten afkomstig van beide telefoonnummers door [naam 3] zijn gestuurd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het zou kunnen dat [naam 3] voor hem heeft gewerkt. [73]
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat [naam 3] in ieder geval van 18 april 2019 tot en met 1 juni 2021 voor [naam bedrijven] heeft gewerkt.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat voor [naam 3] geen TWV is aangevraagd. [74]
Wonen
Zowel [naam 1] als [naam 2] hebben verklaard dat in de woningen aan de [adres bedrijven] en 8 nog andere illegale personen verbleven die werkten voor [naam bedrijven] . Zo zou ook [naam 3] in één van deze woningen verblijven. Volgens [naam 2] verbleef zij hier vanaf april of mei 2019 tot in ieder geval 3 juli 2019. [75] Op 25 mei 2021 wordt door het observatieteam waargenomen dat om 8:32 uur een vrouw, die wordt herkend als [naam 3] , de woning aan de [adres bedrijven] binnengaat. [76]
4. [naam 4]
Verblijf
Tijdens een werkplekcontrole door arbeidsinspecteurs van de Arbeidsinspectie op 4 juni 2021 in Weesp is een persoon genaamd [naam 4] werkend aangetroffen. [77] heeft verklaard dat hij vanuit [geboorteplaats] via Portugal naar Nederland is gekomen. [78]
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de chatgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] staan beschreven, volgt dat [medeverdachte 2] op 24 juli 2020 naar verdachte een foto van de voor- en achterzijde van een Portugees verblijfsdocument heeft gestuurd, geldig tot 30 juli 2021, en een Nepalees paspoort, beide op naam van [naam 4] . Daarna stuurde [medeverdachte 2] verdachte een bericht met de tekst: "
The new guy, ready to come from Portugal".
Op 29 juli 2020 stuurde [medeverdachte 2] naar verdachte een foto van een vliegticket op naam van [naam 4] voor een vlucht op 1 augustus 2020 vanuit Lissabon naar Amsterdam. [79]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [naam 4] vanaf 1 augustus 2020 in Nederland verbleef.
Uit de brief van de IND van 2 september 2021 blijkt dat van [naam 4] geen verblijfsaanvraag bekend is. [80]
Werken
[naam 4] heeft verklaard dat hij werkte voor [naam bedrijven] , en dat hij door zijn baas [roepnaam verdachte 2] (de rechtbank begrijpt: verdachte) naar de werkplek werd gebracht. De uren die hij werkte hield hij zelf bij en hij kreeg aan het einde van de maand uitbetaald. Dat kwam neer op ongeveer 5 euro per uur. [81] In de telefoon van verdachte zijn berichten aangetroffen die werden verstuurd met het nummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ‘ [naam 4] 2020/2021 Nieuwe’, waarin gewerkte uren over de periode van 2 augustus 2020 tot en met 30 april 2021 werden doorgegeven. [82] Bij het verhoor van verdachte door de Arbeidsinspectie op 4 november 2021, naar aanleiding van de werkplekcontrole bij [naam bedrijf 5] ., heeft verdachte verklaard dat het klopt dat [naam 4] die dag in opdracht van hem had gewerkt. [83]
Uit vertaalde chatgesprekken tussen [medeverdachte 2] en [naam 4] , volgt dat [naam 4] op zoek leek te zijn naar werk in Nederland. [medeverdachte 2] leek via zijn baas werk voor hem te kunnen regelen zodat hij naar Nederland kon komen. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] een vliegticket voor [naam 4] geregeld en is [naam 4] naar Nederland gereisd. [84]
Gelet op het feit dat [naam 4] op 1 augustus 2020 in Nederland is gearriveerd, de voornaam ( [naam 4] ) overeenkomt met de naam van het in de telefoon van verdachte opgeslagen contact, en hij steeds een lijst met gewerkte uren (vanaf 2 augustus 2020) aan verdachte heeft doorgegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat het nummer + [nummer] bij [naam 4] in gebruik was.
De rechtbank stelt vast dat [naam 4] in ieder geval van 2 augustus 2020 tot en met 4 juni 2021 voor [naam bedrijven] heeft gewerkt.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat voor [naam 4] geen TWV is aangevraagd. [85]
Wonen
[naam 4] heeft verklaard dat hij verbleef in een woning in [adres bedrijven] . [86] Die kamer was geregeld door ‘ [roepnaam verdachte 2] ’ en de huur van de kamer bedroeg 250,- euro per maand. [87] Verdachte heeft verklaard dat hij denkt dat [naam 4] in de woning van zijn moeder woonde. [88] Verder blijkt uit het vertaalde chatgesprek tussen [medeverdachte 2] en [naam 4] dat [naam 4] op de [adres bedrijven] kon logeren. [89]
5. [naam 5]
Verblijf
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres bedrijven] op 4 juni 2021 werd [naam 5] in één van de kamers aangetroffen. [90] Hij verklaarde dat hij vanuit Portugal naar Nederland was gekomen. Via Facebook was hij in contact gekomen met een man genaamd ‘ [verdachte] ’ bij wie hij kon logeren in de woning waar hij die ochtend was aangetroffen. Ook wordt tijdens het gesprek duidelijk dat [naam 5] gebruik maakt van het telefoonnummer + [nummer] . [91]
Uit de chatgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 2] op 17 oktober 2020 naar verdachte een foto stuurde van de voorzijde van een Portugees verblijfsdocument op naam van [naam 5] , dat geldig was tot 26 juni 2022. Hierna stuurde [medeverdachte 2] verdachte het volgende bericht: "
I fixed this man . looks strong. talked every thing. About Corona ,lockdown ,work,Salary,house etc.", "I talked him also About construction work"en
“Can i tell him to book a flight ?".Verdachte antwoordde hierop bevestigend. Op dezelfde dag stuurde [medeverdachte 2] naar verdachte een foto van de boekingsgegevens van een ticket op naam van [naam 5] voor een vlucht op 21 oktober 2020 vanuit Lissabon naar Amsterdam. [92] De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [naam 5] vanaf 21 oktober 2020 in Nederland verbleef.
