Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser ], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
20 juli 2010. Bij uitspraak van 22 juli 2011 heeft de rechtbank het beroep gericht tegen de beslissing op bezwaar gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. Hieraan ligt ten grondslag het medisch advies van Bureau Medische Advisering van 8 april 2011.
Aan het inreisverbod heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser Nederland ingevolge artikel 62, tweede lid, van de Vw 2000 onmiddellijk moet verlaten (artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000).
25 augustus 2012 wederom rechtmatig verblijf had en de Terugkeerrichtlijn niet op hem van toepassing was. Eiser heeft evenwel geen gehoor gegeven aan de uitnodiging van verweerder om zijn asielaanvraag op 6 september 2012 te ondertekenen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat eiser die aanvraag niet heeft ondertekend, omdat hij uiteindelijk had besloten om toch geen asiel te vragen. Volgens de gemachtigde van eiser valt eiser dan ook onder de Terugkeerrichtlijn. Een en ander betekent in dit geval dat achteraf bezien moet worden vastgesteld dat verweerder op 6 september 2012 – toen eiser niet verscheen om zijn aanvraag te ondertekenen – er terecht van uit is gegaan dat eiser vanaf dat moment niet langer de wens had om internationale bescherming te krijgen en dus niet meer als asielzoeker diende te worden beschouwd. Doordat eiser vanaf dat moment weer illegaal in Nederland verbleef, moest verweerder het terugkeerbesluit tegen hem uitvaardigen, dat thans ter toetsing voorligt.
22 april 2009 en van 20 januari 2010 tot 20 juli 2010 heeft eiser weliswaar respectievelijk een verblijfsvergunning en uitstel van vertrek gehad, maar zowel vóór 22 april 2008 als ná 20 juli 2010 heeft eiser ondanks besluiten daartoe Nederland niet uit eigen beweging verlaten. Voorts heeft eiser zich in Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk bediend van een andere naam en in het nader gehoor van 6 juni 2002 heeft hij verklaard bij zijn eerste en tweede asielaanvraag gebruik te hebben gemaakt van een valse naam. Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiser tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit. Tot slot heeft eiser niet betwist dat hij meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid. Reeds bij deze stand van zaken heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
tunc-toetsing in beroep). Anders dan de gemachtigde van eiser ter zitting van de rechtbank heeft bepleit, biedt het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van
19 februari 1998, inzake[naam 2] (ECLI:NL:XX:1998:AG8817) geen grond voor de conclusie dat deze wijze van beoordelen in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Dit betekent dat de rechtbank geen rekening kan houden met de door eiser bij brief van 8 oktober 2013 overgelegde nieuwe medische informatie over eiser. Op basis van de ten tijde van het nemen van het bestreden besluit bij verweerder bekende feiten en omstandigheden en meer in het bijzonder de medische situatie van eiser, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien van het uitvaardigen van een inreisverbod af te zien.