ECLI:NL:RBDHA:2015:1958
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrek van kosten voor dyslectische dochter in inkomstenbelasting 2011
In deze zaak heeft eiser in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2011 een bedrag van € 15.000 aan persoonsgebonden aftrek opgevoerd, gerelateerd aan kosten voor zijn dyslectische dochter. De verweerder heeft deze kosten in het jaar 2008 wel in aftrek toegelaten, maar weigerde dit voor het jaar 2011. De rechtbank oordeelt dat eiser niet het vertrouwen mocht ontlenen aan de eerdere goedkeuring van de kosten, omdat deze niet expliciet en gemotiveerd door eiser zijn ingediend in de jaren voorafgaand aan 2011. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de omstandigheden niet voldoende zijn om het vertrouwensbeginsel te ondersteunen. Eiser had geen recht op de aftrek, aangezien de kosten niet uitdrukkelijk aan de orde zijn gesteld in de eerdere jaren. De rechtbank benadrukt dat de rechter zich moet houden aan de wet en niet de billijkheid van wettelijke bepalingen kan toetsen. De uitspraak is gedaan door mr. dr. N. Djebali, met mr. T. Blauw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 februari 2015. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag binnen zes weken na verzending.