Uit de brief van de IND van 2 september 2021 blijkt dat van [naam 5] geen verblijfsaanvraag bekend is. [93]
Werken
Verdachte heeft ter terechtzitting van 22 september 2025 verklaard dat hij zich de naam [naam 5] niet meer goed kan herinneren. Na het tonen van een foto van [naam 5] , verklaarde hij dat hij denkt dat ook [naam 5] voor [naam bedrijven] heeft gewerkt. [94]
Betreffende de periode waarin [naam 5] voor [naam bedrijven] heeft gewerkt, is het volgende van belang.
In de telefoon van verdachte stond een contact opgeslagen met nummer + [nummer] onder de naam ‘ [naam 5] 2020’ en een contact met nummer + [nummer] onder de naam ‘ [opgeslagen naam] ’. [95] Tijdens het informatieve gesprek met [naam 5] is vastgesteld dat hij gebruik maakte van het nummer + [nummer] . [96] De man op de foto in de detailgegevens van het telefoonnummer + [nummer] vertoonde overeenkomsten met de man op de foto van het telefoonnummer + [nummer] , waarvan [naam 5] gebruik maakte. [97]
In de telefoon van verdachte stond een chatgesprek met het nummer + [nummer] , waarin verdachte op 24 november 2020 het volgende bericht stuurde: ‘
Be ready at 6:30.. No wnl tomorrow’.Op 5 januari 2021 stuurde verdachte naar dit nummer het bericht
: “ [naam 5] come tomorrow morning with [naam 4] at 7:30 to spui 112 ..constructionwork other place …but I’ll pick you at spui 112.”Op 18 mei 2025 stuurde verdachte:
“Be ready with [naam 6] around 9:30 ... Ruiterkade ... take key from [naam 4] [adres] stairhouses’”. Op 3 november 2020 stuurde de gebruiker van het nummer + [nummer] naar verdachte een foto van een handgeschreven urenlijst vanaf 21 oktober 2020 tot en met mei 2021. [98] Op 19 mei 2021 stuurde de gebruiker van het telefoonnummer + [nummer] naar verdachte een overzicht met urenlijsten van 1 mei 2021 tot en met 18 mei 2021. [99]
Gelet op het feit dat [naam 5] op 21 oktober 2020 in Nederland is gearriveerd, vanaf dat moment lijsten met gewerkte uren aan verdachte zijn doorgegeven, zijn voornaam overeenkomt met de naam van de opgeslagen contacten (bij de twee nummers die eindigen op - [nummer] en - [nummer] ) in de telefoon van verdachte en de persoon op de foto overeenkomsten vertoont met de persoon op de foto van het nummer + [nummer] waar [naam 5] in ieder geval gebruik van maakte, gaat de rechtbank ervan uit dat ook het nummer + [nummer] bij [naam 5] in gebruik was.
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat [naam 5] in ieder geval van 21 oktober 2020 tot en met 31 mei 2021 voor [naam bedrijven] heeft gewerkt.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat voor [naam 5] geen TWV is aangevraagd. [100]
Wonen
[naam 5] heeft verklaard dat hij verbleef in de woning waar hij is aangetroffen. [101] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij denkt dat [naam 5] een korte periode in de woning op de [adres bedrijven] heeft verbleven en dat dit dan via verdachte is gegaan. [102]
6. [naam 6]
Verblijf
Tijdens de doorzoeking in de woning aan de [adres bedrijven] op 4 juni 2021 is [naam 6] op de bovenste verdieping in een van de kamers aangetroffen. [103] Hij heeft verklaard dat hij vanuit [geboorteplaats] via Italië naar Portugal is doorgereisd alwaar hij een verblijfsdocument heeft ontvangen. In maart 2021 is hij vanuit Lissabon naar Nederland gevlogen, waar hij werd opgehaald door een landgenoot genaamd ‘ [medeverdachte 2] ’. [medeverdachte 2] vertelde aan [naam 6] dat een meneer genaamd ‘ [roepnaam verdachte 1] ’ werk voor hem zou kunnen regelen, hetgeen hij deed voor de gehele Nepalese gemeente.
