In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2014, geregistreerd onder de zaaknummers AWB 13/9472 en AWB 13/9473, wordt de aanvraag van eiseres om wijziging van haar verblijfsvergunning behandeld. Eiseres, een vrouw van Dominicaanse nationaliteit, had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf bij echtgenoot', welke was ingetrokken na haar scheiding. Eiseres verzocht om een verblijfsvergunning onder de beperking 'verblijf bij partner', maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een 'Zambrano-situatie', omdat niet is aangetoond dat de andere ouder, die EU-burger is, niet in staat is om voor het kind te zorgen. Eiseres betoogde dat de jurisprudentie niet meer klopt en dat de Afdeling om moet, verwijzend naar het arrest Alokpa van het Hof van Justitie van de EU. De rechtbank interpreteert het arrest echter anders en bevestigt dat de bestaande jurisprudentie van de Afdeling nog steeds van toepassing is. De rechtbank concludeert dat eiseres geen verblijfsrecht toekomt op basis van de huidige omstandigheden en dat de beroepsgrond faalt. De rechtbank oordeelt verder dat de verweerder niet in strijd heeft gehandeld met artikel 8 van het EVRM en dat de belangen van het kind voldoende zijn meegewogen. De rechtbank vernietigt het besluit van de verweerder enkel voor wat betreft de proceskosten in bezwaar, omdat deze niet waren vergoed. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om de uitzetting te verbieden. De rechtbank veroordeelt de verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.