ECLI:NL:RBBRE:2008:BE8887
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de waarde voor overdrachtsbelasting bij inbreng in commanditaire vennootschap
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 24 juni 2008, staat de vraag centraal over de waarde waarover overdrachtsbelasting moet worden berekend bij de inbreng van een pand in een commanditaire vennootschap (CV). De belanghebbende, een commanditair vennoot, heeft een pand ingebracht waarvan de fiscale boekwaarde door de beherend vennoot is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de verkrijging van het economische eigendom beperkt is tot een percentage van de onverdeeldheid en dat de overdrachtsbelasting moet worden berekend over de waarde van het verkregen gedeelte van de economische eigendom, niet over de waarde van het pand zelf.
De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag wordt verminderd tot € 2.000 en de boete tot € 200. De rechtbank wijst de inspecteur aan als de rechtspersoon die de proceskosten van de belanghebbende moet vergoeden, en gelast dat de Staat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.
De rechtbank behandelt ook de vraag van de waarde voor de maatstaf van heffing, waarbij de belanghebbende stelt dat de waarde moet worden gebaseerd op een minnelijke taxatie, terwijl de inspecteur een andere waarde voorstelt. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2007 moet worden genomen, en dat de boete terecht is opgelegd, maar deze wordt verlaagd naar evenredigheid met de vermindering van de belasting.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.