verklaarde dat hij de kamer waarin hij is aangetroffen heeft gehuurd. Hij heeft hiervoor eenmalig 250,- euro aan verdachte betaald. Volgens [naam 6] is de moeder van verdachte degene die alles regelt. [104]
Uit de chatgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 2] volgt dat [medeverdachte 2] verdachte op 22 februari 2021 een foto stuurde van de voorzijde van een Portugese verblijfvergunning op naam van [naam 6] , geboren op [geboortedatum] , dat geldig was tot 11 januari 2023. Daarna stuurde [medeverdachte 2] naar verdachte een bericht met de volgende inhoud: "
"This boy is final for coming here. 27 Yrs .Planning to start work from next week. Need your permission to call him".Verdachte antwoordde hierop: "
Let him come". Op 24 februari 2021 stuurde [medeverdachte 2] verdachte een foto van een ticket op naam van [naam 6] voor een vlucht op 2 maart 2021 vanuit Lissabon naar Amsterdam. Op 5 maart 2021 stuurde [medeverdachte 2] naar verdachte:
"He is here. [naam 6] ". [105]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [naam 6] vanaf 2 maart 2021 in Nederland verbleef.
Uit de brief van de IND van 2 september 2021 blijkt dat van [naam 6] geen verblijfsaanvraag bekend was. [106]
Werken
[naam 6] heeft verklaard dat hij voor werk in Nederland was. Het zou om schoonmaakwerk gaan en hij zou op dat moment ongeveer twee tot drie maanden werken. [107] Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [naam 6] voor [verdachte] heeft gewerkt. [108] In de telefoon van verdachte is een chatgesprek aangetroffen met het telefoonnummer + [nummer] , opgeslagen onder de naam ‘ [naam 6] ’. Deze persoon stelde zich op 22 maart 2021 voor als [naam 6] . Vanuit dit telefoonnummer werden de gewerkte uren vanaf 3 maart 2021 tot en met 30 mei 2021 verstuurd naar verdachte. [109]
Gelet op het feit dat [naam 6] op 2 maart 2021 in Nederland is gearriveerd, de persoon met het nummer + [nummer] vanaf 3 maart 2021 informatie over gewerkte uren naar verdachte doorstuurde, de naam waarmee de gebruiker van het telefoonnummer zich aan verdachte voorstelde overeenkomt met de voornaam van [naam 6] , gaat de rechtbank ervan uit dat het nummer + [nummer] bij [naam 6] in gebruik was.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [naam 6] van 3 maart 2021 tot en met 30 mei 2021 voor [naam bedrijven] werkte.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat voor [naam 6] geen TWV is aangevraagd. [110]
Wonen
[naam 6] heeft verklaard dat hij in de woning aan de [adres bedrijven] een kamer huurde. [111] Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [naam 6] in hetzelfde huis woonde. Dat was het huis van de moeder van [verdachte] . [112] De rechtbank stelt gelet hierop vast dat [naam 6] in de woning aan de [adres bedrijven] verbleef.
7. [naam 7]
Verblijf
had een (tijdelijk) Portugees verblijfsdocument, geldig tot 30 juli 2020. [113] Uit de brief van de IND van 2 september 2021 blijkt dat van [naam 7] geen verblijfsaanvraag bekend is bij IND. [114]
Werken
In de telefoon van verdachte stonden twee contacten met de naam ‘ [naam 7] ’ opgeslagen. Het telefoonnummer + [nummer] stond opgeslagen als ‘ [naam 7] app Nepali’ en het nummer + [nummer] als ‘ [naam 7] Cleaner’. Met het nummer + [nummer] zijn chatgesprekken gevoerd in de periode van 3 april 2019 tot en met 2 september 2019 en met het nummer + [nummer] in de periode van 22 maart 2019 tot en met 2 september 2019. [115] Het telefoonnummer opgeslagen als [naam 7] app Nepali stuurde op 29 april 2019 een foto van de voor- en achterkant van een tijdelijke Portugese verblijfsvergunning op naam van [naam 7] naar verdachte. Op 6 juli 2019 werd met het nummer van [naam 7] app Nepali een foto van een Nepalees paspoort op naam van [naam 7] naar verdachte gestuurd. Daarnaast werden er berichten over het betalen van de huur naar [naam 7] app Nepali gestuurd. [116]
In de telefoon van verdachte staan diverse chatberichten die gestuurd zijn in de periode van 28 april 2019 tot en met 29 juli 2019 en die betrekking hebben op het uitvoeren van werkzaamheden door [naam 7] in opdracht van verdachte. In de periode van 1 mei 2019 tot en met 2 september 2019 werd vanuit het telefoonnummer van [naam 7] app Nepali (+ [nummer] ) iedere maand, en soms ook tussentijds, een overzicht verstuurd met het aantal uren van de voorgaande maand naar verdachte. Hierbij werd vermeld dat het de urenoverzichten van [naam 7] betrof. [117] Uitgaande van het totaalbedrag van 1.740,- euro zou het uurloon ongeveer 5,08 euro bedragen. [118] De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande van uit dat voornoemde nummers bij [naam 7] in gebruik waren en dat hij, gelet op de inhoud van de berichten, van april 2019 tot augustus 2019 voor [naam bedrijven] heeft gewerkt.
Uit de gegevens van het UWV volgt dat voor [naam 7] geen TWV is aangevraagd. [119]
Wonen
[naam 1] heeft verklaard dat hij denkt dat [naam 7] vanaf kerst 2018 tot en met april 2019 in de woning op de [adres bedrijven] woonde. [120] [naam 2] heeft verklaard dat [naam 7] in ieder geval tot 3 juli 2019 in het huis heeft gewoond en hij denkt dat dit voor een periode van acht tot tien maanden is geweest. [121] Volgens [naam 1] moesten [naam 7] en zijn partner ook huur betalen. [122] Verdachte heeft aan [naam 7] op 1 september 2019 het volgende bericht gestuurd: “
you are leaving Tomorrow can you pay rent of August today[…]. [123]
8. [naam 8]
Verblijf
Uit de chatgesprekken die zijn gevoerd tussen verdachte en [medeverdachte 2] volgt dat zij contact hebben gehad over een persoon genaamd [naam 8] (hierna: [naam 8] ). Op 12 augustus 2019 stuurde [medeverdachte 2] een foto van een Portugese verblijfsvergunning op naam van [naam 8] naar verdachte. Daarbij stuurde [medeverdachte 2] de volgende berichten: “
This guy from Devin malla wants to come any time"en "
Can I fix his ticket?". Daarop antwoordde verdachte: "
Yess fix the ticket". Op 12 augustus 2019 stuurde [medeverdachte 2] een foto van een vliegticket van Lissabon naar Portugal (de rechtbank leest: Amsterdam) op 14 augustus 2019 op naam van [naam 8] , geboren op [geboortedatum] . Op 14 augustus 2019 stuurde hij naar verdachte: “
the new guy arrived , tomorrow going to work in Ramgracht”. [124]
De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte voor [naam 8] een ticket heeft laten kopen en dat [naam 8] op 14 augustus 2019 in Nederland is gearriveerd met het doel om te gaan werken voor [naam bedrijven] .
Werken en wonen
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [naam 8] ook daadwerkelijk voor [naam bedrijven] heeft gewerkt. De rechtbank kan evenmin vaststellen waar [naam 8] vanaf zijn aankomst in Nederland heeft verbleven. Of [naam 8] door verdachte en [medeverdachte 1] is voorzien van huisvesting kan dan ook niet worden vastgesteld. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging voor zover het gaat om feit 1 worden vrijgesproken.
5.3.3.
Tussenconclusie
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
De rechtbank stelt op basis van voornoemde feiten en omstandigheden vast dat de personen vermeld onder 1 tot en met 7 in de periode van 1 juni 2017 tot aan de aanhouding van verdachte op 4 juni 2021, zonder TWV voor [naam bedrijven] hebben gewerkt en in de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres bedrijven] hebben verbleven. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte ten minste drie personen heeft vervoerd in het kader van de werkzaamheden.
[naam 1] en [naam 2]
[naam 1] had in de ten laste gelegde periode, in ieder geval bij aanvang van zijn werkzaamheden voor [naam bedrijven] , geen verblijfsstatus in Nederland. Hij beschikte niet over een geldig verblijfsdocument en was een uitgeprocedeerde asielzoeker. Bij de IND en het UWV was geen informatie bekend op grond waarvan dat hij legaal arbeid mocht verrichten in Nederland. Dat maakt dat de rechtbank vaststelt dat hij wederrechtelijk in Nederland verbleef.
Voor [naam 2] geldt dat hij gedurende een deel van de ten laste gelegde periode een verblijfsstatus in Nederland had, maar vaststaat dat hij gedurende zijn verblijf in Nederland geen arbeid mocht verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. Nu duidelijk is geworden dat hij voor [naam bedrijven] arbeid heeft verricht zonder TWV, was ook zijn verblijf in Nederland wederrechtelijk.
[naam 3] , [naam 5] , [naam 4] , [naam 6] en [naam 7]
Over de wederrechtelijkheid van het verblijf van de personen 3 tot en met 7 overweegt de rechtbank als volgt.
[naam 3] , [naam 5] , [naam 4] , [naam 6] en [naam 7] beschikten weliswaar over een (tijdelijke) Portugese verblijfsvergunning zodat het voor hen in beginsel was toegestaan om naar Nederland te reizen en in Nederland te verblijven. Echter, volgens artikel 8, eerste lid onder a Vw is het slechts toegestaan om in Nederland te verblijven, indien en zolang het bij en krachtens de Vw bepaalde in acht wordt genomen. Eén van die voorwaarden is dat – op grond van artikel 12, eerste lid onder c, Vw – geen werkzaamheden mogen worden verricht in strijd met de Wav. Het verblijf van de vreemdeling die zich niet aan de desbetreffende voorwaarden houdt, is als wederrechtelijk in de zin van artikel 197a Sr aan te merken.
Voor geen van de in de tenlastelegging genoemde personen is een TWV aangevraagd of afgegeven. Evenmin bestond er voor de personen 3 tot en met 7 een andere grond op basis waarvan zij in Nederland mochten werken. Nu deze personen naar Nederland zijn gekomen, met het doel om arbeid te verrichten en in strijd met de Wav arbeid hebben verricht, was hun verblijf in Nederland wederrechtelijk. [125]
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Bewezen is dat [naam 8] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] allen naar Nederland zijn gereisd met het voornemen om voor [naam bedrijven] te gaan werken. Zij beschikten daarvoor niet over de juiste papieren. Gelet op het voornemen om in Nederland te gaan werken, dat reeds bij het inreizen bij deze personen bestond, is de rechtbank van oordeel dat niet alleen het verblijf in Nederland, maar ook de toegang tot Nederland bij deze personen wederrechtelijk was (vergelijk: ECLI:NL:GHARL:2021:3750).
5.3.4.
Handelen van verdachte
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
Verdachte heeft de personen 1 tot en met 7 tegen betaling werk voor [naam bedrijven] laten verrichten. Afspraken werden mondeling gemaakt en de vreemdelingen werden zwart uitbetaald. Waar, wanneer en hoe laat de werknemers moesten werken, hoorden zij van verdachte, [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] . Alle personen hebben gedurende hun werkzaamheden voor [naam bedrijven] in de woning van [medeverdachte 1] verbleven. Ten minste drie personen hebben verklaard dat verdachte hen naar de locatie van de werkzaamheden heeft vervoerd, waaronder [naam 1] en [naam 2] .
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
[naam 8] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] zijn (al dan niet vanuit [geboorteplaats] ) via Portugal naar Nederland gereisd. [medeverdachte 2] heeft voor deze personen telkens toestemming aan verdachte gevraagd of zij een ticket konden boeken. [medeverdachte 2] liet aan verdachte weten dat zij geschikt waren om te werken. Uit de vertaalde chatgesprekken die [medeverdachte 2] met (sommigen van) hen voerde, volgt dat het voornemen was dat de personen na aankomst in Nederland zouden gaan werken. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden bewezen dat verdachte deze personen behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot Nederland door [medeverdachte 2] te laten optreden als contactpersoon en hen vliegtickets te laten kopen.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde:
Verdachte is daarmee naar het oordeel van de rechtbank behulpzaam geweest bij het verschaffen van toegang tot en verblijf in Nederland, zoals bedoeld in artikel 197a Sr.
5.3.5.
Wetenschap van de wederrechtelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wist dat de toegang tot en het verblijf in Nederland wederrechtelijk was, en dat de in de tenlastelegging genoemde personen niet mochten werken in Nederland. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft bij zijn verhoor op 5 juni 2021 verklaard dat het hem in 2018 wel eens is overkomen dat de papieren van een werknemer niet klopten en dat een werkgever mensen pas mag tewerkstellen als hij alles heeft gecontroleerd. [126] Vaststaat dat verdachte de verblijfsstatus van de personen 1 tot en met 7 niet (voldoende) heeft gecontroleerd en dat hij voor hen geen TWV heeft aangevraagd.
Op 4 november 2021 heeft verdachte verklaard dat hij enige tijd voor het gesprek met de Arbeidsinspectie, een aanvraag voor een TWV voor [naam 11] heeft opgesteld. [127] Totdat haar papieren in orde waren, zou hij haar 5,- euro per uur betalen. Dit zou later verrekend worden. [128] Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij 5,- euro per uur een redelijk bedrag vindt voor iemand die illegaal in Nederland verblijft. [129]
[naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] voorafgaand aan de start van de werkzaamheden wisten dat hun verblijf in Nederland wederrechtelijk was.
Vaststaat ook dat de personen 1 tot en met 7 voor hun werkzaamheden ongeveer 5,- euro per uur betaald kregen. Voor geen van deze personen is loonaangifte gedaan bij de Belastingdienst, terwijl over het loon van andere werknemers wèl aangifte is gedaan. [130]
Tot slot heeft verdachte op 24 mei 2021 van een contact genaamd [naam contact] het volgende bericht ontvangen: “
[verdachte] , zijn de papieren van [naam 5] goed”, “Hij heeft Portugese verblijf .. geen paspoort” en “
Hij mag officieel hier niet werken”. [131]
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wist dat de toegang en het verblijf van de personen afkomstig uit Portugal ( [naam 3] , [naam 5] , [naam 4] , [naam 6] en [naam 7] ) wederrechtelijk was.
5.3.6.
Medeplegen
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter zitting leidt de rechtbank af dat alle personen onder 1 tot en met 7 gedurende hun werkzaamheden voor [naam bedrijven] in één van de woningen van [medeverdachte 1] verbleven. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn beiden vennoot van de vennootschappen, die [naam bedrijven] worden genoemd.
Hoewel uit het dossier volgt dat verdachte zich vooral bezighield met de werkzaamheden van [naam bedrijven] en hij de huisvesting van de personen 1 tot en met 7 overliet aan [medeverdachte 1] , wordt uit de inhoud van hun telefoons afgeleid dat ook [medeverdachte 1] nauw betrokken was bij de werknemers van [naam bedrijven] . Zij stuurde hen aan, werkte nieuwe werknemers in en bemoeide zich met de betaling van hun salaris. Verdachte heeft zelf verklaard dat het bedrijf niet draait zonder zijn moeder. [132]
Getuige [naam getuige 2] , in dienst bij [naam klant] , een klant van [naam bedrijven] , heeft verklaard dat verdachte de werkgever was en zijn moeder de directrice. Zij deed met name de schoonmaak van huizen en getuige zag haar wel eens als zij mensen bracht. Eén van de medewerkers van [naam bedrijven] , [naam 9] , noemde haar ‘madame’. [133] Onder die naam stond zij ook opgeslagen in de telefoon van [naam 2] . [naam 9] heeft ook verklaard dat ‘ [medeverdachte 1] ’ altijd streng was als zij werkten, zij erop toezag dat zij secuur waren en zij hun schoonmaakwerk controleerde. [134]
Volgens [naam 6] , die ook in de woning verbleef, was de moeder van verdachte degene die alles regelde. [135]
[naam 1] heeft verklaard dat hij, toen hij voor [naam bedrijven] ging werken, [medeverdachte 1] als eerste fysiek ontmoette. Dit was op het kantoor aan de [adres] . [136]
Verdachte hield zich op zijn beurt ook deels bezig met de organisatie rondom de huisvesting van de in de tenlastelegging genoemde personen. Zo betaalde [naam 6] aan verdachte 250,- euro aan huur voor de kamer, vertelde verdachte aan [naam 5] dat hij in de woning van zijn moeder mocht verblijven en heeft verdachte ook voor [naam 4] het verblijf in die woning van zijn moeder geregeld.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat tussen verdachte en [medeverdachte 1] sprake was van een gezamenlijke uitvoering van het onder 1 primair tenlastegelegde, waaraan zij allebei een intellectuele en materiële bijdrage hebben geleverd. Dat maakt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] en dat het ten laste gelegde medeplegen wordt bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde medeplegen:
Verdachte heeft voorafgaand aan de ten laste gelegde periode, te weten op 26 juli 2019, aan [medeverdachte 2] , die voor hem werkte, het volgende bericht gestuurd: “
only you and [naam 14] stay” en “
All others without paper we stop”.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen dat [medeverdachte 2] in de ten laste gelegde periode wist dat de toegang tot Nederland van [naam 8] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] wederrechtelijk was. Evenmin is bewezen dat [medeverdachte 2] ernstige reden had dit te vermoeden. Van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] is om die reden geen sprake, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
5.3.7.
Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde winstbejag
Dat verdachte en [medeverdachte 1] hebben gehandeld uit winstbejag, leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat zij met betrekking tot de personen onder 1 tot en met 7 geen loonaangifte hebben gedaan en geen werkgeverslasten hebben afgedragen. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben daarmee de verplichte loonheffingen en werkgeverslasten uitgespaard voor hun ondernemingen. Daarnaast hebben zij (een aantal van) deze werknemers een lager uurloon uitbetaald dan waar zij overeenkomstig de cao recht op hadden. Daar komt nog bij dat zij deze personen huur hebben laten betalen voor het verblijf in een kamer in de woning van [medeverdachte 1] , terwijl kamergewijze verhuur niet was toegestaan. Ook op die manier hebben verdachte en [medeverdachte 1] aan de werknemers verdiend. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het handelen van verdachte en [medeverdachte 1] gericht was op verrijking.
5.3.8.
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde beroep of gewoonte
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte een beroep en een gewoonte van zijn handelen heeft gemaakt. Verdachte heeft gedurende een langere periode, op een gestructureerde en georganiseerde wijze meerdere personen geholpen bij hun wederrechtelijk verblijf in en toegang tot Nederland.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht, bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1, primair:
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 4 juni 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander,
personen (AMB-018-01 tot en met AMB-018-03, AMB-018-05 t/m AMB-018-07, AMB-018-09, te weten:
1. [naam 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
2. [naam 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3. [naam 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
4. [naam 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
5. [naam 5] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] );
6. [naam 6] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
7. [naam 7] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ) of op [geboortedatum] te
[geboorteplaats] );
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door:
- hen (nummer 1 tot en met 7) tegen betaling werk te laten verrichten voor Schoonmaakbedrijf [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en;
- hen (nummer 1, tot en met 7) te voorzien van huisvesting op [adres bedrijven] , en;
- hen (nummer 1 en 2) heeft vervoerd in het kader van het mogelijk maken van werkzaamheden,
terwijl hij, verdachte, wist en zijn mededader ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was
en verdachte van het plegen van dit feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
ten aanzien van feit 2
in de periode van 12 augustus 2019 tot en met 2 maart 2021 in Nederland,
personen, te weten:
1. [naam 8] , geboren op [geboortedatum] , geboorteplaats niet bekend;
2. [naam 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3. [naam 5] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] );
4. [naam 6] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
- door [medeverdachte 2] op te laten treden als contactpersoon voor hen in Nederland, en:
- door (voor) hen een vliegticket naar Nederland te laten kopen;
terwijl hij, verdachte, wist dat die toegang wederrechtelijk was
en verdachte van het plegen van dit feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

9.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met verwijzing naar soortgelijke zaken bepleit dat de eis van de officier van justitie veel te hoog is.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen en rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte is behulpzaam geweest bij de wederrechtelijke toegang tot Nederland van vier personen. Daarnaast heeft hij samen met zijn moeder ( [medeverdachte 1] ) zeven personen geholpen bij hun wederrechtelijke verblijf in Nederland, door hen tegen betaling te laten werken, te huisvesten en een aantal van hen naar het werk te vervoeren, terwijl hij wist dat hun verblijf in Nederland wederrechtelijk was.
Verdachte heeft verklaard dat hij altijd hard voor zijn ondernemingen heeft gewerkt en dat het – onder meer als gevolg van de Coronapandemie – moeilijk was om voor al het werk personeel te vinden. Hoewel voorstelbaar, neemt de rechtbank het hem zeer kwalijk dat hij er vervolgens voor heeft gekozen om het werk te laten uitvoeren door mensen die hier niet mochten zijn en/of niet mochten werken. Hij heeft daarbij namelijk geen enkel oog gehad voor de kwetsbare en afhankelijke positie, waarin hij deze werknemers plaatste, terwijl hij zichzelf de werkgeverslasten en loonbelasting heeft bespaard. Het handelen van verdachte heeft het restrictieve toelatingsbeleid van de Nederlandse overheid ondermijnd en het illegaal verblijf en illegale arbeid in Nederland bevorderd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 16 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de voorlichtingsrapportage over verdachte van 20 september 2025, op verzoek van de verdediging opgesteld door F. Croonen. Daarin wordt geadviseerd om aan verdachte in het geval van een veroordeling een voorwaardelijke straf op te leggen met als voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
Dat verdachte nadat hij in verzekering is gesteld op dezelfde wijze is doorgegaan, zoals de officier van justitie heeft betoogd, kan onvoldoende worden vastgesteld en wordt dan ook niet betrokken bij de bepaling van de op te leggen straf. Het voorwaardelijke verzoek tot het horen van de boekhouder van verdachte dat de verdediging heeft gedaan, voor het geval de rechtbank dit wel bij het bepalen van de straf zou betrekken, hoeft daarom niet te worden beoordeeld.
De op te leggen straf
De ernst van de bewezen feiten rechtvaardigt zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur ervan heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor mensensmokkel, die voor wat betreft feit 2 (artikel 197a lid 1 Sr) een gevangenisstraf van drie maanden per gesmokkelde persoon als vertrekpunt vermelden.
Dit oriëntatiepunt is naar de letter niet van toepassing op feit 1. Dat betekent dat de rechtbank ook heeft gekeken naar wat in vergelijkbare zaken aan straffen wordt opgelegd. Tot slot weegt de rechtbank mee dat ten aanzien van de personen [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] sprake is van een voortgezette handeling van behulpzaam zijn bij de wederrechtelijke toegang en bij het wederrechtelijk verblijf.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse staat tegenover de betrokkene een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als een zodanige handeling te gelden. Wel moeten de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als zo'n handeling worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Verdachte is op 4 juni 2021 in verzekering gesteld. Daaraan kon de verdachte in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem door het openbaar ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. Van bijzondere omstandigheden is niet gebleken. Dat betekent dat de redelijke termijn op 4 juni 2023 is geëindigd. De rechtbank wijst op 3 november 2025 vonnis, zodat de redelijke termijn met twee jaar en vijf maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank acht alles afwegend en gelet op de oriëntatiepunten en wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden passend, maar oordeelt dat gelet op de forse termijnoverschrijding een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer passend is. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de langdurige procedure ingrijpende gevolgen heeft gehad voor verdachte, zoals hij ter zitting heeft verklaard.
Ter normbevestiging en om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen, zal verdachte worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van twee jaar en zal de rechtbank daarnaast de maximale taakstraf van 240 uur opleggen, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht. Hoewel de voorwaardelijke straf er ook voor is bedoeld om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout ingaat, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden. Het opgemaakte reclasseringsrapport schat de kans op herhaling in als laag en biedt verder ook geen concrete aanknopingspunten voor de inzet van een behandeling en/of begeleiding om herhaling te voorkomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 56 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde
de voortgezette handeling van:
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt en in vereniging wordt begaan door meerdere personen
en
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt en in vereniging wordt begaan door meerdere personen
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Grüschke, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en M.C. Danel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 9 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:222.
2.Aanvankelijk is de aangifte van [naam 2] (tegen verdachte) ondergebracht onder het onderzoek Brookfield en de aangifte van [naam 1] onder de naam Barron. Voornoemde onderzoeken zijn vervolgens samengevoegd en voortgezet onder het onderzoek Barron.
3.Waarna hierna wordt verwezen naar paginanummers, betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 december 2021, opgemaakt door Inspectie SZW, Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, directie Opsporing, kantoor Den Haag, met proces-verbaalnummer 6640-2019-0098, en doorgenummerd pagina 001 tot en met 1310.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 412.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad 5 en 8.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad 8 en 9.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad 12.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad 9.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] door de rechter-commissaris, blad 2.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , door de rechter-commissaris, blad 5.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 502 en 503.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] door de rechter-commissaris, blad 3.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] door de rechter-commissaris, blad 2.
14.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 503 en 504 en Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad 9.
15.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 529.
16.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 476.
17.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 529 en proces-verbaal van verhoor aangever, p. 472.
18.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 475 en 476.
19.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 529.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 583 en 584.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 879.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 688.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
25.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1130.
26.Een geschrift, te weten een e-mail van de IND van 17 september 2025.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 607 tot en met 610.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 616 tot en met 618.
29.Proces-verbaal van observatie, p. 1200 tot en met 1203.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1205 tot en met 1211.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 882.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 52.
33.Proces-verbaal van observatie, p. 1205 tot en met 1211.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 751 en 753 ( [naam 11] ) en p. 762 en 764 ( [naam 4] ).
35.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming p. 1087 en 1088.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 885, DOC-019-01, p. 1292 en DOC-019-2, p. 1298 tot en met 1301.
37.Proces-verbaal onderzoek mobiel toestel, p. 666 en 667.
38.Proces-verbaal van doorzoeking digi pand B, p. 668 en 669 en proces-verbaal van bevindingen, p. 864 tot en met 875.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 790.
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 30.
41.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 22 september 2025.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 901 tot en met 903.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 902.
45.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 498.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 825.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 903.
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 877.
49.Proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte [medeverdachte 2] , p. 182.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 825 tot en met 848.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 901 tot en met 911.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 887 tot en met 900.
53.Hoge Raad 15 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA8499, NJ 2008/62 en Hoge Raad 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ3574, NJ 2010/279 m.nt. Schalken onder NJ 2010/281).
54.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad. 7.
55.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1130.
56.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] door de rechter-commissaris, blad. 8 en 9, en proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] , p. 509.
57.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] , p. 418 en proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] , p. 507.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
59.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , blad 9 en Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 509.
60.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] bij de rechter-commissaris, blad 2 en Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] bij de rechter-commissaris, blad 9.
61.Een geschrift, te weten een e-mail van de IND van 17 september 2025.
62.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] bij de rechter-commissaris, blad 2.
63.Proces-verbaal van bevindingen, p. 724, 725 en 726.
64.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] , p. 507.
65.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] bij de rechter-commissaris, blad 9 en Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] bij de rechter-commissaris, blad 2.
66.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 514 en 515.
67.Bijlagendossier, p. 1247 en 1248.
68.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1132.
69.Proces-verbaal van bevindingen, p. 832.
70.Proces-verbaal van verhoor getuige. 574 en 575.
71.Proces-verbaal van bevindingen, p. 742.
72.Proces-verbaal van bevindingen, p. 696.
73.De verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting van 22 september 2025.
74.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
75.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 514 en 515.
76.Proces-verbaal, p. 1200 tot en met 1204.
77.Proces-verbaal van bevindingen, p. 763.
78.Een geschrift, te weten een verklaring getuige, p. 1173.
79.Proces-verbaal van bevindingen, p. 768.
80.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1132.
81.Een geschrift, te weten een verklaring getuige, p. 1174 en 1175.
82.Proces-verbaal van bevindingen, p. 842.
83.Een geschrift, te weten een verklaring overtreder, p. 1184 en 1185.
84.Een geschrift, te weten een vertaald chatbericht, p. 1307.
85.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
86.Een geschrift, te weten een verklaring getuige, p. 1173, 1174.
87.Een geschrift, te weten een verklaring getuige, p. 1176.
88.Een geschrift, te weten een verklaring overtreder, p. 1187.
89.Een geschrift, te weten een vertaald chatbericht, p. 1307.
90.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 1087 en 1088.
91.Proces-verbaal van bevindingen, p. 703.
92.Proces-verbaal van bevindingen, p. 843.
93.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1132.
94.De verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting van 22 september 2025.
95.Proces-verbaal van bevindingen, p. 773.
96.Proces-verbaal van bevindingen, p. 703.
97.Proces-verbaal van bevindingen, p. 773.
98.Proces-verbaal van bevindingen, p. 773 en 774.
99.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774 en 775.
100.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
101.Proces-verbaal van bevindingen, p. 703.
102.De verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting van 22 september 2025.
103.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, p. 1087 en 1088.
104.Proces-verbaal van bevindingen, p. 700.
105.Proces-verbaal van bevindingen, p. 845.
106.Een geschrift, te weten een brief van de IND, p. 1132.
107.Proces-verbaal van bevindingen, p. 700.
108.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 192.
109.Proces-verbaal van bevindingen, p. 782 en 783.
110.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
111.Proces-verbaal van bevindingen, p. 700.
112.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 192.
113.Proces-verbaal van bevindingen, p. 802.
114.Proces-verbaal van bevindingen, p. 601.
115.Proces-verbaal van bevindingen, p. 802.
116.Proces-verbaal van bevindingen, p. 802 en 803.
117.Proces-verbaal van bevindingen, p. 804.
118.Proces-verbaal van bevindingen, p. 804.
119.Proces-verbaal van bevindingen, p. 823 en 824.
120.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 472.
121.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 526 en 527.
122.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 417 en 431.
123.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1006.
124.Proces-verbaal van bevindingen, p. 834. De rechtbank merkt de vermelding ‘Portugal’ in dit proces-verbaal aan als een kennelijke verschrijving, gelet op de context en gelet op p. 188 van het proces-verbaal van bevindingen waar het desbetreffende bericht aan [medeverdachte 2] in zijn verhoor als verdachte wordt voorgehouden en waar de verbalisanten ‘Amsterdam’ als eindbestemming noemen.
125.Zie ook: Hoge Raad 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ3574.
126.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 46.
127.Een geschrift, te weten een verklaring overtreder, p. 1184.
128.Een geschrift, te weten een verklaring overtreder, p. 1187.
129.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 53.
130.Proces-verbaal van bevindingen, p. 607 tot en met 610 en proces-verbaal van bevindingen 612 tot en met 615.
131.Proces-verbaal van bevindingen, p. 775.
132.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 82.
133.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 559.
134.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 9] bij de rechter-commissaris, blad 6.
135.Proces-verbaal van bevindingen, p. 699.
136.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] bij de rechter-commissaris, blad 8.